Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Verheij, Josephus Hendrikus
Inhoud
Geboren in Lengel
Josephus Hendrikus (Joep) Verheij was KNIL-militair. Hij werd op 2 oktober 1900 geboren in Lengel als zoon van Hendrikus Christianus Verheij (1850–1931) en Aleida Maria Spaan (1858–1929).
Verheij verhuisde op 11 januari 1916 (hij was toen vijftien jaar) naar Vrasselt. Daarna trok hij naar Zevenaar en vervolgens naar Emmerik. Het is niet bekend welk beroep hij in die plaatsen heeft uitgeoefend.
Zijn zus Johanna Verheij was de vrouw van de Berghse politicus Willem Berentsen. Zijn neef (oomzegger) Jan Verheij is in de jaren 1946–1949 als dienstplichtig militair in Nederlands-Indië geweest.
Nederlands-Indië
Voor de Tweede Wereldoorlog
Op 4 juni 1923 kwam Verheij terug naar huis, maar vertrok al gauw naar de Prins Hendrikkazerne in Nijmegen. Daar was de Koloniale Reserve gelegerd, het opleidingscentrum van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Op 20 juni tekende hij voor een dienstverband van vijf jaar, ingaande op de dag van geschiktbevinding voor uitzending. Dat was 3 augustus, op welke dag hij een premie van vierhonderd gulden in ontvangst nam. Op 25 augustus 1923 is hij met het stoomschip Tabanan naar Nederlands-Indië is vertrokken. De aankomst in Batavia was op 27 september.
Verheij diende bij het Wapen der Artillerie en begon zijn lange KNIL-loopbaan als kanonnier 2e klas. Aan het eind van zijn dienstverband, op 3 augustus 1928, tekende hij voor zes jaar bij. Zijn rang was toen kanonnier 1e klas en zijn functie was trompetter.
Op 22 februari 1929 vroeg hij verlof in verband met het gouden huwelijksfeest van zijn ouders. Zij waren op 21 mei 1879 in 's-Heerenberg getrouwd. Dat verlof is hem niet toegekend, althans niet op tijd, want pas op 26 maart 1930 kon hij met het stoomschip Slamat naar Nederland vertrekken. Op 24 april kwam hij aan in Rotterdam. Wellicht is hem dit verlof verleed in verband met het overlijden van zijn moeder op 27 juni 1929, slechts een maand na de gouden bruiloft. Verheij is in Nederland geweest tot hij met het motorschip P.C. Hooft weer naar Indië vertrok. De afvaart van Amsterdam was op 9 september, de aankomst in Batavia op 11 oktober 1930.
Toen op 3 augustus 1934 zijn dienstverband afliep, tekende opnieuw bij, nu voor de precies omschreven periode van vier jaar, één maand en 27 dagen. Hij bleef trompetter en werd bevorderd tot brigadier (zoals de rang van korporaal bij het KNIL heette). In deze periode is hij voor de tweede keer met verlof in Nederland geweest. Op 21 oktober 1936 ging hij in Batavia aan boord van het stoomschip Johan de Witt, dat op 18 november aankwam in Amsterdam. Verheij was over de jaarwisseling in Nederland en vertrok op 24 maart 1937 met het motorschip Indrapoera van Rotterdam naar Batavia, waar hij op 22 april aankwam.
Toen zijn verbintenis op 30 september 1938 afliep, tekende hij opnieuw bij. Dit keer voor één jaar, waarbij hij werd bevorderd tot foerier-titulair (sergeant-titulair). Een jaar later tekende hij voor nog eens vier jaar en drie maanden bij en werd geëffectueerd in zijn rang.
Deze verbintenis zou eind december 1942 aflopen, maar voor het zover was brak ook in Nederlands-Indië de Tweede Wereldoorlog uit.
In de Tweede Wereldoorlog
In januari 1942 viel het Japanse leger Nederlands-Indië binnen, waarna het KNIL op 8 maart capituleerde. De volgende dag werd Verheij op Java krijgsgevangen genomen. De Japanners legden van al hun krijgsgevangenen een interneringskaart aan. Op die van Verheij staat de datum van zijn gevangenneming vermeld als 17-3-9, ofwel 9 maart in het 17e jaar van de regering van keizer Hirohito.
