Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Ettema, Dominicus Hylarius: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
(Verzetsman in de Tweede Wereldoorlog: Rein Miedema toegevoegd)
(Adjunct-directeur van de zuivelfabriek in Zeddam: gegevens Berentsen/telefoon toegevoegd)
Regel 16: Regel 16:
 
Al in het begin van [[1916]] woonde Ettema als 18-jarige in [[Wisch]]. Mogelijk werkte hij toen op de zuivelfabriek in [[Silvolde]], waar Gerrit Miedema’s broer Johannes directeur was. Daarna, van  26 mei 1916 tot  12 maart [[1917]], was  Ettema ''volontair'' op de zuivelfabriek in Zeddam. Hij woonde toen in [[Café Brinks|Hotel en Stalhouderij G.J. Snelting]] aan de [[Bovendorpsstraat]]. Miedema, die toen nog niet getrouwd was, woonde daar ook. Na zijn stageperiode ging Ettema terug naar Wisch. Daar verliezen we hem uit het oog tot zijn komst op 3 augustus [[1921]] uit Denekamp. Hij nam toen zijn intrek bij Miedema, die inmiddels getrouwd was, en werd waarschijnlijk toen of kort daarna adjunct-directeur.
 
Al in het begin van [[1916]] woonde Ettema als 18-jarige in [[Wisch]]. Mogelijk werkte hij toen op de zuivelfabriek in [[Silvolde]], waar Gerrit Miedema’s broer Johannes directeur was. Daarna, van  26 mei 1916 tot  12 maart [[1917]], was  Ettema ''volontair'' op de zuivelfabriek in Zeddam. Hij woonde toen in [[Café Brinks|Hotel en Stalhouderij G.J. Snelting]] aan de [[Bovendorpsstraat]]. Miedema, die toen nog niet getrouwd was, woonde daar ook. Na zijn stageperiode ging Ettema terug naar Wisch. Daar verliezen we hem uit het oog tot zijn komst op 3 augustus [[1921]] uit Denekamp. Hij nam toen zijn intrek bij Miedema, die inmiddels getrouwd was, en werd waarschijnlijk toen of kort daarna adjunct-directeur.
  
Ettema bleef bijna zeven jaar bij Miedema wonen, tot hij op 20 maart [[1928]] bij de familie [[Berentsen, Antonius Johannes Gosewinus|Berentsen]] in de kost ging. Een jaar later, op 15 maart [[1929]] verhuisde hij naar de familie [[Taken, Theodorus Franciscus|Taken]] aan de [[Benedendorpsstraat]] 41. Hier zou hij vijftien jaar in de kost zijn. Als hij naar zijn eigen kamer ging, moesten de kinderen Taken netjes gaan staan en zeggen: "Dag mijnheer Ettema."
+
Ettema bleef bijna zeven jaar bij Miedema wonen, tot hij op 20 maart [[1928]] in de kost ging bij de familie [[Berentsen, Antonius Johannes Gosewinus|Berentsen]] aan de [['s-Heerenbergseweg Zeddam|'s-Heerenbergseweg in Zeddam]]. Hij had daar twee kamers op de begane grond in het voorhuis, maar hij heeft er maar een jaar gewoond.
 +
 
 +
In oktober 1928 werd bij Berentsen het derde kind geboren, en het uitzicht op nog meer gezinsuitbreiding kan Ettema ertoe genoopt hebben naar andere woonruimte om te zien. In ieder geval is hij al op 15 maart [[1929]] verhuisd naar de familie [[Taken, Theodorus Franciscus|Taken]] aan de [[Benedendorpsstraat|Benedendorpsstraat]] 41. Taken en Berentsen waren allebei varkenshandelaar, en wellicht is Ettema's verhuizing daardoor tot stand gekomen. Anderzijds kende iedereen iedereen in het Zeddam van die tijd, zodat het niet moeilijk geweest kan zijn een kosthuis te vinden.
 +
 
 +
[[Berentsen, Antonius Johannes Gosewinus|Berentsens oudste zoon Antoon]], geboren in [[1927]], kan zich Ettema uiteraard niet herinneren uit de tijd dat die bij hem thuis in de kost was, maar hij kent hem wel uit latere jaren. In december [[2009]] vertelde hij dat Ettema in de oorlog bij hem thuis kwam om er te telefoneren. Hij was een vierkante, stevige man met kort, rechtopstaand haar en een snorretje.
 +
 
