Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Ermgard van den Bergh: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Haar zegel: Rietbroek)
k (Het Stift is soeverein: interne link)
Regel 8: Regel 8:
  
 
== Het Stift is soeverein ==
 
== Het Stift is soeverein ==
Het ''Historisches Archiv der Stadt Köln'' bewaart een oorkonde van abdis Ermgard, die zij schreef op 21 januari [[1357]]. Hierin wijst zij hertog Reinoud III van [[Gelderland|Gelre]] op het feit dat haar gebied een leen is van de Roomse (Duitse) keizer en volstrekt onafhankelijk is van Gelre. Het stift, in [[967]] gesticht door [[Wichman IV van Hamaland]], was op 14 december [[973]] door keizer Otto II verheven tot rijksstift. Dit hield in dat de abdis als wereldlijk heerseres aan geen enkele leenheer dan de keizer verantwoording verschuldigd was. Weliswaar beheerde de hertog van Gelre als voogd van het stift de bezittingen van het stift, maar dat gaf hem geen invloed op het bestuur. Toen hij dat toch probeerde te krijgen, schreef abdis Ermgard onderstaande tekst, die zij een open brief noemde. De directe aanleiding was wellicht een conflict over de woonplaats van de drie mannen die in de eerste zin genoemd worden. Daarna volgt haar verklaring over de onafhankelijkheid van het stift, die door haar [[Willem I van den Bergh|oom Willem]], regerend [[Graven Van den Bergh|heer van Bergh]] en Johan van Strowic, rechter van de graaf van [[Kleef]] in Emmerik, bevestigd wordt. Aan de brief zijn drie zegels van groene was bevestigd; dat van abdis Ermgard, van heer Willem en van rechter Van Strowic.
+
Het ''Historisches Archiv der Stadt Köln'' bewaart een oorkonde van abdis Ermgard, die zij schreef op 21 januari [[1357]]. Hierin wijst zij hertog Reinoud III van [[Gelderland|Gelre]] op het feit dat haar gebied [[Leenrecht|een leen]] is van de Roomse (Duitse) keizer en volstrekt onafhankelijk is van Gelre. Het stift, in [[967]] gesticht door [[Wichman IV van Hamaland]], was op 14 december [[973]] door keizer Otto II verheven tot rijksstift. Dit hield in dat de abdis als wereldlijk heerseres aan geen enkele leenheer dan de keizer verantwoording verschuldigd was. Weliswaar beheerde de hertog van Gelre als voogd van het stift de bezittingen van het stift, maar dat gaf hem geen invloed op het bestuur. Toen hij dat toch probeerde te krijgen, schreef abdis Ermgard onderstaande tekst, die zij een open brief noemde. De directe aanleiding was wellicht een conflict over de woonplaats van de drie mannen die in de eerste zin genoemd worden. Daarna volgt haar verklaring over de onafhankelijkheid van het stift, die door haar [[Willem I van den Bergh|oom Willem]], regerend [[Graven Van den Bergh|heer van Bergh]] en Johan van Strowic, rechter van de graaf van [[Kleef]] in Emmerik, bevestigd wordt. Aan de brief zijn drie zegels van groene was bevestigd; dat van abdis Ermgard, van heer Willem en van rechter Van Strowic.
 
----
 
----
 
<div style="background:Khaki">
 
<div style="background:Khaki">
Regel 14: Regel 14:
 
::''Wij Ermgard bij der Goeds ghenade Abdisse der werlyker kerken van Elten tughen openbarlike in desem brieve allen luden, dat Gosswyn Hacke, Rutgher syn sone ende Millys Nussels sone wonachtich syn tot Elten op den berghe in onsen gerichte – voert mer so tughe wij in desen openen brieve dat dat gerichte ende Herlicheyt tot Elten, myt al eere to behoringe. En haldent te lene, van onsen ghemynden Here den Romeschen Keyser. Voertmer tughe wij, dat wij en gheynre hande leen of guet halden van den Hertogh van Gelren. Ende de Hertogh van Gelren en hevet clockenslach – noch scattinghe noch eingherhande ghebot over onse tot Elten. – Ende wij Willem here van den Berghe ende van Bylant, ende Johan van Strowic, richter des Greve van Cleve tot Embric, knape thughen, dat ons deze vorschreven stucke ende punte also als ene eerwerdighe vorstinne de Abdisse van Elten vorsghescreven hevet in desen brieve ons wal kondich sin, en myt der warheyt wal weten. Ende dat se eer herlicheyt tot Elten, van den Hertogh van Gelder niet enthelt, ende dat de Hertogh van Gelren over oer lant tot Elten en gheenrehande bot en hevet. Ende want wij alle dese vorscreven punten wal weten myt der warheyt, darumme heb wij onse seghele myt der eerwerdigher Abdissen seghel van Elten vorg. mede an desen openen brief gehanghen. Gegheven int yar ons heren Dusent Driehondert seven ende wijftich up sente Agneten daghe.
 
