Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Manderscheid-Blankenheim, Maria Francisca II van: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (De laatste abdis van Manderscheid-Blankenheim: Josepha Maria van Salm-Reifferscheidt)
(aanvulling grafsteen)
Regel 1: Regel 1:
 
== De laatste abdis van Manderscheid-Blankenheim ==
 
== De laatste abdis van Manderscheid-Blankenheim ==
'''Maria Francisca II van Manderscheid-Blankenheim''' werd op 16 maart [[1740]] gekozen tot zevenentwintigste abdis van het [[Stift Elten]]. Haar voorgangster was haar tante [[Manderscheid-Blankenheim, Maria Eleonora Ernestine van|Maria Eleonora Ernestine van Manderscheid-Blankenheim]]. Na haar overlijden op 11 maart [[1784]] werd zij opgevolgd door [[Truchsess van Waldburg-Zeil-Wurzach, Maria Walburga|Maria Walburga Anna Truchsess van Waldburg-Zeil-Wurzach]].
+
'''Maria Francisca II van Manderscheid-Blankenheim''' werd op 1 januari [[1699]] geboren als dochter van Frans Georg van Manderscheid-Blankenheim en Maria Johanna van Königsegg. Op 16 maart [[1740]] werd zij gekozen tot zevenentwintigste abdis van het [[Stift Elten]] als opvolgster van haar tante [[Manderscheid-Blankenheim, Maria Eleonora Ernestine van|Maria Eleonora Ernestine van Manderscheid-Blankenheim]]. Zij wordt aangeduid als Maria Francisca II omdat haar gelijknamige oudtante [[Manderscheid-Blankenheim, Maria Francisca I van|Maria Francisca I]] al van [[1674]] tot [[1708]] abdis was geweest. Net als haar oudtante was Maria Francisca II tevens abdis van het Stift Vreden in [[Westfalen]], maar wanneer zij daar gekozen werd, kon niet worden achterhaald. Het moet in of na [[1742]] zijn gebeurd. Na haar overlijden op 11 maart [[1784]] werd zij opgevolgd door [[Truchsess van Waldburg-Zeil-Wurzach, Maria Walburga|Maria Walburga Anna Truchsess van Waldburg-Zeil-Wurzach]].  
  
Abdis Maria Francisca II werd rond [[1699]] geboren als dochter van Frans Georg van Manderscheid-Blankenheim en Maria Johanna van Königsegg. Zij was de laatste van zes telgen uit het gravengeslacht van Manderscheid-Blankenheim die abdis zijn geweest van het Stift Elten. Zij wordt aangeduid als Maria Francisca II omdat een oudtante met dezelfde voornamen al van [[1674]] tot [[1708]] abdis was geweest. Deze oudtante [[Manderscheid-Blankenheim, Maria Francisca I van|Maria Francisca I]] had op haar beurt een oudtante, [[Manderscheid-Blankenheim, Margaretha van|Margaretha van Manderscheid-Blankenheim]], die abdis was van [[1572]] tot [[1603]]. Nog niet genoemd zijn twee tantes van Maria Francisca II, die dus zussen van haar voorgangster waren: de abdissen [[Manderscheid-Blankenheim, Anna Juliana Helena van|Anna Juliana Helena]] en [[Manderscheid-Blankenheim, Maria Eugenia van|Maria Eugenia]]. Aldus was er van 1674 tot [[1784]], ruim een eeuwlang, een van Manderscheid-Blankenheim abdis van het Stift Elten. Na de dood van abdis Maria Francisca II bleef het ambt in handen van een familielid van de graven van Manderscheid-Blankenheim, want de grootmoeder van de nieuwe abdis was ook een van Manderscheid-Blankenheim. Deze Maria Clara Philippina Felicitas was een zus van de drie abdissen Anna Juliana Helena, Maria Eugenia en Maria Eleonora Ernestine, en een tante van abdis Maria Francisca II.
+
=== Haar grafsteen in Vreden ===
 +
[[Bestand:Grafsteen abdis Maria Francisca II in Vreden.JPG|thumb|right|400px|<center>'''De grafsteen van abdis Maria Francisca II<br>in de stiftskerk van Vreden</center>]]
 +
Maria Francisca werd begraven in de stiftskerk van Vreden. Haar grafsteen staat nog achter in de kerk tegen de muur, niet ver het grafmonument van haar oudtante Maria Francisca I.
 +
 
