Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Indiëdagboek Wim Velthausz, deel 1: verschil tussen versies
k (wiu2 verwijderd / opmaak) |
(→Operatiekamerassistent: link dagboek) |
||
Regel 113: | Regel 113: | ||
== Operatiekamerassistent == | == Operatiekamerassistent == | ||
[[Afbeelding:Velthausz dagboek Knieoperatie.JPG|thumb|right|300px|'''De operatiekamer in Madioen. Wim staat rechts vooraan.]] | [[Afbeelding:Velthausz dagboek Knieoperatie.JPG|thumb|right|300px|'''De operatiekamer in Madioen. Wim staat rechts vooraan.]] | ||
− | Op maandag 30 mei 1949 begon Wim als assistent op de operatiekamer. Samen met nog twee jongens van 42 Hupva en drie man van 1 VeHo werd hij ingewerkt. Al de volgende dag assisteerde hij bij een blindedarmoperatie. Een fluitje van een cent!, aldus het dagboek. | + | Op maandag 30 mei 1949 begon Wim als assistent op de operatiekamer. Samen met nog twee jongens van 42 Hupva en drie man van 1 VeHo werd hij ingewerkt. Al de volgende dag assisteerde hij bij een blindedarmoperatie. Een fluitje van een cent!, aldus het [[dagboek]]. |
De operatiekledij was een pyjamabroek met een lang wit schort, een wit mutsje en een monddoek. Operaties werden zo veel mogelijk 's morgens gedaan, omdat het dan het koelst was. Maar zweten deden ze toch, dus een van de assistenten deed bijna niets anders dan zweetdruppels afvegen. Die mochten niet op de patiënt vallen. | De operatiekledij was een pyjamabroek met een lang wit schort, een wit mutsje en een monddoek. Operaties werden zo veel mogelijk 's morgens gedaan, omdat het dan het koelst was. Maar zweten deden ze toch, dus een van de assistenten deed bijna niets anders dan zweetdruppels afvegen. Die mochten niet op de patiënt vallen. |
Versie van 23 jan 2010 om 16:19
Inhoud
De opleiding in Utrecht
Wim is op 8 september 1948 opgekomen bij het Korps Geneeskundige Troepen in de Van Sypesteynkazerne aan de Leidseweg in Utrecht. Hij had bij de keuring een andere voorkeur opgegeven, maar hij herinnerde zich de hospitaalsoldaten die in 1945 bij de bevrijding van 's-Heerenberg zulk mooi werk hadden gedaan. Daarom had hij wel vrede met zijn plaatsing bij de geneeskundige troepen.
Die septemberdag is Wim 's morgens om tien uur met plaatsgenoot Jan v.d. Bosch op de bus gestapt. Jan moest zich ook bij de geneeskundige troepen in Utrecht melden, maar dan in de Knoopkazerne. Naar later zou blijken, was dat een essentieel verschil.
Nadat Wim die eerste dag alle formaliteiten had afgehandeld en al zijn spullen had, kreeg hij te horen dat hij zich in de Knoopkazerne moest gaan melden. Die stond naast de Van Sypesteynkazerne, dus dat was niet moeilijk. Een paar dagen moest hij echter weer terug naar de Van Sypesteyn. Daar kwam hij bij het 5e peloton van sergeant-majoor De Jager, dat gelegerd was op kamer 114. Al gauw kwam hij erachter dat iedereen in de Van Sypesteyn klaargestoomd werd voor Indië. De rekruten in de Knoopkazerne zouden in Nederland blijven. Jan v.d. Bosch dus ook...
Na een paar maanden militaire training volgde de medische opleiding. Daar had Wim meer zin in. De soldaten werden in groepjes over diverse ziekenhuizen verdeeld, en Wim kreeg met vijf anderen zijn eerste praktijklessen in het militair hospitaal aan de Springweg. Dat was gespecialiseerd in tropische ziektes. Daarna kwam hij op de afdeling chirurgie van het militair hospitaal "Oog in Al", waar hij en zijn mede-praktikanten een fijne tijd hadden onder de hoede van zuster Van der Does. Zij regelde het altijd zo, dat ze op vrijdag op tijd naar huis konden, zoals blijkt uit onderstaand citaat.