::''Wij Ermgard bij der Goeds ghenade Abdisse der werlyker kerken van Elten tughen openbarlike in desem brieve allen luden, dat Gosswyn Hacke, Rutgher syn sone ende Millys Nussels sone wonachtich syn tot Elten op den berghe in onsen gerichte – voert mer so tughe wij in desen openen brieve dat dat gerichte ende Herlicheyt tot Elten, myt al eere to behoringe. En haldent te lene, van onsen ghemynden Here den Romeschen Keyser. Voertmer tughe wij, dat wij en gheynre hande leen of guet halden van den Hertogh van Gelren. Ende de Hertogh van Gelren en hevet clockenslach – noch scattinghe noch eingherhande ghebot over onse tot Elten. – Ende wij Willem here van den Berghe ende van Bylant, ende Johan van Strowic, richter des Greve van Cleve tot Embric, knape thughen, dat ons deze vorschreven stucke ende punte also als ene eerwerdighe vorstinne de Abdisse van Elten vorsghescreven hevet in desen brieve ons wal kondich sin, en myt der warheyt wal weten. Ende dat se eer herlicheyt tot Elten, van den Hertogh van Gelder niet enthelt, ende dat de Hertogh van Gelren over oer lant tot Elten en gheenrehande bot en hevet. Ende want wij alle dese vorscreven punten wal weten myt der warheyt, darumme heb wij onse seghele myt der eerwerdigher Abdissen seghel van Elten vorg. mede an desen openen brief gehanghen. Gegheven int yar ons heren Dusent Driehondert seven ende wijftich up sente Agneten daghe.
 
<br></div>
 
<br></div>
----  
+
----
 +
 
 
== Haar zegel ==
 
== Haar zegel ==
 
[[Bestand:Zegel Ermgard vd Bergh.png|thumb|right|250px|'''Het zegel van Ermgard van den Bergh met het wapen van de heren van Bergh]]
 
[[Bestand:Zegel Ermgard vd Bergh.png|thumb|right|250px|'''Het zegel van Ermgard van den Bergh met het wapen van de heren van Bergh]]

Versie van 13 okt 2020 om 06:32

Het pectoraal van Ermgard van den Bergh, dat kort na haar verkiezing tot abdis in 1334 is gemaakt.

Abdis van het Stift Elten

Ermgard van den Bergh was een dochter van Adam II van den Bergh en Hedwig van Randerode. Zij werd op 4 juni 1334 gekozen tot abdis van het Stift Elten als opvolgster van Mabelia van Batenborch. Zij was na Ermgard I en Ermgard II de derde abdis die Ermgard heette.

Kort na haar verkiezing tot abdis werd een kostbaar pectoraal gemaakt, die nu wordt bewaard in de schatkamer van de Sint Martinuskerk in Emmerik. Een pectoraal is een borstkruis (crux pectoralis in het Latijn) dat kardinalen, bisschoppen en andere hoge geestelijken aan een ketting om de nek dragen. Ermgard gebruikte haar pectoraal echter als gesp aan haar koormantel.

Het midden van het kruis toont Sint Vitus met een leeuw. Hij was de patroonheilige van het Stift Elten. Op de rechterarm (zoals de draagster het zag) is het wapen van haar vader afgebeeld, op de linkerarm dat van haar moeder. Dezelfde twee wapens waren ooit ook te zien op een verloren gegaan glasvenster in de kerk van Hoog-Elten.

Het Stift is soeverein

Het Historisches Archiv der Stadt Köln bewaart een oorkonde van abdis Ermgard, die zij schreef op 21 januari 1357. Hierin wijst zij hertog Reinoud III van Gelre op het feit dat haar gebied een leen is van de Roomse (Duitse) keizer en volstrekt onafhankelijk is van Gelre. Het stift, in 967 gesticht door Wichman IV van Hamaland, was op 14 december 973 door keizer Otto II verheven tot rijksstift. Dit hield in dat de abdis als wereldlijk heerseres aan geen enkele leenheer dan de keizer verantwoording verschuldigd was. Weliswaar beheerde de hertog van Gelre als voogd van het stift de bezittingen van het stift, maar dat gaf hem geen invloed op het bestuur. Toen hij dat toch probeerde te krijgen, schreef abdis Ermgard onderstaande tekst, die zij een open brief noemde. De directe aanleiding was wellicht een conflict over de woonplaats van de drie mannen die in de eerste zin genoemd worden. Daarna volgt haar verklaring over de onafhankelijkheid van het stift, die door haar oom Willem, regerend heer van Bergh en Johan van Strowic, rechter van de graaf van Kleef in Emmerik, bevestigd wordt. Aan de brief zijn drie zegels van groene was bevestigd; dat van abdis Ermgard, van heer Willem en van rechter Van Strowic.



