Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Rietveld, Karel

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
Rietvelds inschrijving in het doopregister van de protestantse kerk in 's-Heerenberg.
Klik op de afbeelding voor een vergroting

Karel Rietveld werd op 23 januari 1804 gedoopt in 's-Heerenberg als zoon van Arnold Rietveld, landdrost van Bergh, en Meggelt Kremer.

Zijn militaire loopbaan

Een KNIL-officier in 1849. In Karels tijd, twintig jaar eerder, zagen de uniformen er wellicht wat anders uit.

Op 2 september 1821 nam Rietveld als 17-jarige dienst bij de 16e Afdeling Infanterie, waar hij op 26 februari 1822 werd bevorderd tot korporaal en op 26 juni van dat jaar tot fourier (dit was destijds een onderofficiersrang).

Op 21 juni 1823 ging hij over naar het Algemeen Depot der Landmacht nr. 33 in Harderwijk. Hier werden militairen opgeleid voor dienst in de koloniën, zoals duidelijker blijkt uit de naam Koloniaal Werfdepot, die in 1844 werd ingevoerd. Bij zijn inschrijving onder nummer 3766 in het stamboek van het Depot werd als zijn signalement genoteerd:

  • Lengte: 1 meter en 60,3 centimeter
  • Gezicht: ovaal
  • Voorhoofd: laag
  • Ogen: grijs
  • Neus: ordinair
  • Mond: klein
  • Kin: rond
  • Haar: lichtbruin
  • Wenkbrauwen: lichtbruin
  • Bijzondere kenmerken: geen

Hij had al twee jaar militaire dienst achter de rug, zodat hij maar kort in Harderwijk is geweest. Al op 5 augustus vertrok hij met een detachement naar Antwerpen om daar aan boord te gaan van de Johanna Elizabeth voor de reis naar Batavia. In 1823 waren Nederland en België nog één land (de afscheiding van België kwam pas in 1830), zodat het niet vreemd is dat de soldaten via Antwerpen reisden. Er werd nog aangelegd in Vlissingen, vanwaar de Johanna Elizabeth op 13 augustus de reis voortzette.

Op 30 augustus was de Johanna Elizabeth kort in de haven van Deal, een Engelse stad even ten noorden van Dover. Op 27 september werd het schip gepraaid op 16⁰ noorderbreedte en 26⁰ graden westerlengte, ofwel ten westen van de Kaapverdische Eilanden. Praaien is het aanroepen (op volle zee) van passerende schepen. Tegenwoordig kan dit via draadloze verbindingen, maar in Rietvelds tijd kon dat alleen door daadwerkelijk te roepen. Het passerende schip was in dit geval op weg naar Nederland, waar de datum en de positie van de Johanna Elizabeth in de dagbladen werden vermeld – zij het pas in november. Praaien (aanroepen, aanspreken) is hetzelfde woord als het Engelse pray.

Het ligt voor de hand dat onderweg meerdere havens zijn aangedaan, maar daarover zijn geen gegevens voorhanden. De aankomst in Batavia was op 10 januari 1824 – na een zeereis van ruim vier maanden.

In Indië diende Rietveld bij de 19e Afdeling Infanterie, waar hij op een onbekend moment werd bevorderd tot sergeant-majoor. In het voorjaar van 1826 werd hij bevorderd tot 2e luitenant en overgeplaatst naar de 18e Afdeling Infanterie.

Intussen was de Java-Oorlog uitgebroken, die duurde van 1825 tot 1830. Dit bijzonder bloedige conflict werd vooral in de sultanaten van Djogjakarta en Soerakarta op Midden-Java uitgevochten. De strijd eindigde toen de leider der opstandelingen, prins Diponegoro, op 28 maart 1830 werd gevangengenomen en verbannen. Na afloop van de Java-Oorlog was een reorganisatie van de landstrijdkrachten in Indië de aanzet tot de oprichting van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Tot dan toe had Nederland één leger, maar nu werd de strijdmacht in Indië losgekoppeld en geplaatst onder het ministerie van Koloniën. Rietveld werd dus pas in 1830 KNIL-militair.

