Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Sint Jozefschool
De Sint Jozefschool is dé dorpsschool van Azewijn; een moderne dorpsschool dichtbij. In het geheel verbouwde gebouw (bouwjaar 2003) is voldoende ruimte voor alle kinderen. De kinderen worden gestimuleerd om zelfstandig aan hun taken te werken, waarbij oog is voor de verschillen in tempo, in niveau en in belangstelling. Van groot belang is de saamhorigheid binnen de school; samen vieren in groepen, in de school of in het dorp. De school heeft een belangrijke plaats in het dorp en volgt de gebeurtenissen en activiteiten vanuit zijn verantwoordelijkheid van “school zijn”.
Inhoud
Geschiedenis
Uit archiefstukken blijkt dat in 1804 een huisonderwijzer bij Hoegen in Klein-Azewijn werkzaam was, genaamd Jan Smits. Hij werd tijdelijk gecontracteerd door de school in Zeddam, op voorwaarde dat hij zou terugkeren naar Klein-Azewijn.
Oprichting
De Sint Jozefschool werd rond 1830 opgericht door het kerkbestuur. In een archiefstuk uit 1833 blijkt dat er sinds enige jaren een school bestond in de buurtschap Groot-Azewijn. Bij gebrek aan een geschikt lokaal en de nodige fondsen was men genoodzaakt de school te houden in een onaanzienlijk boerenvertrek. Het is niet duidelijk of dit nog de huisschool bij Hoegen in Klein-Azewijn was.
In een brief van 14 april 1833, waarschijnlijk van het gemeentebestuur van Bergh, wordt aan de 'Edel Groot achtbare Heeren gedeputeerde Staten' gemeld dat Azewijn een schoolgebouw aan de Leppestraat wil laten timmeren. De afstanden tot andere scholen waren namelijk te groot en in de herfst en winter waren de wegen onbegaanbaar. Bijzonder is dat de dorpsbewoners zelf de moeite namen om een onderwijzer te bekostigen.
De aanbesteding van de school vond plaats op 1 oktober 1833. De school werd gebouwd aan de Leppestraat en bestond uit twee lokalen en een kolenhok. In een van deze lokalen, vanaf de straat gezien links, heeft meester Hondtong in de jaren vijftig lesgegeven. In het andere lokaal werd toen lesgegeven door juffrouw Egberts, juffrouw Van Aken en juffrouw Metze.
Katholiek of openbaar onderwijs?
Meester F. Hoeben, hoofdonderwijzer, drong er in 1880 bij pastoor Meurs op aan om de bijzonder gesubsidieerde school over te laten gaan in een openbare school. Hiermee kon een groter salaris van de gemeente worden verkregen en tevens een aanspraak op pensioen.
Nadat toestemming was verkregen van de bisschop voor overgang naar de openbare status werd de heer Hoeben aangeraden dit, in de kwaliteit van raadsman van het kerk- en schoolbestuur, met burgemeester Van Hugenpoth tot Aerdt te bespreken. Uit dit gesprek bleek dat de heer Hoeben de kans liep om een vergelijkend herexamen te moeten afleggen om aan de school te mogen blijven. Hij was er bang voor om met andere onderwijzers te moeten compareren waardoor hij mogelijk de betrekking als hoofdonderwijzer kwijt zou raken. De pastoor beloofde dat hij persoonlijk bij de burgemeester een goed woord zou doen, zodat deze bij de schoolopziener zou pleiten dat Hoeben in functie mocht blijven.
Tijdens het bezoek van de pastoor aan de burgemeester bleek dat deze de hoofdonderwijzer een lor vond, nauwelijks beter dan een hulponderwijzer, en hij begreep niet dat het hoofd van de school de onderwijsakte heeft kunnen krijgen. Hierdoor zegde het kerkbestuur het vertrouwen in de kundigheid van Hoeben op en ondersteunde zijn streven niet verder. Als gevolg hiervan is een handtekeningenlijst bij de gemeente ontvangen met steun voor Hoeben en hatelijkheden tegen het kerkbestuur.