Wij Ermgard bij der Goeds ghenade Abdisse der werlyker kerken van Elten tughen openbarlike in desem brieve allen luden, dat Gosswyn Hacke, Rutgher syn sone ende Millys Nussels sone wonachtich syn tot Elten op den berghe in onsen gerichte – voert mer so tughe wij in desen openen brieve dat dat gerichte ende Herlicheyt tot Elten, myt al eere to behoringe. En haldent te lene, van onsen ghemynden Here den Romeschen Keyser. Voertmer tughe wij, dat wij en gheynre hande leen of guet halden van den Hertogh van Gelren. Ende de Hertogh van Gelren en hevet clockenslach – noch scattinghe noch eingherhande ghebot over onse tot Elten. – Ende wij Willem here van den Berghe ende van Bylant, ende Johan van Strowic, richter des Greve van Cleve tot Embric, knape thughen, dat ons deze vorschreven stucke ende punte also als ene eerwerdighe vorstinne de Abdisse van Elten vorsghescreven hevet in desen brieve ons wal kondich sin, en myt der warheyt wal weten. Ende dat se eer herlicheyt tot Elten, van den Hertogh van Gelder niet enthelt, ende dat de Hertogh van Gelren over oer lant tot Elten en gheenrehande bot en hevet. Ende want wij alle dese vorscreven punten wal weten myt der warheyt, darumme heb wij onse seghele myt der eerwerdigher Abdissen seghel van Elten vorg. mede an desen openen brief gehanghen. Gegheven int yar ons heren Dusent Driehondert seven ende wijftich up sente Agneten daghe.


Haar zegel

Het zegel van Ermgard van den Bergh met het wapen van de heren van Bergh

In 1338 verkocht abdis Ermgard Borghees, dat tot het territorium van het stift behoorde, aan de familie Bruechese. Van deze transactie is geen akte gevonden, maar daaraan heeft Ermgard waarschijnlijk haar zegel bevestigd. Haar zegel is wel gevonden aan een akte uit 1340, die de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden bewaart.

De akte bevat een lange en omslachtige tekst die begint met:

Wy ERMEGART bi der Gaeds ghenade Adbisse der werliker kirken van Elten,

waarna zij vastlegde dat ene Bernt Riperbant syn goet dat gheleghen is to Redebroke verkocht heeft aan Henric Moliart, priester te Emmerik, en Henric Mispelen uit Elten. Zij sloot de akte af met:

op dat deze dinc vast en stede sin so heb wi onsen seghel an desen brief ghehangen. Ghegheuen jnt jaer ons heren, dusent driehondert ende viertich des dinsdaghes na sinte Servaes dach.

Haar zegel toont (net als het pectoraal) het wapen van het wapen de heren van Bergh. In de rand staat Sigillum Secretum, persoonlijk zegel. De Redebroke is een dal ten noordoosten van de Eltenberg bij Stokkum.

Haar overlijden

Abdis Ermgard overleed op 25 juli 1365 in het stift en werd opgevolgd door Elza van Holzate. Het Necrologium van Elten vermeldt haar sterfdatum als VIII Kal. Aug. milles CCC LXV. Zowel de inschrijving van haar overlijden als die van haar gedachtenis op 4 november vermeldt het goed Redebroek:

o[biit] Yrmgardis de monte Abb[atiss]a h[uius] Eccl[essie]. ad mem[oriam] eiusd[em] d[e] b[onis] in boeckh[olt] j marc[a] d[e] bo[nis] redebr[oke] xviii s.
Stierf Ermgard van den Bergh abdis van deze kerk. te harer gedachtenis 1 mark van het goed in Bocholt en 18 s(tuivers?) van het goed Redebroek.

Zij werd herdacht op 4 november (II Nona Nov.):

m[emoria] D[omi]ne Yrmgardis Abb[attiss]e de bo[nis] in redebr[oke] j m[a]rc[a].
gedachtenis van vrouwe Ermgard abdis. Van het goed in Redebroek 1 mark.

De inschrijvingen wijzen er op dat zij in het Stift begraven werd.

Bronnen