 +
Al in de jaren twintig hadden ze bij Berentsen telefoon gehad, maar toen Ettema verhuisde, is die opgezegd. Mogelijk was die telefoon er voor Ettema; hij was immers adjunct-directeur. Later, toen Berentsen voor de PTT telegrammen in het bestelrayon Zeddam ging bezorgen, kwam er weer telefoon. Aanvankelijk was die alleen om gebeld te worden (in verband met de telegrammen), maar vanaf een zeker moment ook om zelf te bellen. Toen kwam Ettema weer geregeld langs om te telefoneren; in ieder geval in de oorlogsjaren. Hij betaalde daar ook netjes voor. Het is nog onduidelijk waarom hij niet op de zuivelfabriek of bij Taken belde, maar misschien was er in de oorlog geen telefoon meer op de fabriek, en hadden ze bij Taken geen telefoon. Hoe het ook zij, Ettema had een uitgebreide kennissenkring, en misschien belde hij zelfs weleens naar zijn broer in Düsseldorf. Wie weet gebruikte hij de telefoon ook bij zijn verzetswerk (zie hieronder).
 +
 
 +
Bij Taken zou Ettema vijftien jaar in de kost zijn. Als hij naar zijn eigen kamer ging, moesten de kinderen Taken netjes gaan staan en zeggen: "Dag mijnheer Ettema."
  
 
Het was aan Ettema niet te horen dat hij een Duitse Fries was; hij sprak, althans naar Zeddamse begrippen, zuiver Nederlands. Een restant Duits was alleen te horen als de familie Taken aan tafel zat als Ettema binnenkwam. Hij zei dan steevast ''Mahlzeit!''
 
Het was aan Ettema niet te horen dat hij een Duitse Fries was; hij sprak, althans naar Zeddamse begrippen, zuiver Nederlands. Een restant Duits was alleen te horen als de familie Taken aan tafel zat als Ettema binnenkwam. Hij zei dan steevast ''Mahlzeit!''
  
Ettema was lid van een Zeddamse kaartclub. Als de club bij de familie Lukkezen bijeenkwam, moest de kleine [[Lukkezen, Jan|Jan]] de kaarters altijd een hand geven voor hij ging slapen. Dan ging hij steevast eerst naar Ettema, want die had altijd een rol snoep voor hem.
+
Ettema was lid van een Zeddamse kaartclub. Als de club bij de familie Lukkezen aan de [[Vinkwijkseweg]] bijeenkwam, moest de kleine [[Lukkezen, Jan|Jan]] de kaarters altijd een hand geven voor hij ging slapen. Dan ging hij steevast eerst naar Ettema, want die had altijd een rol snoep voor hem.
  
 
== Verzetsman in de Tweede Wereldoorlog ==
 
== Verzetsman in de Tweede Wereldoorlog ==

Versie van 18 dec 2009 om 14:50

Geboren in een Fries gezin

Dominicus Hylarius Ettema werd geboren op 3 augustus 1897 in Westhem-Blauwhuis in de Friese gemeente Wymbritseradeel. Hij was de jongste van de negen kinderen van Cornelis Dominicus Ettema en Froukje Meintes Witteveen. Twee broertjes van hem met dezelfde voornamen waren al voor zijn geboorte als baby gestorven. Daarnaast had hij nog één broer, Medardus, geboren in 1892, en vijf zussen. Het is nog niet bekend of al zijn zussen volwassen zijn geworden.

