Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Café Clé Berntsen: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Bronnen: redactie)
k (Van Willem Kuper tot Clé Berntsen)
Regel 13: Regel 13:
  
 
== Van Willem Kuper tot Clé Berntsen ==
 
== Van Willem Kuper tot Clé Berntsen ==
Willem Kuper (no. 10 in bovenstaande lijst) was in [[1834]] de eerste vergunninghouder en tevens de naamgever van het Kupershuus. Hij werd gedoopt in [[1792]] in Speldrop bij [[Rees]] als zoon van Ruth Kuper en Maria Market. Hij trouwde met Helena Simes, de weduwe van Jan Dijker (nummers 8 en 9). Hij overleed op 50-jarige leeftijd op 8 december [[1842]] in Azewijn, waar zijn vrouw overleed op 7 december [[1854]].
+
'''Willem Kuper''' (no. 10 in bovenstaande lijst) was in [[1834]] de eerste vergunninghouder en tevens de naamgever van het Kupershuus. Hij werd gedoopt in [[1792]] in Speldrop bij [[Rees]] als zoon van Ruth Kuper en Maria Market. Hij trouwde met Helena Simes, de weduwe van Jan Dijker (nummers 8 en 9). Hij overleed op 50-jarige leeftijd op 8 december [[1842]] in Azewijn, waar zijn vrouw overleed op 7 december [[1854]].
  
Via Willems dochter Aleida Kuper ([[1820]]-[[1889]]) kwam de tapvergunning terecht bij Albertus Berntsen ([[1814]]-[[1886]]). Toen deze op 9 november [[1848]] met Aleida trouwde, deed de naam Bentsen zijn intrede in deze tapperij. Dat hij er tot het einde gebleven is, hebben we aan een [[kettinghuwelijk]] te danken, want hij is niet “van vader op zoon” doorgegeven. Om te zien hoe dat gegaan is, volgen nu eerst de kinderen van het echtpaar Berntsen-Kuper.
+
Via Willems dochter '''Aleida Kuper''' ([[1820]]-[[1889]]) kwam de tapvergunning terecht bij '''Albertus Berntsen''' ([[1814]]-[[1886]]). Toen deze op 9 november [[1848]] met Aleida trouwde, deed de naam Bentsen zijn intrede in deze tapperij. Dat hij er tot het einde gebleven is, hebben we aan een [[kettinghuwelijk]] te danken, want hij is niet “van vader op zoon” doorgegeven. Om te zien hoe dat gegaan is, volgen nu eerst de kinderen van het echtpaar Berntsen-Kuper.
  
 
#Johanna Maria ([[1850]]-[[1936]])
 
#Johanna Maria ([[1850]]-[[1936]])

Versie van 30 sep 2014 om 09:45

De vroegste geschiedenis

In voormalig Café Clé Berntsen in Azewijn, vanouds gevestigd in het Kupershuus, is anderhalve eeuw lang alcohol geschonken. Al minstens sinds 1650 stond er op die plaats een woonhuis. De bewoningsgeschiedenis tot aan de eerste tapvergunning vermeldt de volgende hoofdbewoners:

  1. 1650: Hendrik Simons
  2. 1676-1686: Berend Gasseler
  3. 1697-1714: Willem Gasseler / Gasseling
  4. 1717-1719: Willem Hietveld
  5. 1720-1738: Jan te Boekhorst
  6. 1746: weduwe van Gerrit Simes
  7. 1775: Evert Simes (geboren 1738)
  8. 1803: Helena Simes (gehuwd met Jan Dijker)
  9. 1817: weduwe Dijker
  10. 1829-1842: Willem Kuper

Van Willem Kuper tot Clé Berntsen

Willem Kuper (no. 10 in bovenstaande lijst) was in 1834 de eerste vergunninghouder en tevens de naamgever van het Kupershuus. Hij werd gedoopt in 1792 in Speldrop bij Rees als zoon van Ruth Kuper en Maria Market. Hij trouwde met Helena Simes, de weduwe van Jan Dijker (nummers 8 en 9). Hij overleed op 50-jarige leeftijd op 8 december 1842 in Azewijn, waar zijn vrouw overleed op 7 december 1854.

Via Willems dochter Aleida Kuper (1820-1889) kwam de tapvergunning terecht bij Albertus Berntsen (1814-1886). Toen deze op 9 november 1848 met Aleida trouwde, deed de naam Bentsen zijn intrede in deze tapperij. Dat hij er tot het einde gebleven is, hebben we aan een kettinghuwelijk te danken, want hij is niet “van vader op zoon” doorgegeven. Om te zien hoe dat gegaan is, volgen nu eerst de kinderen van het echtpaar Berntsen-Kuper.