Voor zijn optreden in de strijd op Java (waarover hieronder meer wordt verteld) werd Rietveld bij Koninklijk Besluit nr. 28 van 22 november 1828 onderscheiden met de Militaire Willemsorde 4e klasse. Koning Willem I was vrij scheutig met de Militaire Willemsorde, zodat behalve Rietveld nog 48 militairen in hetzelfde Koninklijk Besluit genoemd werden. Op zeven na waren zij allemaal officier. De twee hoogsten in rang waren kolonel.

Na afloop van de Java-Oorlog werd Rietveld overgeplaatst naar West-Sumatra. Daar woedde al sinds het begin van de negentiende eeuw de Padri-Oorlog, maar tijdens de Java-Oorlog was het er vrij rustig geweest. Nu laaide de strijd weer op en werden er Nederlandse versterkingen naar Padang en omgeving gezonden. In die tijd was Hubert ridder de Stuers opperbevelhebber van het KNIL.

Rietveld was inmiddels tot eerste luitenant bevorderd. Hij werd in september 1833 door een kogel getroffen en overleed een paar dagen later op 17 september in Tiko, 29 jaar oud.

Rietvelds KNIL-stamboekgegevens als soldaat en onderofficier


Van der Aa over Rietveld

Rietvelds optreden in Indië heeft ertoe geleid dat zowel het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden als het Biographisch Woordenboek der Nederlanden hem vermelden. Beide naslagwerken zijn in het midden van de negentiende eeuw onder redactie van A.J. van der Aa verschenen.

Deze vermeldingen betekenen niet dat Rietveld in Nederland bekend stond vanwege zijn optreden als militair in Indië. Van der Aa en zijn medewerkers hebben de gegevens over hem en over vele van zijn collega-militairen, eenvoudigweg overgenomen uit de Militaire Spectator (zie hieronder).

Het Aardrijkskundig Woordenboek vermeldt onder het trefwoord 's-Heerenberg:


's-Heerenberg is de geboorteplaats van den Luitenant Karel Rietveld, eenen officier van zeldzame dapperheid, die, na eerst in den oorlog op Java en vervolgens in dien op Sumatra te hebben uitgemunt, bij het bestormen van de sterkte Pekalongang, in de Padangsche-Bovenlanden, met een geweerschot in het lijf zoo dodelijk gewond werd, dat hij eenige dagen daarna overleed.


Het Biographisch Woordenboek bevat meer informatie. Het geeft ook de juistere naam Pankalang van wat het Aardrijkskundig Woordenboek Pekalongang noemt. Overigens was de spelling van veel namen in die tijd variabel:


RIETVELD (KAREL,), eerste Luitenant bij het Nederlandsch Indische leger. Deze officier, ridder van de militaire Willems orde, was geboortig van 's Heerenberg in Gelderland. Hij onderscheidde zich door zijne zeldzame dapperheid in de oorlogen op de westkust van Sumatra. In het gevecht van den 10 Julij 1833, ter gelegenheid van eenen mislukten aanval op Kamang, in de Padangsche bovenlanden, waarbij verscheidene manschappen zijner onderhoorige kompagnie sneuvelden of zwaar gewond werden, gaf hij van zijn grenzelooze moed de ondubbelzinnigste blijken, en ofschoon hij persoonlijk ongeschonden bleef, waren nogtans zijne kleederen met lanssteken doorboord, en was hem eene lans in de hand verbrijzeld geworden. In het laatst der maand September 1833, bevond hij zich bij eene kolonne, welke van de zijde der Padangsche benedenlanden, onder bevel van den kolonel Elout, tegen Bondjol oprukte. Bij het bestormen van eene sterkte, Pankalang genaamd, welke door de onzen genomen werd, werd hij door een geweerschot doodelijk getroffen en overleed eenige dagen daarna te Tiko.
Aan den Javaschen oorlog van 1825-1830 had Rietveld ook met de meeste onderscheiding deel genomen, en hij muntte onder anderen uit bij een gevecht hetwelk den 5 Augustus 1829 bij de dessa Tjermo in het Keliergebergte en de residentie Kedoe geleverd werd, bij welke gelegenheid hij, gewond met zes lanssteken, eenige oogenblikken in 's vijands handen liggen bleef.


