Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Sanders, Jozef Hendrikus

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Jozef Henrikus Sanders is in de Tweede Wereldoorlog als verrader geliquideerd door het verzet in Beek. Zijn dossiers in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zijn sinds 1 januari 2025 openbaar (al zijn ze vooralsnog alleen na reservering in te zien in een studiezaal van het Nationaal Archief in Den Haag). Ze zijn gevormd door instellingen in de provincies Noord-Brabant en Limburg: de Politieke Recherche Afdeling en de procureur-fiscaal in Den Bosch, en de Politieke Recherche Afdeling in Roermond. Dit duidt erop dat hij al voor zijn komst naar Bergh voor de Duitsers actief is geweest. Er is geen dossier gevormd door de Politieke Recherche Afdeling in Doetinchem.

Sanders werd op 14 december 1920 geboren in Boxtel als zoon van Johannes Sanders en Huberdina Theodora Jansen. Hij was machinebankwerker van beroep toen hij begin november 1944 in de Beekse verzetsgroep is geïnfiltreerd. Hij woonde toen in Gennep en is waarschijnlijk met de stroom evacués uit Noord-Limburg in Bergh terechtgekomen. Daar heeft hij zich bij pastoor Van Weerdenbrug van Kilder voorgedaan als een marechaussee die voor de Duitsers op de vlucht was.

Waarschijnlijk door bemiddeling van pastoor Van Weerdenbrug heeft Sanders toen onderdak gekregen in de schuilplaats van het Beekse verzet op de zolder van een niet meer bestaande veeschuur aan de Berkenlaan in Loerbeek, schuin tegenover de de molen van Bart Berntsen. Diens zoon Clemens zat in het verzet.

Wim Moorman, die ook in het verzet zat, zei op een middag tegen Clemens: "Ik ga nu naar de schuur, maar dadelijk komt er iemand, wil je die ook naar de schuur brengen. Hij wil ons helpen met het illegale werk." Even later meldde Sanders zich met de merkwaardige vraag: "Ben ik hier bij de ondergrondse?"

Hij werd naar de schuilplaats gebracht, een ruimte van ongeveer vijf bij vijf meter, helemaal omgeven door stro. Hier werd naar de Engelse zender geluisterd en tijdelijk onderdak verleend aan onderduikers van divers pluimage, zoals de Brit George Kelly en de Oostenrijker Hans Reichel. Ook de verzetsleider van het rayon Doetinchem Jan Houtsma en zijn vriendin de koerierster Annie de Graaf, hebben zich er een tijdje schuilgehouden. Clemens, Wim en andere verzetslieden zoals Karel Adriaens sliepen er zelf ook wel als ze het vermoeden hadden dat er naar hen gezocht werd.

Sanders zat nog maar net in de schuur of er kwam al bericht dat hij niet te vertrouwen was. Herman Ankoné, zelf marechaussee, prikte Sanders' dekmantel al gauw door en gaf het bevel dat hij onder geen beding alleen naar buiten mocht. Een aantal verzetsmensen heeft hem aan een kruisverhoor onderworpen, waarbij hij zichzelf tegensprak. Toen hij merkte dat zijn ondervragers gewapend waren, schijnt hij bovendien gezegd te hebben: “Schiet me maar kapot!” In de schuilplaats werd hij dus goed in de gaten gehouden.

Toch stond niet geheel vast dat hij een verrader was. Daarom werd er in Doetinchem zogenaamd een overval beraamd, die door Wim Moorman en Sanders zou worden gepleegd. Die overval zou met opzet mislukken, waarna enkele betrouwbare politiemensen hem nog eens stevig aan de tand zouden voelen. Maar dit plan mislukte, omdat hij alleen mee wilde doen als hij een wapen zou krijgen.

Intussen hadden Jan Houtsma en zijn naaste medewerkers besloten dat de Limburger dood moest. Het risico was te groot dat hij inderdaad een zogenaamde V-mann (Vertrauensmann) was, een helper van de Sicherheitsdienst. Het zou niet de eerste keer zijn dat een verzetsgroep door het werk van zo'n infiltrant werd opgerold.