Het gezin woonde aanvankelijk in Lutjelollum vlak bij Franeker, en daarna van ongeveer 1886 tot 1893 in Tzum, gemeente Franekeradeel. Vader Cornelis was hier boer. Daarna begon wat lijkt op een nogal onrustige tijd, die van Tzum leidde naar Sint-Nicolaasga in de gemeente Doniawerstal, waar vader Cornelis eveneens boer was. Op 22 februari 1896 werd hier de boerderij met huisraad, vee en inventaris verkocht. In augustus van hetzelfde jaar stond Cornelis te boek als koopman en winkelier te Blauwhuis onder Westhem (waar Dominicus werd geboren). Hij heeft dit bedrijf een aantal jaren volgehouden, maar is vermoedelijk failliet gegaan. Opnieuw als boer aan de slag gaan, was geen optie, want de huren van de boerderijen waren toen hoog, mede door een tekort aan landbouwgrond, en de melkprijs was in verhouding te laag. Op zoek naar een beter bestaan is Cornelis rond 1900 met zijn gezin naar Düsseldorf in Duitsland vertrokken. Dominicus was toen amper een kleuter.

In Düsseldorf is Dominicus' moeder in 1922 overleden, 65 jaar oud. Zijn vader overleed er op 67-jarige leeftijd in 1927. Twee van zijn zussen zijn in Düsseldorf elk met een Fries getrouwd. Waarschijnlijk waren dit broers, want ze heetten allebei Minnema. Deze achternaam duikt later in Dominicus' verhaal nog een keer op.

Dominicus' enige overlevende broer Medardus trouwde in 1930 in Düsseldorf met een Duitse vrouw. Zij kregen drie kinderen; een dochter, geboren in 1931, en twee zoons, geboren in 1935 en 1937. Voor zover bekend heeft alleen deze jongste zoon zelf één zoon, geboren in 1972. Deze is de naaste nabestaande van zijn oudoom Dominicus.

Adjunct-directeur van de zuivelfabriek in Zeddam

Ettema (midden) en Gerrit Miedema, de directeur van de zuivelfabriek, met bezoekers uit Friesland
Ettema te paard op het terrein van de zuivelfabriek


Na enige omzwervingen werd Ettema in het begin van de jaren twintig adjunct-directeur van de Coöperatieve Zuivelfabriek Bergh in Zeddam. De Fries Gerrit Miedema was daar toen directeur. Hoe hij van Düsseldorf in Zeddam is beland, kon nog niet worden achterhaald, maar vermoedelijk hebben contacten in de kleine gemeenschap van katholieke Friezen hem hierbij geholpen.

Al in het begin van 1916 woonde Ettema als 18-jarige in Wisch. Mogelijk werkte hij toen op de zuivelfabriek in Silvolde, waar Gerrit Miedema’s broer Johannes directeur was. Daarna, van 26 mei 1916 tot 12 maart 1917, was Ettema volontair op de zuivelfabriek in Zeddam. Hij woonde toen in Hotel en Stalhouderij G.J. Snelting aan de Bovendorpsstraat. Miedema, die toen nog niet getrouwd was, woonde daar ook. Na zijn stageperiode ging Ettema terug naar Wisch. Daar verliezen we hem uit het oog tot zijn komst op 3 augustus 1921 uit Denekamp. Hij nam toen zijn intrek bij Miedema, die inmiddels getrouwd was, en werd waarschijnlijk toen of kort daarna adjunct-directeur.

Ettema bleef bijna zeven jaar bij Miedema wonen, tot hij op 20 maart 1928 in de kost ging bij de familie Berentsen aan de 's-Heerenbergseweg in Zeddam. Hij had daar twee kamers op de begane grond in het voorhuis, maar hij heeft er maar een jaar gewoond.

In oktober 1928 werd bij Berentsen het derde kind geboren, en het uitzicht op nog meer gezinsuitbreiding kan Ettema ertoe genoopt hebben naar andere woonruimte om te zien. In ieder geval is hij al op 15 maart 1929 verhuisd naar de familie Taken aan de Benedendorpsstraat 41. Taken en Berentsen waren allebei varkenshandelaar, en wellicht is Ettema's verhuizing daardoor tot stand gekomen. Anderzijds kende iedereen iedereen in het Zeddam van die tijd, zodat het niet moeilijk geweest kan zijn een kosthuis te vinden.

Berentsens oudste zoon Antoon, geboren in 1927, kan zich Ettema uiteraard niet herinneren uit de tijd dat die bij hem thuis in de kost was, maar hij kent hem wel uit latere jaren. In december 2009 vertelde hij dat Ettema in de oorlog bij hem thuis kwam om er te telefoneren. Hij was een vierkante, stevige man met kort, rechtopstaand haar en een snorretje.