 +
Boven haar wapen wordt de afkorting D.O.M. (''Deo Optimo Maximo'': Aan de opperste grootste God) gevolgd door de zin "Hier ligt begraven de hoogeerwaarde en hemelse vrouwe Maria Francisca gravin van Manderscheidt, Blankenheim & Gerostein.
 +
 
 +
Volgens de eerste regel onder haar wapen was zij <small>PRINS(ES)</small> van Elten en abdis van Vreden. Mogelijk werd dit onderscheid gemaakt omdat het Stift Elten een wat hogere status had dan het Stift Vreden. De tweede regel noemt haar moeder der armen en beminnares van de vrede. Daarna volgen twee regels uit de lofzang ''Iste confessor'' die 's morgens en 's avonds bij het getijdengebed werd gezongen.  Zij roemen de wijze waarop zij geregeerd heeft: wijs, nederig, bescheiden en zonder blaam.
 +
 
 +
Tot slot staan er haar geboorte-  en overlijdensdatum en de bekende afkorting R.I.P. (''Requiescat in pace'': Rust in vrede).
 +
 
 +
=== Familierelaties ===
 +
Abdis Maria Francisca II was de laatste van zes telgen uit het gravengeslacht van Manderscheid-Blankenheim die abdis zijn geweest van het Stift Elten. De eerste was [[Manderscheid-Blankenheim, Margaretha van|Margaretha van Manderscheid-Blankenheim]], abdis van [[1572]] tot [[1603]], die een oudtante was van abdis Maria Francisca I. Nog niet genoemd zijn twee tantes van Maria Francisca II, die dus zussen van haar voorgangster waren: de abdissen [[Manderscheid-Blankenheim, Anna Juliana Helena van|Anna Juliana Helena]] en [[Manderscheid-Blankenheim, Maria Eugenia van|Maria Eugenia]]. Aldus was er van 1674 tot [[1784]] onafgebroken, ruim een eeuwlang, een van Manderscheid-Blankenheim abdis van het Stift Elten. Na de dood van abdis Maria Francisca II bleef het ambt in handen van een familielid van de graven van Manderscheid-Blankenheim, want de grootmoeder van de nieuwe abdis was ook een van Manderscheid-Blankenheim. Deze Maria Clara Philippina Felicitas was een zus van de drie abdissen Anna Juliana Helena, Maria Eugenia en Maria Eleonora Ernestine, en dus ook een tante van abdis Maria Francisca II.
  
 
Al op 2 juni [[1728]], dus vóór haar aantreden als abdis, vaardigde paus Benedictus XIII een provisiebul uit waarmee hij Maria Francisca aanwees als toekomstig opvolgster van abdis Maria Eleonora. Hiermee was zij coadjutrix: plaatsvervangster van de abdis met het recht van volging. In 1728 was zij al decanes in het Stift Elten.
 
Al op 2 juni [[1728]], dus vóór haar aantreden als abdis, vaardigde paus Benedictus XIII een provisiebul uit waarmee hij Maria Francisca aanwees als toekomstig opvolgster van abdis Maria Eleonora. Hiermee was zij coadjutrix: plaatsvervangster van de abdis met het recht van volging. In 1728 was zij al decanes in het Stift Elten.
  
 
Zij was al 32 jaar abdis toen paus Clemens XIV de 19-jarige Johanna Felicitas van Manderscheid-Blankenheim op 22 september [[1772]] aanwees als haar coadjutrix. Johanna Felicitas was haar nichtje, een dochter van haar broer Johan Wilhelm. De latere abdis [[Salm-Reifferscheidt, Josepha Maria Anna Antonia Nepomucena van|Josepha Maria van Salm-Reifferscheidt]], die op dat moment kosteres was, heeft zich tevergeefs tegen deze benoeming verzet. Uiteindelijk maakte dit niet zo veel uit, want de coadjutrix verliet het stift in [[1777]] om te trouwen.
 
