Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Wied-Runkel, Magdalena van

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 30 mrt 2019 om 16:30 (aanvulling uit genoemde bronnen)
Ga naar: navigatie, zoeken

Abdis in Nottuln en Elten

Magdalena van Wied-Runkel werd op 15 maart 1544 tot negentiende abdis van het Stift Elten als opvolgster van Veronica van Reichenstein. Zij werd omstreeks 1514 geboren als dochter van Jan III van Wied en Elisabeth van Nassau-Dillenburg. Haar moeder was een tante van Maria van Nassau.

Haar achternaam komt, meestal zonder de toevoeging Runkel, in diverse vormen voor. Naast Van Wied zijn aangetroffen tho Wied, tho Weedt en Van Wiedt.

Voor zij in 1544 abdis van het Stift Elten werd, was zij al sinds 7 februari 1537 abdis van het Stift Nottuln bij Münster in Westfalen (maar pas op 13 september 1542 in haar ambt bevestigd door de bisschop van Münster). Na haar benoeming in Elten is abdis Magdalena daar gaan wonen. Een dochter van haar tante Maria van Nassau, Elisabeth van den Bergh, was van 1613 tot haar dood in 1614 abdis van het stift Nottuln.

Op 15 februari 1565 bepaalde abdis Magdalena in haar testament dat het Stift Nottuln zeshonderd rijksdaalders zou krijgen voor herstelwerkzaamheden aan het abdijgebouw.

Na haar dood op 23 mei 1572 werd zij opgevolgd door Margaretha van Manderscheid-Gerolstein. Haar overlijden is niet opgetekend in het Necrologium van Elten.

Brieven in het archief van Huis Bergh

Het archief van Huis Bergh bewaart een aantal brieven van abdis Magdalena. De meeste zijn gericht aan graaf Willem IV, de man van haar nicht Maria van Nassau. Ze betreffen zakelijke aangelegenheden die voortvloeiden uit het feit dat het grondgebied van het Stift grensde aan dat van Bergh. Uit de brieven blijkt dat het Stift in verschillende delen van het Bergherbos percelen in bezit had.

  • Op 22 oktober 1560 vroeg zij graaf Willem om voor zijn aanstaande afwezigheid zijn bevelhebbers opdracht te geven om onregelmatigheden bij de houtdelingen in Korterbos te beletten.
  • Op 3 januari 1561 vroeg zij graaf Willem om teruggave van het halve slag hout in de Beekermark, dat haar wederrechtelijk onthouden werd. Graaf Willem antwoordde al de volgende dag met de mededeling dat hij Johan Masschop, kerkmeester te Beek, over deze zaak gehoord, en verzocht haar nu haar bewijsstukken over te zenden. Hoe deze zaak verder is afgehandeld, blijkt niet uit de archiefstukken.
  • Op 11 november 1561 vroeg zij graaf Willem om tussenkomst in de moeilijkheden, die aan de veerman aan het Tolhuis in de weg worden gelegd bij het aanleggen aan de overzijde. Het is niet meteen duidelijk waar deze veerman overzette, maar waarschijnlijk was het over de Rijn, die destijds aan de westkant langs het Stift Elten stroomde. Tegenwoordig ligt hier een dode rivierarm in de vorm van de Oude Rijn.
  • Op 18 juni 1565 vroeg zij graaf Willem om de schapen die van haar onderdaan Henrick Luitgins waren gestolen, te laten aanhouden en terug te geven.
  • Op 16 september 1565 vroeg zij graaf Willem om toezending van een rekwest van haar onderdaan Henrick Lap en zijn vrouw Veronica met verzoek hierin toe te stemmen.
  • Op 12 juli 1567 vroeg zij graaf Willem om antwoord op een eerdere brief over een houdende klacht dat haar jager wild zou schieten in het land van Bergh. Zij twijfelde aan de waarheid hiervan, maar graaf Willem antwoordde dat het niet de eerste keer was dat dit gebeurde.
  • Op 6 december 1567 vroeg zij graaf Willem om inpoting in het Stokkumerbos en het Korterbos.

Verder zijn er nog twee ongedateerde brieven uit de periode 1565–1572 aan haar nicht Maria van Nassau. Ze zijn persoonlijker van aard dan de brieven aan graaf Willem, maar beide hebben wel een praktische aanleiding. In de ene brief verzocht zij haar nicht om een of meer paarden te kunnen kopen, de andere gaat over de zending van ossen en boter via Emmerik.

Een familieband met Bergh

Door het huwelijk van haar nicht Maria van Nassau met Willem IV van den Bergh ontstond een familieband met de graven van Bergh. Het (mede) hieraan te danken dat zij in 1557 peettante werd van Magdalena van den Bergh, de eerstgeborene van gravin Maria en graaf Willem.

Haar broer Frederik IV van Wied (15181568) werd in 1559 peetoom van Frederik van den Bergh.

Bronnen