Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Vincent, Franciscus: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (Grensjager in Langholt en 's-Heerenberg: kleine aanvulling)
k (Grensjager in Langholt en 's-Heerenberg: 1811)
Regel 29: Regel 29:
 
|- valign=top
 
|- valign=top
 
|[[Bestand:Koninkrijk Holland 1808-1810.png|thumb|250px|<center>'''Het Koninkrijk Holland<br>van 1808 tot 1810</center>]]
 
|[[Bestand:Koninkrijk Holland 1808-1810.png|thumb|250px|<center>'''Het Koninkrijk Holland<br>van 1808 tot 1810</center>]]
|[[Bestand:NL-HaNA_2.01.15_328_0019 Vincent.jpg|thumb|500px|<center>'''De grensjagers in Langholt op een namenlijst uit 1810</center>]]
+
|[[Bestand:NL-HaNA_2.01.15_328_0019 Vincent.jpg|thumb|500px|<center>'''De grensjagers in Langholt in de namenlijst van 15 mei 1811</center>]]
 
|}
 
|}
 
Na de oprichting van het [[2de Korps Grensjagers van 1814 tot 1823|2e Korps Grensjagers]] in [[1814]] kwam Vincent als grensjager naar 's-Heerenberg. Zijn commandant was [[Fisscher, Johan Godfried|sergeant-majoor Fisscher]].
 
Na de oprichting van het [[2de Korps Grensjagers van 1814 tot 1823|2e Korps Grensjagers]] in [[1814]] kwam Vincent als grensjager naar 's-Heerenberg. Zijn commandant was [[Fisscher, Johan Godfried|sergeant-majoor Fisscher]].

Versie van 31 aug 2022 om 05:53

Zijn militaire loopbaan

Franciscus Vincent was grensjager in 's-Heerenberg. Hij werd op 30 augustus 1759 geboren in Belgrade bij Namen als zoon van Jeronimus Vincent en Cornelia Rerbeek.

Voor hij grensjager werd, had Vincent al een lange loopbaan als onderofficier achter de rug. Op 1 juni 1780, kort voor zijn 21e verjaardag, nam hij dienst in het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden bij het Regiment Schotten van Dundas. Dit regiment bestond van oorsprong uit Schotse huurlingen, net als het Regiment Schotten van Stuart waarbij sergeant Sutherland heeft gediend. De eerste Schotten waren al in de Tachtigjarige Oorlog overgekomen, maar in 1678 verwierf de Republiek het recht actief soldaten te werven in Schotland. Hoewel de uiteindelijk drie Schotse regimenten in de Nederlanden gestationeerd waren, bleven zij tot 1783 deel uitmaken van het Britse leger.

Overigens had de Republiek der Verenigde Nederlanden meer buitenlandse militairen in dienst. Grensjager Pfanstiehl had bij een Regiment Zwitsers gediend.

Bij de inlijving in het Staatse leger in 1783 werd de naam officieel Regiment Nationalen XXIV, maar ter aanduiding van het regiment bleef het gebruikelijk de naam van de commandant te noemen, zodat bij de commandowisseling in 1789 de naam Dundas veranderde in Bentinck. Bij de oprichting van de Bataafse Republiek in 1795 ging het Regiment Nationalen XXIV over in het 2e bataljon van de 6e Halve Brigade. Vervolgens diende Vincent van 1 oktober 1801 tot 1 oktober 1807 bij het 17e Bataljon Infanterie, waarna hij nog kort werd overgeplaatst naar het 6e en vervolgens het 7e Regiment Infanterie van Linie.

Op 12 april 1785 werd Vincent bevorderd tot korporaal en op 5 augustus 1793 tot sergeant. Kort daarvoor, op 25 maart 1793, werd hij benoemd tot capitaine des armes, de onderofficier verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van wapens.

Gedurende zijn diensttijd is hij in 1785, 1793, 1794 en 1799 ingezet bij militaire campagnes. De inzet in 1799 volgde op de invasie van een Brits-Russisch expeditieleger in Noord-Holland. Na enkele maanden strijd werden de invallers door een Frans-Bataafse legermacht gedwongen een bestand te tekenen en zich in te schepen voor de terugtrekking naar Groot-Brittannië.

Huwelijk en gezin

Vincent trouwde op 23 maart 1788 in Hoorn met Maria Ries. Met haar had hij (minstens) vier kinderen.

  • Franciscus, al op 7 januari 1788 in Hoorn gedoopt. De doopinschrijving vermeldt: Pater ut dicitur Frans Vincent, de vader is naar men zegt Frans Vincent.
  • Christina, geboren rond 1791, getrouwd op 24-jarige leeftijd op 26 februari 1815 in Groningen
  • Hieronijmus, op 9 december 1794 gedoopt in Hoorn
  • Fredericus, op 17 oktober 1796 gedoopt in Alkmaar

Op 8 december 1801 waren Vincent en zijn vrouw doopgetuigen bij de doop in Amsterdam van Maria Theresia Recker, dochter van Johannes Recker en Metje Arends.

Grensjager in Langholt en 's-Heerenberg

Tot wanneer Vincent in het leger heeft gediend, is niet duidelijk, maar vermoedelijk tot in 1808. In dat jaar werd hij, als gepensioneerd onderofficier, grensjager bij het 1e Korps Grensjagers. Hij nam daar niet gelijk bij de oprichting in april 1808 dienst, maar pas in november. Dit komt overeen met de vorming van aanvullende escouades voor het departement Oost-Friesland. Dit was Pruisisch gebied dat op 30 januari 1808 als elfde departement bij het Koninkrijk Holland was gevoegd zoals bepaald in de Vrede van Tilsit. Dit was het vredesverdrag dat keizer Napoleon sloot met Pruisen en Rusland nadat hij in oktober 1806 de Slag bij Jena overtuigend had gewonnen.

Grensjager Vincent kreeg het Oost-Friese Langholt als standplaats. Aangenomen kan worden dat hij daar gebleven is tot de opheffing van het 1e Korps in 1811. Grensjager Jansen was in dezelfde tijd in het Oost-Friese Sillenstede gestationeerd. Jansen diende later in Beek.

Het Koninkrijk Holland
van 1808 tot 1810
De grensjagers in Langholt in de namenlijst van 15 mei 1811

Na de oprichting van het 2e Korps Grensjagers in 1814 kwam Vincent als grensjager naar 's-Heerenberg. Zijn commandant was sergeant-majoor Fisscher.

Vincent was nog in actieve dienst toen hij op 12 mei 1819 overleed in 's-Heerenberg, 62 jaar oud.

Bronnen

  • Archieven.nl
  • Nationaal Archief, Militairen in de Bataafs-Franse tijd 1795-1813, toegangsnummer 2.01.15,
    • inventarisnummer 10, folionummer 117 – 17 BI
    • inventarisnummer 28, folionummers 170, 281
    • inventarisnummer 192, folionummer 165
    • inventarisnummer 220, folionummer 17
    • inventarisnummer 221, folionummer 40
    • inventarisnummer 311, folionummer 2
    • inventarisnummer 327, folionummer 179
    • inventarisnummer 328, folionummers 4, 20
  • Grensjagers en Commiezen (te paard) 1814-1828, H. Kramer, Contactorgaan ADW (december 1992), blz. 8–22