Al in de jaren twintig hadden ze bij Berentsen telefoon gehad, maar toen Ettema verhuisde, is die opgezegd. Mogelijk was die telefoon er voor Ettema; hij was immers adjunct-directeur. Later, toen Berentsen voor de PTT telegrammen in het bestelrayon Zeddam ging bezorgen, kwam er weer telefoon. Aanvankelijk was die alleen om gebeld te worden (in verband met de telegrammen), maar vanaf een zeker moment ook om zelf te bellen. Toen kwam Ettema weer geregeld langs om te telefoneren; in ieder geval in de oorlogsjaren. Hij betaalde daar ook netjes voor. Het is nog onduidelijk waarom hij niet op de zuivelfabriek of bij Taken belde, maar misschien was er in de oorlog geen telefoon meer op de fabriek, en hadden ze bij Taken geen telefoon. Hoe het ook zij, Ettema had een uitgebreide kennissenkring, en misschien belde hij zelfs weleens naar zijn broer in Düsseldorf. Wie weet gebruikte hij de telefoon ook bij zijn verzetswerk (zie hieronder).

Bij Taken zou Ettema vijftien jaar in de kost zijn. Als hij naar zijn eigen kamer ging, moesten de kinderen Taken netjes gaan staan en zeggen: "Dag mijnheer Ettema."

Het was aan Ettema niet te horen dat hij een Duitse Fries was; hij sprak, althans naar Zeddamse begrippen, zuiver Nederlands. Een restant Duits was alleen te horen als de familie Taken aan tafel zat als Ettema binnenkwam. Hij zei dan steevast Mahlzeit!

Ettema was lid van een Zeddamse kaartclub. Als de club bij de familie Lukkezen aan de Vinkwijkseweg bijeenkwam, moest de kleine Jan de kaarters altijd een hand geven voor hij ging slapen. Dan ging hij steevast eerst naar Ettema, want die had altijd een rol snoep voor hem.

Verzetsman in de Tweede Wereldoorlog

Het bidprentje van Dominicus Ettema

In Zeddam richtte Ettema samen met een aantal vrienden, waaronder Antoon Helmes, een verzetsgroep op ter ondersteuning van de hulp aan onderduikers. Zij verzorgden voedsel en bonkaarten voor onderduikers, die vooral verkregen werden door overvallen op distributiekantoren. De groep regelde ook valse papieren, stempels en distributiestamkaarten.

De Duitse Sicherheitsdienst (SD) wist dat Ettema het plaatselijke duikhoofd was van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO), en arresteerde hem op 14 juni 1944. Hij werd eerst naar Arnhem overgebracht en van daar op 27 juni doorgestuurd naar Kamp Amersfoort. Dit kamp, dat officieel "Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort" (PDA) heette, was een belangrijke verzamelplaats voor gevangenen van de SD. Op of rond de dag van Ettema's arrestatie werden in omliggende plaatsen nog meer verzetslieden opgepakt.

Het duikhoofd van de LO in Silvolde (gemeente Wisch) was Rein Miedema, een neef (oomzegger) van Ettema's baas Gerrit Miedema. Dit kan toeval zijn, maar zij hadden natuurlijk al voor de oorlog contact door hun Friese afkomst en band met de zuivelindustrie.

Na zijn gevangenneming moest Ettema een contactadres opgeven. Dit was: D. Minnema, Rijksweg 290, Swalmen. D. Minnema was waarschijnlijk een zoon van zijn zus Sijke en haar man Sjoerd Minnema. Laatste genoemde overleed juist in die dagen (op 4 augustus 1944) in Swalmen. Dit kan betekenen, dat Ettema geen naaste familie had in Nederland. In ieder geval zijn broer woonde toen in Düsseldorf, en mogelijk ook zijn zussen, voor zover die nog in leven waren (zijn zus Sijke was al in 1923 in Düsseldorf overleden).

