Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

2de Korps Grensjagers van 1814 tot 1823

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
De eerste oproep aan onderofficieren voor aanmelding bij het Korps Grensjagers in de Nederlandsche Staatscourant van 27 augustus 1814
De oproep aan korporaals voor aanmelding bij het Korps Grensjagers in de Nederlandsche Staatscourant van 1 oktober 1814

De oprichting

Op 28 juli 1814 richtte soeverein vorst Willem bij koninklijk besluit een Korps Grensjagers op. Enkele maanden eerder, op 19 oktober 1813, was Napoleon in de Slag bij Leipzig verslagen, waarna de erfprins van Oranje op 30 november vanuit Engeland landde op het strand van Scheveningen. Op 2 december werd hij in Amsterdam gekroond tot soeverein vorst van het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden. Pas op 15 maart 1815 werd hij koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Bij de oprichting van het Korps Grensjagers in 1814 was hij dus nog soeverein vorst, maar werd, zoals in de krantenberichten hiernaast, al wel Zyne Koninglyke Hoogheid genoemd.

Het herboren Nederland had problemen van velerlei aard, onder meer veroorzaakt door Franse militairen die nog in het land waren. Die kregen pas op 23 april 1814 het bevel hun garnizoenen te ontruimen, maar zowel voor- als nadien trokken er ongeregelde benden Fransen plunderend rond om in hun gading te voorzien. Ook de belastinginning had hieronder te lijden, zoals de secretaris van staat voor de financiën C.C. Six van Oterleek in een verslag van 26 juli 1814 meldde. Een beter georganiseerde surveillance langs de grenzen om smokkelhandel te bestrijden, zag hij als onderdeel van de oplossing. Hij stelde de soeverein vorst daarom voor een Korps Grensjagers op te richten. Het besluit hiertoe volgde twee dagen later al.

De werving van grensjagers

Het Korps Grensjagers moest bestaan uit driehonderd man verdeeld over zestig afdelingen, dus vijf man per afdeling. In het oprichtingsbesluit is sprake van afdelingen, maar in de praktijk (in de dagbladen) bleef de benaming escouade in zwang, zoals die ook gebruikt werd in het eerdere Korps Grensjagers dat van 1808 tot 1811 in het toenmalige Koninkrijk Holland onder koning Lodewijk had bestaan. Formeel was het nieuwe korps echter geen heroprichting van het Korps Grensjagers van koning Lodewijk. Ter onderscheid gebruikt Berghapedia de aanduidingen 1e Korps Grensjagers (dat van koning Lodewijk) en 2e Korps Grensjagers (dat van koning Willem I).

Het korps werd samengesteld uit gepensioneerde onderofficieren en onderofficieren die door verwondingen of andere gebreken waren afgekeurd voor de actieve militaire dienst. Zij die bij het 1ste Korps hadden gediend, maar ook andere gepensioneerde onderofficieren werd verzocht zich aan te melden. Via oproepen die van 23 augustus tot 10 september 1814 in de Nederlandsche Staatscourant verschenen, werden gegadigden aangespoord zich uiterlijk op 15 september in Den Haag te melden om bij het korps ingelijfd te worden. De werving verliep blijkbaar moeizaam, want in oktober werden er weer oproepen geplaatst, nu gericht aan gepensioneerde korporaals.

Begin 1818 werd het Korps Grensjagers uitgebreid, maar de werving van nieuwe grensjagers verliep opnieuw moeizaam. In februari werd gepensioneerde onderofficieren (geen korporaals) opnieuw verzocht zich aan te melden, waarna in maart ook militairen die door bekomen wonden min geschikt zijn geworden voor den actieven dienst gevraagd werden. De gegadigden hoefden nu niet naar Den Haag te komen, maar konden zich aanmelden in het arrondissement waar zij woonden. Het aantal aanmeldingen bleef echter te klein, zodat er vanaf eind mei naast onderofficieren ook gepensioneerde militairen van lagere rang, dus ook gewone soldaten, werden opgeroepen. Aan de vereisten (kunnen lezen en schrijven, en een certificaat van goed gedrag kunnen overleggen) werd echter de beperking toegevoegd dat de militair jonger dan vijftig jaar moest zijn en ongehuwd of weduwnaar zonder kinderen.