Zij was al 32 jaar abdis toen paus Clemens XIV de 19-jarige Johanna Felicitas van Manderscheid-Blankenheim op 22 september [[1772]] aanwees als haar coadjutrix. Johanna Felicitas was haar nichtje, een dochter van haar broer Johan Wilhelm. De latere abdis [[Salm-Reifferscheidt, Josepha Maria Anna Antonia Nepomucena van|Josepha Maria van Salm-Reifferscheidt]], die op dat moment kosteres was, heeft zich tevergeefs tegen deze benoeming verzet. Uiteindelijk maakte dit niet zo veel uit, want de coadjutrix verliet het stift in [[1777]] om te trouwen.
 
+
<br clear=all/>
 
== Enkele besluiten ==
 
== Enkele besluiten ==
 
Uit de begintijd van abdis Maria Francisca's ambtsperiode zijn drie besluiten overgeleverd. Fahne (zie bronnen) publiceerde transcripties van deze documenten, maar hij maakt niet duidelijk waar de originelen zich bevinden.
 
Uit de begintijd van abdis Maria Francisca's ambtsperiode zijn drie besluiten overgeleverd. Fahne (zie bronnen) publiceerde transcripties van deze documenten, maar hij maakt niet duidelijk waar de originelen zich bevinden.
  
 
=== ''Verbot betreffend die Traueressen'' ===
 
=== ''Verbot betreffend die Traueressen'' ===
In [[1742]] verbood zij overmatig drankgebruik op begrafenissen en bruiloften. Uit de aanhef van dit ''Verbot betreffend die Traueressen'' (en ook uit die van de andere twee besluiten) blijkt dat zij behalve abdis van Elten ook proostin in Vreden was:
+
In [[1742]] verbood zij overmatig drankgebruik op begrafenissen en bruiloften. Uit de aanhef van dit ''Verbot betreffend die Traueressen'' (en ook uit die van de andere twee besluiten) blijkt dat zij in dat jaar behalve abdis van Elten ook proostin in Vreden was:
  
 
::''Wir Maria Francisca des Fürst- und Kaiserlichen frey Weltliches stifts Elten Fürstin und Abtißin, Probstin des gräflichen stifts Vreden gebohren Reichs-Gräffin zu Manderscheid Blankenheim und Gerolstein freyfrau zu Junckenrath, Cronenburg, Schuller und Heistart, fraw zu Bettingen, Daun und Erp.
 
::''Wir Maria Francisca des Fürst- und Kaiserlichen frey Weltliches stifts Elten Fürstin und Abtißin, Probstin des gräflichen stifts Vreden gebohren Reichs-Gräffin zu Manderscheid Blankenheim und Gerolstein freyfrau zu Junckenrath, Cronenburg, Schuller und Heistart, fraw zu Bettingen, Daun und Erp.
Regel 42: Regel 53:
 
*[https://guide2womenleaders.com/germany_ecclesiastical.htm Women in power]
 
*[https://guide2womenleaders.com/germany_ecclesiastical.htm Women in power]
 
*[http://www.archive.nrw.de ''Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland''] ''Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunden'' 1p, 372, 378
 
*[http://www.archive.nrw.de ''Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland''] ''Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunden'' 1p, 372, 378
 +
*[http://en.wikipedia.org/wiki/Iste_confessor Iste confessor] op Wikipedia
  
 
[[Categorie:Abdissen Stift Elten]]
 
[[Categorie:Abdissen Stift Elten]]

Versie van 17 jun 2019 om 15:10

De laatste abdis van Manderscheid-Blankenheim

Maria Francisca II van Manderscheid-Blankenheim werd op 1 januari 1699 geboren als dochter van Frans Georg van Manderscheid-Blankenheim en Maria Johanna van Königsegg. Op 16 maart 1740 werd zij gekozen tot zevenentwintigste abdis van het Stift Elten als opvolgster van haar tante Maria Eleonora Ernestine van Manderscheid-Blankenheim. Zij wordt aangeduid als Maria Francisca II omdat haar gelijknamige oudtante Maria Francisca I al van 1674 tot 1708 abdis was geweest. Net als haar oudtante was Maria Francisca II tevens abdis van het Stift Vreden in Westfalen, maar wanneer zij daar gekozen werd, kon niet worden achterhaald. Het moet in of na 1742 zijn gebeurd. Na haar overlijden op 11 maart 1784 werd zij opgevolgd door Maria Walburga Anna Truchsess van Waldburg-Zeil-Wurzach.