Ettema was een van de 1439 gevangenen die op 11 oktober 1944 vanuit Amersfoort op transport werden gezet naar het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Onder hen waren 602 mannen die op 1 oktober bij de razzia in Putten waren opgepakt. In Neuengamme stonden de gevangenen aan zware ontberingen bloot. Voeding en medische zorg waren er onvoldoende, net zoals hygiëne, kleding en huisvesting. Maar bovenal moesten ze zware lichamelijke arbeid verrichten, waarbij zij doorlopend door hun bewakers werden mishandeld en vernederd. Veel gevangenen hebben dit niet overleefd, en zo is ook Ettema op 11 januari 1945 overleden. Het is bizar dat het Nazi-systeem lijsten met sterfdata en doodsoorzaken van gevangenen heeft bijgehouden. Bij Ettema (gevangenennummer 56199) staat vermeld "cardiale insufficiëntie". Zijn hart had het begeven. We kunnen echter gevoeglijk aannemen, dat deze term de doodsoorzaak maar ten dele dekt.

Ettema werd in Neuengamme gecremeerd en heeft geen aanwijsbaar graf. Hij staat nu vermeld in Gedenkboek 34 van de Oorlogsgravenstichting. Hierin staan 2.455 Nederlanders vermeld die in Neuengamme zijn omgekomen en geen graf hebben.

T. de Goede schrijft het volgende over hem in De gemeente Bergh in den tweeden wereldoorlog (1946). De datum van 14 juni die hij noemt is echter niet wanneer Ettema in Amersfoort is aangekomen, maar de dag van zijn arrestatie:
"De heer D. Ettema, adjunct-directeur der Zuivelfabriek in Zeddam, een bekendstaand lid der ondergrondsche, is gegrepen. Als duikhoofd had hij bij de heeren van den S.D. een al te slechten naam. 14 Juni 1944 is hij overgebracht naar 't beruchte kamp van Amersfoort en 11 Oct. naar het concentratiekamp Neuengamme. Den 11en Januari 1945 is hij aldaar overleden als slachtoffer der Berghsche illegaliteit."

In het Kerkblad voor Bergh van vrijdag 14 september 1945 stonden twee overlijdensadvertenties voor Ettema; een van de directeur en het personeel van de zuivelfabriek in Zeddam, en een van Antoon Helmes in zijn hoedanigheid van voorzitter van de G.O.I.W. Bergh (Gemeenschap Oud-Illlegale Werkers).

Na de oorlog is zijn broer Medardus uit Düsseldorf naar Zeddam gekomen om kleren van Ettema op te halen. Dat was witte kleding uit de zuivelfabriek. Misschien konden daar kleren van gemaakt worden voor zijn kinderen. De familie Taken heeft toen alle foto's die ze van Ettema had, aan broer Medardus meegegeven.

In Zeddam is een straat naar hem genoemd.

Zijn oorlogsnalatenschap

Eind september 2009 zijn enkele persoonlijke bezittingen van Ettema opgedoken. Het betreft spullen die hij bij aankomst in Kamp Amersfoort op zak had en daar heeft moeten afgeven. Ze zijn toen door de Duitsers in een gemerkte bruine enveloppe gestopt. Toen hij naar Neuengamme werd overgebracht, kreeg hij die enveloppe mee.

Na de oorlog heeft de Nederlandse overheid veel persoonlijke bezittingen van omgekomen gevangenen teruggekregen. In samenwerking met het Rode Kruis is toen geprobeerd zo veel mogelijk nabestaanden op te sporen, maar dat is in veel gevallen niet gelukt. De betreffende spullen werden toen in Den Haag opgeslagen. Het Rode Kruis heeft eind 2006 de eigendommen van 78 personen van wie geen nabestaanden waren gevonden, aan de stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort geschonken.

In een laatste poging nabestaanden op te sporen, heeft de stichting Hart voor Kamp Amersfoort in samenwerking met stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort op 30 september 2009 de website Oorlogsnalatenschappen gelanceerd met gegevens over de omgekomen gevangenen en foto's van hun spullen.

Een van die gevangenen is Dominicus Hylarius Ettema uit Wymbritseradeel. Inmiddels is er een kleinzoon van Ettema's broer in Düsseldorf gevonden, maar omdat hij met vakantie is, kon er nog niet met hem gesproken worden.

Bronnen

Zie ook

Sjabloon:Onderwerp