  1. Johanna Maria (1850-1936)
  2. Wilhelmus (1851-1921)
  3. Wilhelmina Josephina ( 1852-1914)
  4. Johannes Gerhardus (8 augustus-18 november 1853)
  5. Helena (1854-?)
  6. Gerhardus (1855-1941)
  7. Johannes (1856-1933)
  8. Wilhelmina (1857-1894)
  9. Aldegonda (1859-1906)
  10. Maria Everdina (1861-1936)
  11. Antonia Everdina (13 mei-27 juni 1863)
  12. Antonius (23 juni-14 september 1864)

Zoon Johannes (no. 7), een vrijgezel die Jan-eum genoemd werd, is een tijdlang de tapper geweest, maar later verhuisde hij naar het Wintershuus in Warm. Daar was zijn oudste zuster Johanna Maria (no. 1) getrouwd met Jan Winters (1833-1894). Met zijn zus Aldegonda (no. 9) begon daarna een kettinghuwelijk van vier schakels, waarmee de naam Berntsen met het Kupershuus verbonden is gebleven.

  • Eerste schakel: Aldegonda trouwde op 42-jarige leeftijd op 11 juli 1901 met Theodorus Aloijsius (Dorus) Giesen. Dorus was op 25 december 1869 in Vethuizen geboren. Aldegonda overleed kinderloos op 13 januari 1906, mogelijk als gevolg van een doodgeboren kindje op 21 februari 1905. Of Dorus toen al de vergunninghouder was, is nog onduidelijk, maar op een gegeven moment werd hij de uitbater. Daarmee verdween de naam Berntsen uit het Kupershuus.
  • Tweede schakel: Dorus Giesen hertrouwde op 15 november 1906 met Theodora Christina Gerritsen uit Angerlo. Uit dit huwelijk werden (minstens) drie kinderen geboren, te weten Antoon (1907) die priester werd, Alex (1910) die architect werd, en een dochtertje (1914) dat maar een halfjaar oud is geworden. Helaas overleed Dorus' tweede vrouw al op 36-jarige leeftijd op 9 februari 1916.
  • Derde schakel: Dorus Giesen trouwde op 8 mei 1919 voor de derde keer, nu met Bertha Grada Sloot uit Drempt. Dit huwelijk was nog kinderloos toen Dorus op 6 december 1921 op 51-jarige leeftijd overleed. Zijn derde vrouw bleef toen achter met de twee zonen van zijn tweede vrouw. De tapvergunning was toen om een of andere reden niet meer geldig, want op 1 april 1922 heeft Bertha Sloot als koffiehuishoudster een vergunning aangevraagd tot verkoop van sterken drank voor gebruik ter plaatse van verkoop, in den benedenvoorkamer, rechts van de hoofdingang, met een oppervlakte van 23,75 m² en het bovenhuis met een oppervlakte van 73 m². De vergunning werd op 1 mei 1922 verleend.
  • Vierde schakel: Bertha Sloot hertrouwde op 30 april 1924 met Clé Berntsen, zoon van Willem Berntsen (no. 2) en kleinzoon van Albertus Berntsen. Met andere woorden, Aldegonda Berntsen met wie dit kettinghuwelijk begon, was een tante van Clé Berntsen met wie het eindigde. Daarmee kwam de naam Berntsen terug in het Kupershuis. Opgemerkt zij dat de twee stiefzonen van het echtpaar Berntsen-Sloot (de gebroeders Giesen) met geen van beide stiefouders verwant waren, en dus ook niet met hun zoon Wim, die in 1925 werd geboren. Laatstgenoemde stond bekend als Wim van Clé. Zijn moeder Bertha Sloot overleed in 1933, waarna zijn tante Marie (Maria Helena Cecilia Berntsen, 1897-1962), een jongere zus van vader Clé als huishoudster op het Kupershuus is gekomen.

Het gebeurde in het Kupershuus

Op kermismaandag 28 september 1857, in de tijd dat Albertus Berntsen de waard was, vond er in het Kupershuus een handgemeen plaats tussen een klompenmaker en twee veldwachters. De klompenmaker had bij herbergier Willem te Boekhorst wat gedronken een was zonder betalen weggegaan. De 's-Heerenbergse veldwachters Hermanus van Engelen en Albertus Verheij, die op de kermis waren en te hulp werden geroepen, troffen de wanbetaler aan in het Kupershuus. Toen deze weigerde met hen mee te gaan, ontstond er een woordenwisseling, die op een vechtpartij uitdraaide. De klompenmaker sloeg en schopte, veldwachter Verheij deelde meerdere klappen uit met zijn stok, en er gingen ruiten aan diggelen. De ruzie werd tot bedaren gebracht door de Azewijner Hermanus Alings, die verklaarde de man wel te kennen. Daarop gingen zij gevieren naar buiten, waar ook veldwachter Willem Visser was. Ook Visser, onder wiens gezag Azewijn viel, zei de man te kennen; een klompenmaker die bij de weduwe Pas in de kost was. Na nog enkele bemiddelende woorden van veldwachter Visser ging ieders zijns weegs.