Na vijf maanden zat de opleiding er op. De kersverse hospikken zouden deel gaan uitmaken van 42 Hupva, de 42e Hulpverbandplaatsafdeling van de G-brigade.
Toen kwam nog het inschepingsverlof. Op dinsdag 8 februari 1949 moest iedereen daarvan terug zijn in de kazerne. Voor Wim is dat een memorabele dag geworden, want op het perron in Arnhem stond zijn vriendin Wilhelmien Bisseling te wachten. Zij werkte toen in Arnhem. Iets verderop stond zijn zwager om afscheid te nemen. Hij was aldus een van de eersten die erachter kwamen dat Wim een vriendin had. Wilhelmien is meegeweest naar Utrecht, eerst naar de kazerne en later nog de stad in. Daarna zou ze nog vele brieven naar Indië schrijven.
Op 11 februari was het zo ver: het vertrek naar Indië. Om half elf was er appèl en om twaalf uur vertrok de trein naar Rotterdam. Daartussendoor had Wim nog wel even tijd om in de Knoopkazerne een pakje af te geven voor Wilhelmien, dacht hij. Dat “even” liep wat uit, en toen hij op de Van Sypensteyn terugkwam, was iedereen al naar het station vertrokken. Alleen zijn bagage stond er nog, met een officier ernaast. Dat beloofde niet veel goeds! Maar de officier bleek juist blij dat Wim er was, en samen hebben ze zijn bagage naar het station gedragen. Daar kwamen ze gelukkig nog ruim op tijd aan.
In de Rotterdamse haven bleek dat hun schip, de Kota Inten, die middag niet meer kon vertrekken vanwege de mist. De afvaart was zodoende pas om half twee ’s nachts, dus op zaterdag 12 februari 1949. Aan boord was ook het infanteriebataljon 6-8 RI, waar Wims plaatsgenoot Antoon Meijer bij zat.
De reis naar Indië
De vaart met de Kota Inten begon goed, want de eerste uren had Wim geen last van zeeziekte. Dat kwam die zaterdagmiddag pas, en 's avonds in de Golf van Biskaje werd dat nog erger. Op zondag was meer dan de helft van de jongens zeeziek. Pas in de loop van maandag was iedereen er weer zo’n beetje bovenop. De Kota Inten was de Golf van Biskaje toen uit.
Daarna verliep de reis, op een paar onvolkomenheden na, voorspoedig. De eerste onvolkomenheid was dat de scheepsmotoren een paar keer uitvielen. Bij aankomst in Suez op 23 februari gebeurde dat al voor de derde keer. Het gevolg was dat de reis uiteindelijk een week langer heeft geduurd dan gepland.
De tweede onvolkomenheid dat Wim voor straf aardappels moest schillen. Dat kwam zo. Op maandag 7 maart voelde hij zich niet lekker en ging op ziekenrapport. Hierdoor miste hij de verplichte gymnastiek, en als straf moest hij samen met een stuk of tien anderen drie dagen lang aardappels schillen voor de hele boot. Op zich was dat niet zo erg, want wat moest je anders doen op zo'n schuit, maar 8 maart, de eerste schildag, was ook de aankomst in Sabang. Dat was de haven van het eilandje We bij de noordpunt van Sumatra, en daar mocht iedereen voor het eerst sinds het vertrek uit Nederland van boord. Het zou jammer zijn dat te moeten missen. Dus zijn de schillers heel vroeg opgestaan, en hebben de aardappels meer vierkant dan rond afgeleverd om toch aan wal te kunnen. In de haven van Sabang lag ook de Waterman met 42 RVA aan boord. Hier zaten Joep Gerritsen en Theo Taken bij.