Vermeldingen van Rietveld in de Militaire Spectator

De voetnoot in de Militaire Spectator (nr. 7, 1839, blz. 142) waarop Van der Aa zich baseerde.

De bron van bovenstaand citaat uit het Biographisch Woordenboek is het militair-wetenschappelijke tijdschrift de Militaire Spectator, dat sinds 1832 verschijnt. In nummer 7 van jaargang 1839 stond op pagina 142 de hiernaast afgebeelde voetnoot. De overeenkomst met het Biographisch Woordenboek valt meteen op. De voetnoot stond in een artikel over kapitein Tette Baukes Veltman, die enige tijd Rietvelds compagniescommandant was. Veltman overleed op 20 juli 1833 aan de gevolgen van voortdurende oververmoeidheid, waarna Rietveld het commando over de compagnie kreeg.

In de volgende aflevering, nr. 8 van 1839, stond op pagina 125 een artikel waarin ene luitenant Boelhouwer verslag deed van de campagne in september 1833 waarbij Rietveld dodelijk gewond raakte. Het doel van deze campagne was Bondjol in de Padangse Bovenlanden, een bolwerk van de opstandelingen. Het plan was Bondjol van drie kanten aan te vallen en in bezit te nemen. Bondjol lag echter ver achter de eigen linies, en na drie dagmarsen stuitte het detachement waar Rietveld toe behoorde, bij Pankelang op de vijand. Die had zich op een steile bergwand verschanst, en bij de stormloop op deze stelling sneuvelden veel KNIL'ers, waaronder, zo schrijft Boelhouwer, de brave luitenant Rietveld. Het woord braaf heeft hier de oude betekenis van dapper. Boelhouwer wist niet, of laat in het midden, dat Rietveld pas enkele dagen later aan zijn verwonding is overleden.

Tussen 1850 en 1854 verscheen er in de Militaire Spectator een serie van maar liefst 39 artikelen door A.W.P. Weitzel onder de titel Gedenkwaardige tafereelen uit den oorlog op Java, van 1825 tot 1830. In deze serie wordt Rietveld elf keer genoemd, meestal alleen met zijn naam, maar soms worden er ook nadere details vermeld. Voor deze vermeldingen de revu passeren, volgt eerst wat achtergrondinformatie.

Ten tijde van de Java-Oorlog waren de KNIL-troepen op Java ingedeeld in zogenaamde Mobiele Kolonnes. Rietveld diende bij de 4e Mobiele Kolonne onder commando van majoor J.H.C. Bauer, waar hij wordt omschreven als "commandant der scherpschutters". Hieruit valt af te leiden dat hij was ingedeeld bij een zogenaamde flank-compagnie. Elk bataljon had twee flank-compagnieën, die te velde, zoals de naam al aangeeft, op de flanken opereerden. Een soldaat van een flank-compagnie werd flankeur genoemd (zie ook flankeur Van Halteren). Elke flank-compagnie had in Rietvelds tijd naast gewone flankeurs ook 25 scherpschutters, die ook wel jagers werden genoemd. Rietveld was blijkbaar hun commandant.

Bij lezing van de artikelen in de Militaire Spectator vallen overeenkomsten met de verhalen van de Deelnemers aan de Politionele Acties op, maar er is ook een belangrijk verschil. In de tijd van Rietveld ging de tegenstander nog het open gevecht aan, terwijl hij zich ruim een eeuw later tot guerrillamethoden beperkte.