Haar grafsteen in Vreden

De grafsteen van abdis Maria Francisca II
in de stiftskerk van Vreden

Maria Francisca werd begraven in de stiftskerk van Vreden. Haar grafsteen staat nog achter in de kerk tegen de muur, niet ver het grafmonument van haar oudtante Maria Francisca I.

Boven haar wapen wordt de afkorting D.O.M. (Deo Optimo Maximo: Aan de opperste grootste God) gevolgd door de zin "Hier ligt begraven de hoogeerwaarde en hemelse vrouwe Maria Francisca gravin van Manderscheidt, Blankenheim & Gerostein.

Volgens de eerste regel onder haar wapen was zij PRINS(ES) van Elten en abdis van Vreden. Mogelijk werd dit onderscheid gemaakt omdat het Stift Elten een wat hogere status had dan het Stift Vreden. De tweede regel noemt haar moeder der armen en beminnares van de vrede. Daarna volgen twee regels uit de lofzang Iste confessor die 's morgens en 's avonds bij het getijdengebed werd gezongen. Zij roemen de wijze waarop zij geregeerd heeft: wijs, nederig, bescheiden en zonder blaam.

Tot slot staan er haar geboorte- en overlijdensdatum en de bekende afkorting R.I.P. (Requiescat in pace: Rust in vrede).

Familierelaties

Abdis Maria Francisca II was de laatste van zes telgen uit het gravengeslacht van Manderscheid-Blankenheim die abdis zijn geweest van het Stift Elten. De eerste was Margaretha van Manderscheid-Blankenheim, abdis van 1572 tot 1603, die een oudtante was van abdis Maria Francisca I. Nog niet genoemd zijn twee tantes van Maria Francisca II, die dus zussen van haar voorgangster waren: de abdissen Anna Juliana Helena en Maria Eugenia. Aldus was er van 1674 tot 1784 onafgebroken, ruim een eeuwlang, een van Manderscheid-Blankenheim abdis van het Stift Elten. Na de dood van abdis Maria Francisca II bleef het ambt in handen van een familielid van de graven van Manderscheid-Blankenheim, want de grootmoeder van de nieuwe abdis was ook een van Manderscheid-Blankenheim. Deze Maria Clara Philippina Felicitas was een zus van de drie abdissen Anna Juliana Helena, Maria Eugenia en Maria Eleonora Ernestine, en dus ook een tante van abdis Maria Francisca II.

Al op 2 juni 1728, dus vóór haar aantreden als abdis, vaardigde paus Benedictus XIII een provisiebul uit waarmee hij Maria Francisca aanwees als toekomstig opvolgster van abdis Maria Eleonora. Hiermee was zij coadjutrix: plaatsvervangster van de abdis met het recht van volging. In 1728 was zij al decanes in het Stift Elten.

Zij was al 32 jaar abdis toen paus Clemens XIV de 19-jarige Johanna Felicitas van Manderscheid-Blankenheim op 22 september 1772 aanwees als haar coadjutrix. Johanna Felicitas was haar nichtje, een dochter van haar broer Johan Wilhelm. De latere abdis Josepha Maria van Salm-Reifferscheidt, die op dat moment kosteres was, heeft zich tevergeefs tegen deze benoeming verzet. Uiteindelijk maakte dit niet zo veel uit, want de coadjutrix verliet het stift in 1777 om te trouwen.

Enkele besluiten

Uit de begintijd van abdis Maria Francisca's ambtsperiode zijn drie besluiten overgeleverd. Fahne (zie bronnen) publiceerde transcripties van deze documenten, maar hij maakt niet duidelijk waar de originelen zich bevinden.

Verbot betreffend die Traueressen

In 1742 verbood zij overmatig drankgebruik op begrafenissen en bruiloften. Uit de aanhef van dit Verbot betreffend die Traueressen (en ook uit die van de andere twee besluiten) blijkt dat zij in dat jaar behalve abdis van Elten ook proostin in Vreden was:

Wir Maria Francisca des Fürst- und Kaiserlichen frey Weltliches stifts Elten Fürstin und Abtißin, Probstin des gräflichen stifts Vreden gebohren Reichs-Gräffin zu Manderscheid Blankenheim und Gerolstein freyfrau zu Junckenrath, Cronenburg, Schuller und Heistart, fraw zu Bettingen, Daun und Erp.