De volgende dag zijn er door burgemeester C. van Hugenpoth twee processen verbaal opgemaakt van het voorval. Het ene legde de verklaringen van de twee 's-Heerenbergse veldwachters vast, het andere de verklaring van de klompenmaker Bernardus Albertus de Gier. Deze had ter ondersteuning van zijn verhaal vier getuigen meegebracht, namelijk de reeds genoemde Hermanus Alings en verder Hendrik Pastoors, Hendrik Klabbers en Arent Messing. De laatste twee hadden niet het hele voorval meegekregen.

De Gier was in 1832 in Steenderen geboren en overleed ongehuwd in 1895 in Zutphen.

Café Th. Giesen

Kupershuus Giesen.jpg

Ergens aan het eind van de negentiende eeuw heeft Dorus Giesen samen met de heren Gerritsen en Hettelaar de Onderlinge Paardenverzekering Azewijn en Omstreken opgericht. Het boerenwerk was in die tijd volledig afhankelijk van paardenkracht, dus als een paard ziek werd of zelfs doodging, was dat een enorme schadepost. Een verzekering die in zo'n geval de volle waarde uitkeerde, was dan ook een enorme uitkomst. Overigens waren de paarden ook verzekerd tegen diefstal (in welk geval tachtig procent van de waarde werd uitgekeerd), maar dat is nooit voorgekomen. Ook voor afgekeurde paarden werd een bepaald bedrag uitgekeerd. Om de verzekerde waarde vast te stellen, moesten de paarden twee keer per jaar, in mei en november, getaxeerd worden. Dat gebeurde voor de deur van café Th. Giesen, ofwel het Kupershuus. Na de paardenschatting werd er in het café vergaderd en nagekaart.

Café Clé Berntsen

In 1930, toen Bertha Sloot nog de vergunninghoudster was, is het Kupershuus grondig verbouwd. De gelagkamer werd vergroot tot 38,50 m² (in 1952 verder vergroot tot 56,29 m²) en de daar achter gelegen feestzaal werd 242 m² groot. Niet lang daarna, in 1933, overleed Bertha Sloot, waarna per 18 januari 1934 de tapvergunning overging op haar weduwnaar Clé Berntsen. Toen deze in 1962 overleed, ging de vergunning over op Wim van Clé, die al in 1954 was getrouwd met Maria Paulina (Mariet) Terhorst. Wim en zijn vrouw hebben het café, samen met de kruidenierswinkel, nog jaren gedreven.

Op 11 mei 1950 werd vergunning verleend tot het inrichten van een schietbaan (buksbaan). Een lijst van vijftien punten beschreef gedetailleerd alle voorwaarden waaraan de baan moest voldoen.

Na de oorlog heeft café Clé Berntsen een tijdlang ruimte beschikbaar gesteld als kleedkamer voor voetbalclub Den Dam. Als vanzelf werd het ook het clublokaal, totdat Den Dam in 1987 een echt eigen clubhuis kreeg. De club moest ook wel, want Wim van Clé stopte in dat jaar met zijn café.

Marietje en Wim Berntsen, Theet Hettelaar en Albert Berntsen

Ter gelegenheid van de naderende sluiting van café Clé Berntsen werd er op 12 februari 1987 nog een keer een ouderwetse paardenschatting gehouden. Sinds er door de mechanisatie in de landbouw vooral hobbypaarden bij de Onderlinge Paardenverzekering Azewijn en Omstreken verzekerd waren, kwamen de taxateurs naar de paarden toe in plaats van andersom, maar op die dag in februari 1987 kwamen de paarden voor een keer weer naar het Kupershuus. 's Avonds tijdens de laatste jaarvergadering in zaal Berntsen kreeg Wim van Clé een bronzen paardje en bloemen aangeboden, met de raad het paardje bij het paardenfonds te verzekeren tegen diefstal.

Op 1 april 1987 was het zo ver: na 153 jaar sloot het café in het Kupershuus voorgoed zijn deur. Wim en Mariet hadden weliswaar vijf kinderen, maar geen opvolger, zodat alle activiteiten die hun vaste stek in het café hadden, naar café Alofs verhuisden. Het Kupershuus werd eind 1994 afgebroken en Wim en Mariet verhuisden naar een nieuwe woning aan de vlakbij gelegen Garbenstraat.

Bronnen

Sjabloon:Onderwerp