Een vermelding met alleen Rietvelds naam is bijvoorbeeld die van 12 januari 1828. In de voorafgaande nacht was een klein detachement vanuit de standplaats Tempel uitgerukt, maar op de hoofdmacht van Diponegoro gestuit. De Nederlanders moesten zich terugtrekken tot zij aansluiting vonden bij de artillerie die hun tegemoet was gezonden. Tijdens het terugtrekken hadden enkele luitenants, waaronder Rietveld, zich onderscheiden, zoals dat heette.

In april 1828 kreeg majoor Bauer opdracht zich te legeren bij Kemoeloko, omdat deze plaats aan een route bleek te liggen die de vijand veel gebruikte. Al meteen bij aankomst werd het kampement aangevallen, en ook daarna vonden er bijna dagelijks gevechten plaats. Op 11 april 1828 werd er zelfs bijna de hele dag gevochten. De vijandelijke aanvoerder, Bonjong-Londrio, wist van geen wijken, hoewel zijn paard door den luitenant der scherpschutters Rietveld gewond was. Pas nadat Bonjong-Londrio zelf uitgeschakeld was, keerde de rust voor enige tijd terug.

Op 12 september 1828 trok majoor Bauer vanuit de standplaats Gedonong op naar Sambirotto, waar prins Diponegoro zich vaak ophield. Zijn hoofdmacht werd aan weerszijden gedekt door een peloton infanterie. Rietveld was commandant van het rechter peloton. Op 13 september werd Sambirotto verlaten aangetroffen. De Nederlanders brachten er de nacht door en de volgende dag bij hun vertrek staken zij de plaats in brand. Op de terugweg brak de as van de affuit van een van de kanonnen, maar nadat die provisorisch was hersteld, kon de kolonne zich weer verplaatsen, zij het slechts langzaam. De vijand merkte dit en voerde meerdere aanvallen en beschietingen uit, die konden worden afgeslagen, maar wel hun tol eisten. Ook Rietveld raakte licht gewond, maar het lukte hem nog een vijandelijk geweer buit te maken. In het zware terrein brak de beschadigde as van de affuit nog een keer, en moest achtergelaten worden. Met een verlies van drie doden en elf gewonden en vier dode en twee gewonde paarden keerde de eenheid terug in zijn kamp.

Op 12 november 1828 stuitte Rietveld met een peloton jagers bij Keboong Goebol op een groep opstandelingen. Die werden uitgeschakeld door hen in de rivier Progo te drijven.

Op 22 januari 1829 trok majoor Bauer weer op tegen de vijand. Bij Sadong dwong hij een vijandelijke eenheid van vijfhonderd man met kanon- en geweervuur te vluchten. Daarna stelde hij zijn troepen ter plekke op, want hij zag vanuit verschillende richtingen vijandelijke troepen naderen. Plotseling maakte zich daaruit tot ieders verbazing een Nederlandse officier los. Hij zou doodgeschoten zijn, ware het niet dat Rietveld in hem de kapitein Roeps herkende. Roeps voerde onderhandelingen met de opstandelingen en meldde dat er in het betreffende gebied een wapenstilstand gold. Hiervan was majoor Bauer nog niet op de hoogte, maar hij gaf zijn troepen terstond opdracht naar hun legerplaats terug te keren. Kapitein Roeps keerde naar de opstandelingen terug om de onderhandelingen voort te zetten.

Tot zover de vermeldingen van Rietveld in de serie Gedenkwaardige tafereelen uit den oorlog op Java. Voorafgaande daaraan was er in aflevering 19 van 1850 een lijst verschenen met de namen van 107 officieren die tussen 1816 en 1849 in Indië waren gesneuveld of binnen zes maanden aan hun verwondingen waren overleden. Rietveld is nummer 68 op deze lijst.

