Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Veluwse tienden

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

De Veluwse tienden waren tiendrechten die graaf Willem III in 1506 verwierf bij zijn huwelijk met Anna van Egmont, enig kind van Willem van Egmont en Margaretha van Culemborg. Haar grootvader, die ook Willem heette, had de tienden in 1471 in eigendom gekregen van diens broer Arnold van Egmont, hertog van Gelre. Ze werden geheven in de omgeving van Oldebroek, Doornspijk, Elburg en Heerde, op Gelders grondgebied. Net als de Guliksche goederen waren de Veluwse tienden dus niet gebonden aan land dat Berghs bezit was, maar vanwege hun omvang worden ze wel onder de Berghse bezittingen gerangschikt.

Toen er na het overlijden van Anna van Egmont in 1517 onenigheid ontstond over haar erfenis, nam Karel van Gelre de goederen die zij van haar grootvader had geërfd, in beslag. De meeste daarvan, ook de Veluwse tienden, werden op grond van een aantal overeenkomsten in 1523 teruggeven aan graaf Oswald II.

De Veluwse tienden raakten, zoals meer bezittingen, betrokken bij het familieconflict tussen Albert van den Bergh en zijn oom Hendrik van den Bergh en diens erfgenamen. Graaf Albert trouwde in 1641 met Madeleine de Cusance en begon in datzelfde jaar een proces tegen de erfgenamen van graaf Hendrik over het eigendom van de tienden. Hij deed dit mede namens zijn schoonmoeder Ernestine de Cusance. Het proces, gevoerd voor het gericht van Oldebroek, duurde tot in 1643. Twee jaar later droeg graaf Alberts nicht Maria Elisabeth van den Bergh, markiezin van Bergen op Zoom en dochter van graaf Hendrik, de tienden aan hem over.

In 1698 liet graaf Oswald III de Veluwse tienden veilen.

Bronnen