De taak van het korps

De taak van dit Korps Grensjagers verschilde weinig of niet van die van het Korps Grensjagers van koning Lodewijk. Ook nu waren de grensjagers er om smokkelarij tegen te gaan, of in de woorden van die tijd tot wering der sluikerijen. Deze woorden staan in koninklijk besluit № 52 van 14 januari 1818, dat een uitbreiding van het korps bepaalde:

Dit korps […] zal worden gebezigd tot wering der sluikerijen op het onvrije territoir tusschen de linien, tot het begeleiden van vaar- en voertuigen, en voorts overal, waar de dienst der administratie van de in- en uitgaande regten en accijnsen zulks zal vorderen.

De administratie van de in- en uitgaande regten en accijnsen was de dienst binnen het ministerie van Financiën waaraan de grensjagers ter beschikking waren gesteld. Zij kregen hun orders van de ambtenaren van deze dienst, die was georganiseerd volgens de bepalingen van koninklijk besluit № 1 van 6 juni 1819. Artikel 162 omschrijft de taak van de grensjagers als volgt:

De grensjagers dienen ter versterking van den dienst op de linie, wordende ten aanzien van dezelve geïnhereerd, de bepalingen bij Ons besluit van den 14 Januarij 1818, № 52 gemaakt, voor zoo ver hetzelve de inrigting en de bestemming van dit korps betreft; zij kunnen als wakers worden gebruikt.

Het tweede korps werd in 1823 opgeheven. Zij die dat wilden en er geschikt voor waren, konden toen commies worden bij de administratie van de in- en uitgaande regten en accijnsen.

De grensjagers in Bergh

Een bericht in de Nederlandsche Staatscourant van 1 maart 1817 maakte melding van grensjagers in Beek en Zeddam.

Op het grondgebied van de latere gemeente Bergh (die pas in 1821 ontstond) werden in 1814 grensjagers gestationeerd in de plaatsen met een grensovergang naar Pruisen. De nummering van de escouades was, uiteraard, anders dan bij het 1e Korps.

De grensjagers die bij deze escouades gediend hebben, staan in de tabel hieronder. In beide gevallen waren het er meer dan vijf, hoewel een escouade uit vijf man bestond. Dit zal te maken hebben met personeelswisselingen die er in het negenjarig bestaan van het korps hebben plaatsgevonden.

Wat 's-Heerenberg betreft kan het zijn dat er bij de uitbreiding van het korps in 1818 (of later) een escouade in Zeddam is opgericht. In nevenstaand bericht uit de Nederlandsche Staatscourant van 1 maart 1817 is onder punt 4 in elk geval sprake van een escouade grensjagers in dit dorp. Mogelijk betreft dit een of meer grensjagers van de 28e escouade in 's-Heerenberg die in Zeddam woonden, maar even goed kan bedoeld worden dat 's-Heerenbergse grensjagers het half spint zout in of bij Zeddam in beslag hebben genomen. Een half spint is 2½ liter.

Gezien de plaatsen die in dit bericht genoemd worden, wordt met Beek onder punt 3 Beek bedoeld en niet Beek bij Nijmegen.

28e escouade
's-Heerenberg
29e escouade
Beek
N. van Eekeren J. van Groningen
J. Iscken A. Jansen
S.J. de Man J. Scheffer
F. Peeters E.W. van Straalen
M. Peters D. Sutherland
C.A. Pfanstiehl C. Valk
S. Roos G. Weiss
J. Stephanie
J.C. Trommer
F. Vincent

Daarnaast waren er de Achterhoek en Liemers de volgende escouades:

Bronnen