Een deel van de lijst met de namen van 107 officieren die tussen 1816 en 1849 in Nederlands-Indië zijn gesneuveld.
(Militaire Spectator, nr. 19, 1850, blz. 464-475)

Vermeldingen van Rietveld in de overige pers

Het bericht in de Franstalige Maastrichtse krant L'éclaireur van 21 maart 1829 dat luitenant Rietveld twee keer vermeldt.

Buiten bovengenoemde bronnen, komt de naam van Rietveld niet veel voor in de Nederlandse pers. Dit duidt erop dat hij, hoewel hij een officier van zeldzame dapperheid was die grenzeloze moed toonde, geen speciale bekendheid in zijn vaderland genoot. De gevonden vermeldingen in de overige pers zijn dan ook merendeels herhalingen van berichten die hierboven al besproken zijn.

Zijn onderscheiding met de Militaire Willemsorde van 22 november 1828 werd gemeld in het Dagblad van 's-Gravenhage van 26 november, de Overijsselsche Courant van 28 november, het Journal de la province de Limbourg van 29 november en L'éclaireur: journal politique, commercial et littéraire de Maestricht van 18 december 1828. In die tijd verschenen er nog Nederlandse kranten in het Frans.

Eerder, op 17 september 1828, hadden zowel het Journal de la province de Limbourg als L'éclaireur bericht over de gebeurtenissen van 11 april 1828 waarbij Rietveld het paard van de vijandelijke aanvoerder Bonjong-Londrio had verwond.

Er zijn twee gebeurtenissen gevonden die niet in de Militaire Spectator te vinden zijn, althans niet met vermelding van Rietvelds naam. Op 21 maart 1829 citeerde L'éclaireur een rapport dat eerder in de Gazette de Java van 11 oktober 1828 was verschenen. Dat rapport vermeldde een aanval die majoor Bauer kort daarvoor, op 2 oktober, met zijn troepen op de dessa Poendakitoel had uitgevoerd. Rietveld had daarbij een vlag buitgemaakt, wat voor de Javanen een zware morele klap was, omdat zij de vlaggestok met zijn scherpe punt als heilig beschouwden. Majoor Bauer had naderhand zijn voldoening uitgesproken over de prestaties van het detachement jagers onder commando van Rietveld.

Op 9 januari 1834 noemde het Journal de la Haye Rietvelds naam in een bericht dat de volgende dag ook verscheen in de Nederlandstalige versie van de krant, het Dagblad van 's-Gravenhage. Het ging over de verovering op Sumatra van de linie van Kamang in de Padangse Bovenlanden. Die had op 9 juli 1833 plaatsgevonden, waarbij Rietveld zich, met een aantal anderen, weer bijzonder had onderscheiden. Aan Nederlandse zijde waren veertien doden gevallen, waaronder majoor Du Bus en luitenant Bredart. Twee maanden later was Rietveld ook dood. De drie staan als nummers 66, 67 en 68 op de hierboven afgebeelde dodenlijst.

Bronnen

  • Archieven.nl
  • Nationaal Archief, Onderofficieren en soldaten KNIL 1815-1950, toegangsnummer 2.10.50, suppletiefolium 1563
  • Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, deel 5, Van der Aa et al., Gorinchem 1844, blz. 287
  • Biographisch Woordenboek der Nederlanden, deel 16, Van der Aa et al., Haarlem 1852-1878, blz. 340
  • De volgende dagbladen op Delpher:
    • Middelburgsche Courant van 2 september 1823
    • Leidsche Courant van 8 september 1823
    • Rotterdamsche Courant van 18 november 1823
    • Oprechte Haarlemsche Courant van 20 november 1823
    • Bataviaasche Courant van 17 januari 1824 en 3 mei 1826
    • L'éclaireur van 21 maart 1829
  • Het archief van de Militaire Spectator
  • Het Indisch leger in de 19e eeuw: deel 1: de Infanterie van 1814-1855, R. Wolters, Armamentaria 22 (1987), blz. 61-105
  • Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger op Wikipedia