De Kota Inten zou pas op woensdag 9 maart om een uur 's middags weer vertrekken, dus na de tweede keer aardappels schillen konden de gestraften zelfs nog een tweede keer aan land in Sabang.
Op zaterdag 12 maart was de aankomst op de rede van Batavia, en de volgende dag werd afgemeerd in de haven van Tandjong Priok. Enkele eenheden gingen hier van boord, en 's middags om half vijf werd de reis naar Soerabaja voortgezet. De ontscheping daar was op dinsdag 15 maart 1949 om acht uur 's morgens. Na 31 dagen zat de reis erop!
Ondanks frisse tegenzin in wat komen ging, had Wim een voldaan gevoel over de zeereis. De volgende dag, nadat iedereen van 42 Hupva een gloednieuwe Austen (de Australische versie van de Britse Stengun) met honderd patronen had gekregen, schreef Wim deze beschouwing:
De eerste dagen in Indië
De dag na aankomst in Soerabaja vertrok 42 Hupva per trein naar Probolinggo, een kustplaats zo’n honderd kilometer verder oostwaarts. De warmte was daar beter te dragen dan in Soerabaja, maar al gauw bleek ook dat het er niet veilig was. Op vrijdag de 18e werd er brand gesticht in een nabijgelegen opslagloods, en later die avond werd er een planter vermoord, waarbij ook vier koelies en een korporaal van het KNIL werden gedood. Verder weg werd er behoorlijk geschoten.
Op zondag 20 maart kwam het bericht dat 42 Hupva uit elkaar wordt getrokken: dertig man bleven in Probolinggo, dertig man gingen naar het Marinehospitaal in Soerabaja, twee man naar een buitenpost bij Kediri, en vijftien man, waaronder Wim, naar het 1e Veldhospitaal (1 VeHo) van de 7 December-Divisie in Madioen.
Diezelfde dag las Wim in een brief van Wilhelmien dat Theo Hulst eerder die maand was gesneuveld. Ter geruststelling schreef hij terug dat het in Probolinggo vrij rustig was, en dat ze met minstens vijf man en bewapend moesten zijn, voor ze het kamp konden verlaten.
Op dinsdag 22 maart 1949 ging Wim met zijn groep per trein terug naar Soerabaja, een tussenstop op weg naar Madioen. 's Avonds is hij daar met zijn vriend Rien Lock per bedjak (fietstaxi) op bezoek geweest bij de familie Snelder, familie van zijn zwager. Ze hebben er een gezellige avond gehad en waren toch nog op tijd terug in het doorgangskamp van het KNIL, waar overnacht werd.
Die donderdag heeft Wim afscheid genomen van een paar kameraden die in het Marinehospitaal waren geplaatst. Hij was blij dat hij daar niet hoefde te werken:
Het vertrek naar Madioen was pas op zaterdag 26 maart: om zes uur 's morgens kwam er een konvooi gloednieuwe Chevrolets aanrijden. De jongens van 42 Hupva moesten verspreid over de vrachtwagens op de lading gaan zitten. Zij waren niet alleen passagiers, maar moesten het konvooi ook beveiligen. Hun gloednieuwe Austens hadden ze dan ook geladen aan de schouder hangen. De rit van negen uur ging over slechte wegen en over bergen en dalen, maar was heel mooi. Veel stof slikken ook, maar er gebeurden geen ongelukken.
Bij 1 VeHo in Madioen
In Madioen werd Wim met een groep van zestien man in een villa ingekwartierd, maar al na een paar dagen vond er een herschikking plaats. Met zijn vrienden Erik Stegwee en Tom Suuring van 42 Hupva en zeven “ouwe” jongens van het 1e Veldhospitaal (1 VeHo) werd hij in een naastgelegen villa gelegerd. De jongens van 1 VeHo waren echt “ouwe jongens”, want ze zaten al bijna drie jaar in Indië! Overigens deed de huisvesting in een villa Wim aan de oorlog denken; toen vorderden de Duitsers ook naar believen huizen voor inkwartiering.
