Brand 's-Heerenberg 1872

Op 25 april 1872 brak er brand uit in nok van de stal van C. van Nispen in 's-Heerenberg. Van Nispens dienstmeid ontdekte de brand. Zij veronderstelde dat het vuur was ontstaan door vonken uit een naburige schoorsteen. Het vuur breidde zich snel uit naar de huizen van J.H. van Halteren, W. Went en winkelier L.L. Mutter. Bij Van Nispen en bij Mutter waren brandbare stoffen opgeslagen, maar door snel ingrijpen had de brandweer, geholpen door de bevolking, de brand al snel onder controle.

Korte tijd later brak er iets verderop nog een brand uit in een pand waar een paar dagen eerder al een begin van brand was geweest. Vanwege deze samenloop van branden werd brandstichting vermoed, maar nader onderzoek leverde hiervoor geen bewijs op.

Burgemeester Van Hugenpoth tot Aerdt stelde de commissaris des Konings in de provincie Gelderland en de officier van justitie in Arnhem van de branden op de hoogte. Vanwege het vermoeden van brandstichting kwam er de dag na de branden een detachement van tien huzaren onder bevel van een wachtmeester uit Zutphen aan in 's-Heerenberg. Zij moesten een oogje in het zeil houden. Nadat zij op 8 mei weer in Zutphen waren teruggekeerd, meldden de dagbladen dat zij de kwaadwilligen blijkbaar voldoende ontzag hadden ingeboezemd. Maar, zoals gezegd, bewijs voor brandstichting is niet gevonden.