Hoofdonderwijzer Hoeben heeft ook en brief geschreven naar de bisschop waarin hij stelde dat, als hij niet werd herbenoemd, de kans groot was dat een protestant als onderwijzer werd benoemd, net als in Etten was gebeurd. Dit werd aangewend als wel het ergste wat de school kon overkomen. Het kerkbestuur vond dat dit niet zo'n vaart zou lopen, temeer daar zich reeds zeer 'kommenabele' katholieke onderwijzers hadden aangemeld om de eventueel vacante functie van hoofdonderwijzer over te nemen. Verder werd de bisschop gevraagd om zijn mening te geven over de ontstane situatie.
Op 13 december 1880 stuurde een vijftiental grote boeren een brief naar de aartsbisschop van Utrecht. Hierin werd de bisschop medegedeeld dat de pastoor van plan was om de katholieke bijzondere school op te heffen. Hierin werd gesteld dat mej. Berendina Hoegen 10.000 gulden (toen een enorm bedrag) had gelegateerd aan de kerk, opdat ten alle tijde het katholieke onderwijs gehandhaafd zou blijven.
In januari 1881 hebben vijftig verontruste inwoners van Azewijn, omdat een antwoord uitbleef, opnieuw een rekwest naar de bisschop gestuurd. Nu tekenden alle hoofdbewoners heftig protest aan tegen het voornemen van het kerkbestuur om de bijzondere school over te dragen aan de gemeente als openbare school, alleen omdat dit financieel beter was voor de kerk. Zij wezen nogmaals met klem op het enorme bedrag wat mej. Hoegen aan de kerk had geschonken om het katholieke onderwijs in stand te houden. Ze meldden dat ze 'aanrandingen in de eer' hebben moeten ondergaan. Pastoor Meurs had kennelijk in de kerk een donderpreek tegen de protesterende inwoners gehouden. Volgens de pastoor was 'de trompet des oorlogs ontstoken en de vaan des opstands ontrold'. Hun kroon was van het hoofd gevallen en 'onze voorouders zouden zich diep schamen als zij zouden zien welke vlegels ze hadden achtergelaten'.
Op 7 januari 1881 was het antwoord van de bisschop dat de huidige situatie maar gehandhaafd moest worden om onaangenaamheden te voorkomen. Het zou nog tot 1920 duren totdat de bijzondere scholen gelijkgesteld werden aan de openbare scholen.
Na 1900
In 1911 werden een derde schoollokaal en catechismuskamer bijgebouwd. In 1921 werd deze uitbouw vervangen door twee nieuwe lokalen voor een som van 24.000 gulden. Door het bisdom werd hiervoor een lening verstrekt. De gebeurde omdat de school niet voldeed aan de eisen die gesteld werden door de Onderwijswet van 1920, waarbij het openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs aan elkaar werden gelijkgesteld. In de jaren vijftig gaven juffrouw Otten en meester Leijzer in deze twee lokalen les.
Een schoolfoto uit 1937 geeft een beeld van het onderwijzend personeel en de leerlingen in de vooroorlogse jaren.
In de jaren zestig werd de school grondig verbouwd, waarbij de twee laatst gebouwde lokalen werden vervangen door drie nieuwe met lage ramen waardoor je naar buiten kon kijken. De twee oudste lokalen (aan de Leppestraat) werden toen niet meer gebruikt. In de jaren zeventig werden deze oude lokalen tot gymzaal omgebouwd.
Hoofden van de school
- 1884-1886: J. Roosenboom
- 1886-1911: J. Claessen
- 1911-1921: J. Roosenboom
- 1921-1959: J. Hondtong
- 19??-1994: G. Kock
Bron
- Azem van 't Hof tot heden, blz. 84–93