Madioen lag in het gebied dat drie maanden eerder tijdens de Tweede Politionele Actie werd veroverd. Tot die tijd zat de RRI in die villa: de Radio Republik Indonesia, maar nu zaten er tien Nederlandse hospikken. Later zou heel 42 Hupva naar Madioen komen, waarna 1 VeHo zou repatriëren. Tot die tijd woonden ze met z’n tienen in dat huis. Ze hadden een eigen “kokkie” gehuurd, die voor 8 gulden per maand per persoon ontzettend lekker kookte.
Bij 1 VeHo was de dag in drie diensten verdeeld: de vroege dienst van zeven uur 's morgens tot twee uur ’s middags, daarna de middagdienst tot negen uur 's avonds, en daarna de nachtdienst. Wim begon zijn werk op de afdeling huidziekten, waar veel jongens met een geslachtsziekte bleken te liggen. Daar had Wim in het militair hospitaal aan de Springweg in Utrecht van alles over geleerd, maar dat het zó erg was...
Op vrijdag 1 april 1949 kwam de eerste zware opdracht:
De doden werden de volgende dag met militaire eer begraven. De dag daarop was het palmzondag: Pasen naderde. Wim stelde vast dat hij in Indië meer stil stond bij dergelijke feestdagen dan hij in Nederland gewoon was te doen. Ook het kerkbezoek sloeg hij, als het even kon, niet over. De omstandigheden maakten het daar ook wel naar, want op 6 april was het weer raak:
Twee dagen later was er wéér een dode. Er kwam een melding dat er een gewonde opgehaald moest worden. Hij was door een scherf van een trekbom getroffen. Tijdens de achttien kilometer lange rit naar Madioen over slechte wegen, overleed hij.
Op maandag 11 april maakte Wim de balans op: in twee weken tijd zeventien doden en tien gewonden. Hij concludeerde dat hij al veel heeft meegemaakt en geen "groentje" meer was.
Op paaszaterdag meldde de radio dat de repatriëring van de 7 December-Divisie weer een half jaar werd uitgesteld. Dat was een zware slag voor de jongens van 1 VeHo. Het was voor Wim moeilijk te geloven, maar kerels van 24, 25 jaar lagen op bed te huilen als kinderen omdat hun thuisreis nu al voor de derde keer werd uitgesteld. Wim had dan ook met hun te doen. Drie jaar tropendienst was echt te gek.
Op Eerste Paasdag ging Wim met vier jongens van zijn kamer in Madioen naar de Latijnse Hoogmis. Het gaf hem even het gevoel in Nederland te zijn.
30 april 1949 was de eerste koninginnedag van koningin Juliana. Na de vlaggenparade en een toespraak van de commandant kregen de jongens van de 7 December-Divisie het Ereteken voor Orde en Vrede uitgereikt. Dat gebeurde met het nodige ceremonieel. Daarna volgde een militaire parade, waarbij helemaal achteraan de stoet ook een afdeling van 1 VeHo meeliep. De rest van de dag waren er volksspelen en voetbalwedstrijden, en 's avonds was er een Indisch cabaret, waar Wim weinig van verstond.
Volgens de inlichtingendienst stikte het in het gebied tussen Madioen en Solo van de opstandelingen. Om daar wat tegen te doen, rukte er op zondag 8 mei een grote colonne uit voor een tiendaagse actie. Het veldhospitaal was paraat om gewonden op te vangen. De volgende dag kwam de eerste al binnen. Een bijzonder geval: hij had een kogel van achter naar voren dwars door zijn hoofd gehad, maar hij was nog bij kennis en keek helder uit zijn ogen. Hij werd per vliegtuig doorgestuurd naar het ziekenhuis in Soerabaja. Verdere gewonden beleven uit, en uiteindelijk leverde de actie weinig op. De tegenstander leek op de hoogte te zijn geweest, want hij was hem gesmeerd.