De volgende dag, het was 9 november, kwamen Wim en Karel bij Clemens en lieten hem strootje trekken. Pas nadat hij dit had gedaan, bleek de reden. Zij hadden met zijn drieën de opdracht gekregen Sanders te doden. Hoewel ze volop van de ernst van de situatie doordrongen waren, viel hun deze taak begrijpelijkerwijze erg zwaar. Na enig heen en weer gepraat is het erop uitgedraaid dat George Kelly de man met een nekschot heeft geëxecuteerd. Dat was rond vijf uur 's middags. 's Avonds hebben de jongens met elkaar achter de schuur een graf gegraven, de dode op een ladder gelegd en hem er zijwaarts ingekieperd.

David Kelly, een zoon van George Kelly, vertelde in 2024 een uitgebreider verhaal van de liquidatie, zoals zijn vader hem dat op latere leeftijd had verteld. Ook Herman Ankoné en Hans Reichel hadden een strootje, dat wil zeggen een luciferhoutje, moeten trekken. Hans Reichel trok aan het kortste eind. Toen hij de revolver al in zijn hand had, bedacht zich. Hij was bang dat als de liquidatie zou uitkomen en hij gepakt zou worden, hij niet alleen wegens desertie, maar ook voor deze liquidatie ter dood veroordeeld zou worden. George Kelly zou de pijnlijke impasse hebben doorbroken; hij nam de revolver van Reichel over, zei dat er geen weg terug was en dat hij bereid was het schot te lossen. Er schijnt nog een gebed uitgesproken te zijn, waarna Kelly de liquidatie heeft voltrokken. Naderhand werd gezegd dat Kelly zich heeft aangeboden omdat hij zich naar zijn zeggen als militair kon beroepen op zelfverdediging. Kelly's zoon twijfelt eraan of zijn vader in die hectische situatie in dergelijke termen dacht. Het was een beslissing die op dat moment, terwijl Reichel de revolver al in zijn hand had, razendsnel genomen moest worden.

Het luciferhoutje dat Herman Ankoné heeft getrokken, is na zijn overlijden in 1983 in zijn exemplaar van Er op of er onder gevonden tussen de bladzijden 140 en 141. Het is althans zeer waarschijnlijk dat dit het betreffende houtje is, want op bladzijde 141 wordt de liquidatie in bedekte termen beschreven. Ankonés vrouw heeft onderaan die bladzijde met balpen de hierboven genoemde rechtvaardiging geschreven:

Deze Venlonaar is doodgeschoten door een Engelse piloot die ook in dezelfde schuur ondergedoken was.
De piloot kon zich als militair beroepen op zelfverdediging.

De dag na de liquidatie hebben Clemens, Wim en Karel wat geld bij elkaar gelegd en een mis laten lezen voor de dode. George Kelly, ook een katholiek, vond dit waanzin. Hoe kon je eerst iemand laten doodschieten en daarna voor diezelfde persoon een mis laten lezen? Een paar dagen nadien hebben Herman en Wim in de keuken van Berntsen een rapport van het gebeurde opgemaakt. Dit rapport is waarschijnlijk aan Jan Houtsma gegeven. Een paar weken later lieten de Duitsers loopgraven aanleggen in Loerbeek. Een daarvan liep op amper twee meter van Sanders' graf. Na de oorlog kon je nog precies zien waar de loopgraven gelopen hadden; daar groeide het koren beter.

Aan de liquidatie is natuurlijk geen ruchtbaarheid gegeven, maar de plaatselijke bevolking had toch door dat er iets gebeurd was, al wisten ze er het fijne niet van. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het interview met mevrouw Leuverink en de herinneringen van Piet en Hend Welling.

Herman Ankoné heeft Sanders' dood op 29 oktober 1945 in de gemeente Bergh aangegeven. Een afschrift van de overlijdensakte werd naar de gemeente Gennep gestuurd, waar zijn dood op 7 november 1945 werd ingeschreven.

Naar Sanders' stoffelijke resten is nooit gezocht. Waar de schuur stond, heeft naderhand jarenlang een champignonkwekerij gestaan, die in de jaren 20182019 is vervangen door woonhuizen. Bij graafwerkzaamheden in verband met de verschillende bouwactiviteiten is hij nooit gevonden. De weinige mensen die weten waar hij precies begraven ligt, zijn inmiddels overleden.

Bronnen