Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Militairen tijdens de Belgische Revolutie
Militairen tijdens de Belgische Revolutie zijn in 1830 en 1831 ingezet tegen België, nadat dit land zich had afgescheiden van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden.
Inhoud
De Belgische Revolutie
De afscheiding van België
Nadat Napoleon bij Waterloo was verslagen, besloten de geallieerden (Groot-Brittannië, Oostenrijk, Pruisen en Rusland) op het Congres van Wenen in 1815 dat de Zuidelijke Nederlanden en de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden samengevoegd moesten worden tot het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden. In hedendaags spraakgebruik zou men zeggen: Nederland en België werden in 1815 één land onder koning Willem I van Oranje-Nassau.
De verschillen tussen de twee landsdelen bleken echter te groot. In augustus 1830 kwamen de Belgen in opstand en verdreven de regeringstroepen uit heel België, inclusief de gehele, toen nog ongedeelde provincie Limburg. Op 4 oktober 1830 werd de onafhankelijkheid van België uitgeroepen. Vanaf die dag viel ook het huidige Nederlands Limburg onder Belgisch bestuur.
Meteen na de afscheiding kwamen Groot-Brittannië, Oostenrijk, Pruisen en Rusland – de landen die in 1815 het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden hadden gevormd – en Frankrijk in Londen bijeen om met Nederland en België te onderhandelen over een boedelscheiding. De delegaties kwamen in juni 1831 tot een overeenkomst, maar koning Willem I weigerde zijn goedkeuring.
De Tiendaagse Veldtocht
In een poging de Belgische onafhankelijkheid ongedaan te maken, begon koning Willem I daarom op 2 augustus 1831 een veldtocht tegen België, die bekend zou komen te staan als de Tiendaagse Veldtocht. Hij verliep succesvol, maar nadat Frankrijk zich in de strijd dreigde te mengen, eindigde hij op 12 augustus met een afgedwongen wapenstilstand. Op 20 augustus hadden de laatste Nederlandse militairen België verlaten. Er bleven alleen Nederlandse garnizoenen in Antwerpen en Maastricht. Het garnizoen in Antwerpen werd in 1832 door Franse troepen gedwongen zich over te geven. In de vestingstad Maastricht hield generaal Dibbets met zijn garnizoen van soldaten uit de noordelijke provincies stand tegen de Belgen.
De volhardingspolitiek
Na de Tiendaagse Veldtocht kwam de Conferentie van Londen in oktober 1831 tot een nieuwe overeenkomst, maar koning Willem I weigerde opnieuw zijn instemming te verlenen. In een politiek van volharding bleef hij tot in 1838 weigeren België te erkennen. Onder druk van de Staten-Generaal moest hij uiteindelijk toegeven, waarna op 19 april 1839 het Verdrag van Londen werd ondertekend. Nederland en België waren nu definitief twee aparte landen.
In een tegemoetkoming aan Willem I werden de provincie Limburg en het groothertogdom Luxemburg elk in tweeën gesplitst, hoewel beide gebieden zich in 1830 bij België hadden aangesloten. In Limburg werd de Maas de grensrivier, maar de westelijke helft van Maastricht, hoewel gelegen op de Belgische oever, bleef Nederlands. Daar heeft de onverzettelijke generaal Dibbets voor gezorgd.
Wat Bergh ervan gemerkt heeft
Berghse militairen
In 1830 werden uit Bergh 23 schutters opgeroepen om aan de veldtocht tegen de Belgen deel te nemen. Elf van hen lieten een gezin achter. Deze gezinnen kregen van de Maatschappij van Weldadigheid per 25 december 1830 een ondersteuning van twintig gulden per week uitgekeerd. Er is geen lijst van deze 23 schutters overgeleverd, maar van de navolgende Berghse personen is bekend dat zij tegen de Belgen hebben gevochten. Van degenen onder hen die in 1830 in Bergh woonachtig waren, mag worden aangenomen dat zij tot de groep van 23 behoord hebben.
- Christiaan de Galliéris
- Nicolaas Cornelis de Galliéris
- Franciscus Carolus Heijster
- Jacobus Kinnaer
- Henricus Meurs
- Joannes Oostendorp
- Matheas Pleiner
- Josephus Adrianus Somers
- Jan Steenkamp
De mobilisatie van 1830-1839
De periode van 1830 tot 1839 – van de afscheiding van België tot de ondertekening van het Verdrag van Londen – heeft de Nederlandse staat veel geld gekost, want al die tijd is het leger gemobiliseerd geweest. Dit had gevolgen voor de Berghse dienstplichtigen in die jaren: zijn moesten veel meer tijd in actieve dienst doorbrengen dan de jongens die na 1839 werden opgeroepen. Een van hen was Arent Messing.
Het gemobiliseerde leger hield van 1832 tot 1838 jaarlijks twee grote militaire oefeningen van elk een maand in het Kamp bij Rijen in Noord-Brabant. Daar was een grote heide, de Molenheide, waar nu de vliegbasis Gilze-Rijen ligt. Al in de Tachtigjarige Oorlog hadden de Spanjaarden er een legerkamp gehad, en aan de vooravond van de Tiendaagse Veldtocht had koning Willem I er zijn leger samengetrokken.
Elk jaar ging er vanaf eind mei een groot aantal legeronderdelen vanuit hun garnizoenen op mars naar het zuiden, rechtstreeks naar het eerste Kamp bij Rijen, of naar een tijdelijk garnizoen in afwachting van het tweede Kamp. Omdat garnizoensplaatsen niet onbezet mochten blijven, losten onderdelen die niet deelnamen hun oefenende collega's af. Aldus kon men in die zomers lange kolonnes soldaten kriskras door het land zien marcheren.
Zie ook
Bronnen
- Het archief van Jaap Hunting
- Old Ni-js nr. 67, blz. 62-69
- Belgische Revolutie