Die maand ging het er toch op lijken dat de jongens van 1 VeHo konden vertrekken. Op vrijdag 13 mei arriveerden er kwartiermakers van 42 Hupva om de komst van de rest van de compagnie voor te bereiden. De week daarop kwam er weer een gedeelte van 42 Hupva in Madioen aan. Maar wanneer de het veldhospitaal zou worden overgedragen, was nog niet bekend.
Op vrijdag 20 mei ging Wim op de verpleegafdeling van de chirurgie werken. Daar was het harder aanpakken dan op de andere afdelingen. Verbanden wisselen, spuiten geven en patiënten helpen die zichzelf niet of nauwelijks konden helpen. Enkele patiënten waren buiten kennis, andere hadden gebroken, verbrandde of versplinterde lichaamsdelen, of schotwonden. De chirurg, dokter Simons, had werk genoeg. Zwaargewonden werden voor zover mogelijk doorgestuurd naar Soerabaja of Batavia, of verder door naar Nederland.
Die zondag ontmoette Wim in Madioen zijn plaatsgenoot Wim Jansen. Een paar dagen later, de 26e, kwam hij Theo Taken) uit Zeddam tegen. Samen hebben ze een eindje gewandeld en over Nederland gepraat.
Operatiekamerassistent
Op maandag 30 mei 1949 begon Wim als assistent op de operatiekamer. Samen met nog twee jongens van 42 Hupva en drie man van 1 VeHo werd hij ingewerkt. Al de volgende dag assisteerde hij bij een blindedarmoperatie. Een fluitje van een cent!, aldus het dagboek.
De operatiekledij was een pyjamabroek met een lang wit schort, een wit mutsje en een monddoek. Operaties werden zo veel mogelijk 's morgens gedaan, omdat het dan het koelst was. Maar zweten deden ze toch, dus een van de assistenten deed bijna niets anders dan zweetdruppels afvegen. Die mochten niet op de patiënt vallen.
Het werk beviel Wim goed. Het was van een kant natuurlijk niet prettig, met al dat bloed en narigheid, maar hij kon er goed tegen. Hij vond het mooi toch nog iets voor zulke patiënten te kunnen doen. Daarbij kon hij goed opschieten met dokter Simons en de andere operatiekamerassistenten. Dokter Simons kon onder het opereren zelfs een grapje maken, maar als je iets verkeerd deed, kreeg je dat wel te horen.
Als er gewonden geopereerd moesten worden, gebeurde dat natuurlijk ongeacht de tijd van de dag. Die vielen er helaas met enige regelmaat. Was het niet door beschietingen of trekbommen, dan was het wel door een of ander ongeluk. Van de zwaargewonden overleed er weleens een. Het werd zo gewoon dat er gewonden werden binnengebracht, dat Wim zich op dagen dat er geen waren, begon af te vragen: hoe zit dat eigenlijk?
Maar Wim bleef ook soldaat. Op de avond van 9 juni 1949 werd hij met negen anderen naar een brug buiten de stad gebracht. Die moesten ze bewaken omdat er een aanval werd verwacht. De hele nacht hebben de jongens er in het donker liggen turen, maar er gebeurde niks. Gelukkig mochten ze daarna uitslapen. Verder moesten ze wachtdiensten blijven draaien.
De zieke hospik
Zondag 12 juni, vier maanden in Indië. Wim kreeg diarree en werd, net als een andere jongen, opgenomen in zijn eigen ziekenhuis. De volgende dag werd de diagnose gesteld: bacteriële dysenterie. Na een week was hij beter, maar moest nog een week blijven om aan te sterken.
In het ziekenhuis hoorde Wim op woensdag 22 juni voor het eerst artillerievuur, en wel van de eigen veldartillerie (1-42 RVA van Theo Taken). In de omgeving van Madioen waren behalve het leger van Soekarno (de TNI) ook troepen van de communistische partij van Indonesië (PKI) actief. Gelukkig, aldus Wim, vochten die niet alleen tegen Nederland, maar zaten ze elkaar ook geregeld in de haren.