Daarna verwoordde zij wat haar ter ore was gekomen over het drankgebruik op begrafenissen en bruiloften.

… haben zu besonderem Vnserm mißfallen vernehmen müßen, daß nicht allein bey Verheyrathung, sondern auch so gahr bei denen Trauerfallen und begräbnußen tractamenten angestellet worden, mithin bey solchen gelegenheiten im Trincken solche excessen geschehen, daß darauf allerhand Vnordnungen, auch Zanck- und schlagerey entstanden, so dann iungsthin gahr einer gefährlich mit einem meßer verwundet worden.

Hierna volgt een gedetailleerde opsomming van boetes, oplopend van enkele tot enkele tientallen goudguldens. Voor genodigden was de boete lager dan voor de dragers van de lijkkist, die op hun beurt weer lichter gestraft werden dan de eigenaar van het huis waar de overtreding begaan werd. De bekendmaking sluit als volgt af:

Damitnun ein jeder obiger Vnserer g[nä]d[ig]st wohlgemeinter Verordnung nachkommen, mithin für schaden und die comminirte brücht, welche iedesmalen unnachläßlich exequiret werden sollen hueten möge, so solle dieses zu jedermanns Wissenschaft gewöhnlicher maßen publiciret und affigiret werden. gegeben auf Vnserer fürstlich Abtey Elten d. 11 Augusti 1742.

Verordnung über den Waffengebrauch der Schulzen

Drie weken later, op 31 augustus 1742, nam abdis Maria Francisca een besluit over het wapengebruik door de Schulzen. Een Schulz is een schout, maar hier lijken eerder een soort veldwachters bedoeld te worden. Net als eerder die maand had de abdis opnieuw iets zu besonderem unserem missfallen erfahren mussen. Een aantal Schulzen hadden een man willen arresteren, maar die verzette zich door met stenen te gooien. Een van de Schulzen werd twee keer geraakt en ubel zugerichtet. Abdis Maria Francisca gaf de Schulzen nu het recht bij de uitoefening van hun ambt op mensen te schieten, ook al zouden ze daarbij gedood kunnen worden:

… Jemand dem Schultzen ahn macht, und sterke überlegener Sich gewaltsamb widersetzen, und mit der handt oder sönst verwehren, forth in seiner verrichtung behinderen solte, alsdan der Schultz zu abkehrung solcher unleidentlicher eigenmacht und gewalt dass ze dem endt bey sich tragende gewehr wider den frevelhafft en gewaltthatig sich opponirenden gebrauche möge, und wan auch dardurch Ein solcher freveler gröblich, und gahr tödtlich verwundet werden wurde, ein solches sich Selbst beymessen, und annebst bestraffet werden, hingegen der Schultz daran nicht ubel sonderen wohl gethan haben solle.

Verbot gegen den Privatschulunterricht

Een jaar later, op 3 augustus 1743, volgde het Verbot gegen den Privatschulunterricht. Opnieuw was haar iets Misvallig zu vernehmen gegeben worden: in Neder-Elten werd zonder haar toestemming privéonderwijs gegeven. De reactie van de abdis liet zich raden, want de zusters ursulinen die de meisjesschool in Neder-Elten bestierden, woonden in een klooster dat haar voorgangster en tante Maria Eleonora Ernestine had gesticht. Allicht was er ook jongensonderwijs dat de goedkeuring van de abdis had.

Als bevelen wier hiemit gnadigst und zu geleich ernstes, das solche angelegte schulen Soo lieb ihnen Unsere Genad ist so fort abgeschaft und hinfuhro keine ohne unseren genadigsten Consens und specialen Vorwissen angelegt werden sollen, warumb denen Eltern anbefohlen wirdt die Kinder zu priviligirte Schulen zu schicken.

Wie toch nog privéonderwijs gaf, kon op een boete van drie goudguldens rekenen. Voor ouders die hun kinderen naar zo'n niet erkende school stuurden, stelde zij een boete vast gelijk aan het lesgeld.

Bronnen

  • Op Google Books:
    • Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij, N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 59
    • Das fürstliche Stift Elten. Aus authentischen Quellen, A. Fahne, Bonn, Brüssel und Köln (1850), blz. 46–47, 68–72
  • Women in power
  • Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunden 1p, 372, 378
  • Iste confessor op Wikipedia