Uit de interneringskaart blijkt verder dat Verheij als sergeant was ingedeeld bij de IIe Vliegtuiggroep van de Militaire Luchtvaart van het KNIL. De IIe Vliegtuiggroep was ten tijde van de Japanse inval gelegerd op de vliegbasis Singosari bij Malang op Oost-Java. Wanneer hij de overstap van de artillerie naar de luchtvaart heeft gemaakt, wordt nergens vermeld.
Opvallende informatie is verder, dat hij volgens zijn interneringskaart geen familie had. Zijn stamboeknummer (zoals een leger- of registratienummer bij het KNIL heette) was 83069. Het nummer 39438 in het veld Remarks is pas na 1955 door de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen toegevoegd.
De landen en de kampen waar de betreffende militair gevangen heeft gezeten, staan op de interneringskaart met stempels vermeld; de landen in de linker- en de kampen in de rechterbovenhoek. Het doorgestreepte stempel 爪 哇 linksboven op Verheijs kaart betekent Java (hetzelfde stempel staat ook in het veld Place of Capture), het doorgestreepte stempel 爪 IV rechtsboven betekent krijgsgevangenkamp № 4. Dit kamp was gevestigd op vier locaties in Malang, Oost-Java, maar werd in februari 1943 gesloten. De gevangenen waren kort tevoren overgebracht naar Thailand (泰) om daar als dwangarbeider aan de Birma-spoorweg te werken. Uit de Japanse aantekening onder Other information blijkt dat hij op 27 januari 1943 uit Malang c.q. van Java is vertrokken.
In Thailand kwam Verheij terecht in kamp № 1 (泰 I). Het is niet duidelijk welk kamp № 1 dit was. Rond de tijd dat Verheij aankwam, werd kamp № 6 omgenummerd in kamp № 1, terwijl het oorspronkelijke kamp № 1 de benaming General dispatched camp of Main camp of Thai POW Camp kreeg.
Hoe dan ook, Verheij heeft de oorlog overleefd, want op 30 augustus 1945 werd hij in Bangkok overgedragen aan de geallieerde krijgsmacht. Dat was vijftien dagen nadat Japan had gecapituleerd.
Na de Tweede Wereldoorlog
Na zijn bevrijding uit krijgsgevangenschap in Thailand is Verheij naar Nederlands-Indië overgebracht en vervolgens naar Nederland geëvacueerd. Daar kwam hij op 16 september 1946 aan. De term geëvacueerd duidt er mogelijk op dat hij erg verzwakt was en in Nederland weer op krachten moest komen. Er wordt geen schip vermeld, dus het kan zijn dat hij per vliegtuig naar Nederland is vervoerd. De vliegreis naar Nederland duurde destijds met tussenlandingen en overnachtingen ter plaatse een dag of vijf, maar was wel veel sneller dan de drie à vier weken die de zeereis in beslag nam.
Op 14 mei 1947 is hij met het stoomschip Volendam van Rotterdam naar Nederlands-Indië teruggegaan. Een maand later, op 14 juni, legde de Volendam aan in Tandjong Priok, de haven van Batavia. Hij heeft toen nog ruim een jaar als sergeant-majoor-administrateur (sma) bij Militaire Luchtvaart van het KNIL gediend.
Op 3 september 1949 is hij met het motorschip Kota Inten met recuperatieverlof naar Nederland vertrokken. Blijkbaar liet zijn gezondheid nog steeds te wensen over. De aankomst in Rotterdam was op 2 oktober. Aansluitend volgde op 15 november 1949, na ruim 26 dienstjaren, zijn eervol ontslag uit de militaire dienst, waarna hem op 29 november een voortdurend pensioen van 221 gulden per maand werd toegekend. Tot slot kreeg hij op 15 maart 1950 het Onderscheidingsteken voor Langdurige, Eerlijke en Trouwe Dienst en een Verklaring van Aanbeveling uitgereikt.
Gegevens over zijn verdere levensloop zijn niet voorhanden.
Bronnen
- Bevolkingsregister Bergh
- Archieven.nl
- Nationaal Archief:
- Japanse interneringskaarten, toegangsnummer toegang 2.10.50.03, inventarisnummer 455
- Onderofficieren en soldaten KNIL 1815-1950, toegangsnummer 2.10.50, suppletiefolium 46917
- Kamplijst van de Stichting Oorlogsgetroffenen in de Oost