Het duurde even, maar op 24 juni werd de bron van de dysenterie geïdentificeerd: de kippen van 42 Hupva. Alle jongens die op een verjaardagsfeestje op 11 juni van een zelfgemaakte eierlikeur hadden gegeten, waren besmet geraakt. Die kippen moesten er dus aan geloven. De volgende dag, een zaterdag, werd Wim ontslagen uit het ziekenhuis. 's Maandags kon hij weer aan het werk op de operatiekamer.
Een grimmige periode
Begin juli werd de situatie grimmiger. De KLM vloog niet meer op Madioen omdat het te gevaarlijk werd. Dat had natuurlijk gevolgen voor de postbezorging. "Dan maar geen post", schreef Wim laconiek. De onrust was voor hem aanleiding het volgende op te schrijven over de troepensterkte van de vijand.
Ondanks de onrust kreeg hij op op zondagmiddag 3 juli overwacht bezoek van een aantal plaatsgenoten. In zijn dagboeknotitie van die dag noemde Wim bijna alle Berghenaren die hij in Indië is tegengekomen.
Het eerste pakje van het Thuisfront bereikte Wim op 12 juli. Er zaten onder andere tijdschriften en sigaretten in. Of hij ervan heeft kunnen genieten, is onduidelijk, want kort daarop ontbreken er zo maar twee weken in het dagboek. Was Wim te druk op de operatiekamer? Dat zou althans een verklaring kunnen zijn voor het feit dat Wim van 15 to 31 juli niets heeft geschreven. De eerste notitie daarna ging weer over een gewonde.
Staakt-het-vuren
Meteen na het ingaan van het staakt-het-vuren in de nacht van 10 op 11 augustus 1949 werden er minder gewonden binnengebracht. Op 13 augustus kwamen er zelfs TNI-strijders uit de bergen op bezoek bij familie in Madioen. Er werd immers niet meer gevochten. Allemaal knapen met lange haren waren het, die zwaaiend met rood-witte (Indonesische) vlaggen "merdeka!" (vrijheid) riepen. Tot zijn stomme verbazing zag Wim tussen hen een jongen die eerder als schoonmaker op de operatiekamer had gewerkt. Hij was vast een spion van de TNI.
Door het staakt-het-vuren was het zo rustig geworden dat Wim niet meer wist wat hij in zijn dagboek moest schrijven. Gelukkig kwam er drie tot vier keer per week post. Zo als uit alle boeken over Indië blijkt, was de post heel belangrijk voor de Nederlandse militairen in Indië. Daar werd echt naar uitgekeken. Ook uit Wims dagboek blijkt dit weer. Meerdere keren per week schreef hij er wel iets over: van wie hij post had gehad, of hoe lang de post weer op zich liet wachten, of een ander commentaar.
Op maandag 15 augustus droeg 1 VeHo het veldhospitaal officieel over aan 42 Hupva. Daarmee waren de jongens van 1 VeHo nog niet weg, maar het begin was er in ieder geval voor hen. Op de donderdag daarna was er een afscheidsavond met een door 1 VeHo verzorgd cabaret, maar van vertrekken kwam niks, zodat er op 12 september weer een afscheidsfeestje werd gehouden. Tot het laatst bleef onduidelijk, wanneer ze konden gaan, maar op zaterdag 17 september vertrok de oude hap dan toch uit Madioen. Wim zou ze missen, schreef hij.
Ongeveer gelijk met de overdracht van het veldhospitaal had 42 Hupva een nieuwe commandant gekregen. Dat was geen onverdeeld succes, zoals blijkt uit Wims dagboeknotitie van 6 september.
De verstoorde relatie commandant-manschappen zat iedereen flink dwars. Wim heeft van de weeromstuit vijf dagen niet in zijn dagboek geschreven. Uiteindelijk werd de zaak bijgelegd, waarbij van hogerhand werd toegegeven dat ook de leiding fouten had gemaakt.
Overplaatsing?
Eind september 1949 werden de geruchten dat 42 Hupva overgeplaatst zou worden, steeds luider. Het aantal militaire hospitalen op Oost-Java zou van vier naar twee gaan: het Marinehospitaal in Soerabaja en een in Malang, waar 42 Hupva naartoe zou gaan. Maar tot nader order bleef de operatiekamer in Madioen paraat met dokter Simons en zijn drie assistenten: sergeant Henk Wolven en de soldaten Henk Bosman en Wim Velthausz. Oorlogsgewonden waren er niet meer sinds het staakt-het-vuren van augustus, maar door ongelukken en blindedarmontstekingen (routinewerk!) bleef opereren toch nodig. Ook de chirurgische polikliniek bleef doordraaien.
Dat er iets ging gebeuren, werd duidelijk op zaterdag 8 oktober: al het materiaal dat niet meer nodig was, werd naar Soerabaja overgebracht, waaronder honderd bedden. In het hospitaal bleven nog vijftig bedden over. De geruchten over de overplaatsing namen toe: we gaan naar Sumatra, we gaan naar Borneo. Of toch naar Malang?
De volgende dag kon Wim de geruchten even laten voor wat ze waren, want hij ontmoette zijn plaatsgenoot Antoon Meijer. Ze waren samen op de Kota Inten uit Nederland vertrokken, maar sinds de ontscheping in Soerabaja hadden ze elkaar niet meer gezien. Meijer zou in Madioen blijven tot de overdracht aan de TNI. Dat kon niet al te lang meer duren, want de jongens van de buitenposten waren al op de stad teruggetrokken.
Op woensdag 12 oktober kwamen de eerste TNI-soldaten in de stad aan om het bestuur over te nemen als uitvloeisel van de Van Royen-Roem-Overeenkomst tussen Nederland en de Republiek van Soekarno. Madioen werd op 6 november officieel overgedragen. Het was voor Wim moeilijk te begrijpen dat Nederland het gebied negen maanden ten koste van vele doden en gewonden bezet had gehouden, en het nu aan de TNI overdroeg. Maar hij had het zien aankomen, want al in juni was Djogjakarta, waar Soekarno met zijn regering had gezeten, volgens plan door de Nederlanders ontruimd.
Kort voor het vertrek van 42 Hupva uit Madioen, dat er toch echt zat aan te komen, beleefde Wim zijn mooiste dag in Indië. Dat was op vrijdag 14 oktober 1949.
Overplaatsing!
Begin november moest 42 Hupva het veldhospitaal in Madioen ontruimen, maar er werd niet bijgezegd wat de nieuwe standplaats zou worden. Alles moest voorlopig naar Soerabaja, het knooppunt van Oost-Java. De vijf vrachtwagens van 42 Hupva reden een week lang op en neer tussen Madioen en Soerabaja, een afstand van driehonderd kilometer ut en thuis. Wim ging een paar keer mee voor de beveiliging. Op woensdag 9 november draaide het hospitaal voor het laatst. Donderdag gingen de laatste spullen en mensen per trein naar Soerabaja. Wim sloot een belangrijke periode van zijn Indiëtijd met een bijzonder treinreis af.
Op zondag 20 november kwamen er gloednieuwe ambulances aan, rechtstreeks uit Amerika. Er was dus nog werk te doen. Maar waar? Op 23 november kwam het verlossende woord: in Malang, honderd kilometer ten zuiden van Soerabaja. Dus toch. 42 Hupva moest daar 34 Hupva gaan aanvullen en op termijn aflossen. 34 Hupva, een onderdeel van de Palmboom-Divisie had eind 1947 een militair hospitaal van vierhonderd bedden ingericht in het zendingshospitaal Soekoen in Malang.
Op de laatste avond in Soerabaja heeft Wim nog een ontmoeting gehad met Wim Jansen. Hij had een tijd op een buitenpost bij Madioen gezeten, maar was blij dat hij daar weg was. De eerste ontmoeting was op 22 mei geweest.
De volgende dag verliet 42 Hupva Madioen voor goed.