Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Nales, Johannes Theodorus
Inhoud
Pastoor van 's-Heerenberg
Johannes Theodorus Nales was van 13 februari 1860 tot 27 maart 1905 pastoor van de Pancratiusparochie te 's-Heerenberg.
Hij werd geboren in Groenlo op 30 november 1821 als zoon van Adam Petrus Nales en Henrica Ovink. Zijn theologiestudie deed hij aan het grootseminarie in Warmond bij Leiden, waar hij op 18 augustus 1847 tot priester werd gewijd.
Mogelijk al tijdens zijn studie is hij bevriend geraakt met Joannes Menting uit 's-Heerenberg. Na diens overlijden op 30 september 1889 in Leeuwarden, heeft Nales bij de begrafenis van zijn vriend de lijkrede gehouden.
Na zijn wijding was Nales kapelaan in achtereenvolgens Wijnbergen, (1847), Gendringen (1851) en Doesburg (1852). Na zijn eerste pastoorsplaats Varik (1857) kwam hij op 13 februari 1860 naar 's-Heerenberg als opvolger van pastoor Heinink. Hij zou er meer dan veertig jaar pastoor zijn.
Bij de viering van zijn 25-jarig pastoraat in 's-Heerenberg hield kapelaan Bosman uit Utrecht de feestrede. Kapelaan Bosman was in 1845 in 's-Heerenberg geboren.
Hij overleed in 's-Heerenberg op 23 maart 1905 op 84-jarige leeftijd. Hij werd begraven op het "oude kerkhof", dat op zijn initiatief was aangelegd.
Zijn opvolger was pastoor Münninghoff.
Zijn projecten in 's-Heerenberg
De nieuwe katholieke begraafplaats
Pastoor Nales was een actieve man, en hij heeft in 's-Heerenberg een aantal projecten ten uitvoer gebracht. Het eerste was de aanleg van een nieuwe katholieke begraafplaats op een stuk bouwland buiten de Molenpoort, dat was aangekocht van de vorst van Hohenzollern-Sigmaringen. Op 2 januari 1863 deelde Nales het gemeentebestuur mee dat het kerkbestuur een nieuwe begraafplaats had aangelegd, waar hij van plan was "voortaan de lijken der parochie te begraven".
Het Sint Aloysius Gesticht
Ongeveer te zelfder tijd begon hij de bouw van het Sint Aloysius Gesticht. Na de voltooiing in 1866 namen de Zusters Franciscanessen van Heythuysen er hun intrek.
De Sint Pancratiuskerk
Nales' grootste project was de nieuwe kerk ter vervanging van de te kleine en vervallen Baustetterkerk. Al vrij snel na zijn aantreden begon hij plannen te maken, waarbij hij de nodige notabelen betrok, zoals burgemeester Van Hugenpoth tot Aerdt (die weer contact opnam met de commissaris des konings in Gelderland, graaf Van Limburg Stirum) en de administrateur van Huis Bergh, Joseph Grimm. Het ging er in deze fase vooral om de financiering rond te krijgen, waarbij met name de vorst van Hohenzollern-Sigmaringen als geldschieter werd gezien.
De financiering kwam in 1872 goeddeels rond met de ondertekening van een contract wegens de tijdelijke schenking van vorstelijke inkomsten voor de bouw. Er kwam dus geen bedrag in één keer, maar bepaalde vorstelijke inkomsten werden voor de kerk bestemd. Aldus zou het nog tot 1890 duren voor het geld ook daadwerkelijk bijeengebracht was. Voor pastoor Nales waren de jaren van sparen niet gemakkelijk, want hij liet zich ontvallen dat hij bang was de voltooiing van de kerk niet meer mee te maken. Toen het geld eind 1889 zo goed als binnen was, kon hij dan ook niet laten dit in zijn kerstpreek te verkondigen. Dat maakte zo'n indruk dat het in de krant kwam, zoals hieronder te zien is.
De bouw kon echter niet maar zo beginnen. Er moest niet alleen een architect gekozen worden (dat werd Alfred Tepe), maar ook een plaats voor de kerk worden aangewezen. In de bouwcommissie kwam het daarbij openlijk tot een conflict tussen pastoor Nales en rentmeester Meijer. Het is nooit meer goed gekomen tussen die twee, maar op 6 september 1894 was de zaak rond: de toestemmingen waren binnen, uit Sigmaringen van vorst Leopold en uit Utrecht van aartsbisschop Snickers. De kerk kon gebouwd worden op de plek waar hij nu staat.
Overigens had aminsistrateur Grimm al in 1868 zijn oog laten vallen op het terrein dat bij de grote stadsbrand van juli dat jaar opengevallen was. Maar in dat stadium was er van concreet bouwen nog lang geen sprake.
In 1895 werd de grond bouwrijp gemaakt, dat wil zeggen de panden die er stonden, werden gesloopt. Naast een drietal gewone woningen was dit het kapitale pand waar tot 1892 de kostschool van Bastiaan Kouwenberg gevestigd was.
Op 22 mei 1896 werd de eerste steen gelegd, en op 17 augustus 1897 werd de Sint Pancratiuskerk door aartsbisschop Van de Wetering ingewijd. Voor pastoor Nales kon deze datum niet beter gekozen zijn, want de volgende dag vierde hij zijn gouden priesterjubileum.
Feesten te 's-Heerenberg
Het dagblad De Tijd van 27 augustus 1897 meldde het volgende over de feesten ter gelegenheid van pastoor Nales' gouden priesterfeest:
De 17e en 18e Augustus jl. — aldus schrijft men ons — waren luistervolle en onvergetelijke feestdagen voor
s-Heerenberg.
Reeds den 15n Augustus werden deze dagen door een hoogfeest, door een algemeene deelneming aan de HH. Sacramenten ingeleid. Z. D. H. de aartsbisschop van Utrecht had namelijk voor onzen geliefden herder en gouden priesterjubilaris J. Th. Nales, pastoor dezer parochie, een bijzondere gunst van uit Rome verkregen. Zijne Heiligheid Paus Leo XIII schonk bij deze gelegenheid, dit gouden feest, aan de pastoor en zijn parochianen de pauselij ken zegen en een volle aflaat onder de bekende voorwaarden.
Den 17n Augustus werd door Z. D. H. Mgr Henrlcus Van de Wetering de nieuwe kerk geconsacreerd. Deze kerk werd toegewijd aan den H. Pancratius, terwijl de relikwieën van de HH. Martelaren Cyrinus en Marius geplaatst werden in het hoogaltaar.
De weleerw. heer H. Thuis, pastoor van Heteren hield daarbij een schone feestrede Z.K.H. vorst Leopold van Hohenzollern, die nagenoeg de gehele kerk liet bouwen, deed zich daarbij vertegenwoordigen door de hoogwelgeboren heer Hofkammerrath dr Hülsemann, die namens den Vorst de volgende onderscheidingen toekende:
Aan Z. D. H. den aartsbisschop: Het erekruis 1e klas der Hohenzollernsche Huisorde; aan den Z.Ew. pastoor-ridder, als feestgeschenk voor zijn gouden-jublié, het portret van vorst Leopold met eigenhandige ondertekening, in vergulde lijst; aan de architect der nieuwe kerk den heer A. Tepe, het erekruis 3e klas der Hohenzollernsche Huisorde; aan den heer opzichter Dijkstra, de gouden eere-medaille.
Den 18en Augustus vierden wij het gouden priesterfeest van onzen zeereerw. pastoor.
In een gesloten rijtuig, door zestig bruidjes omgeven, bracht zijneerw. het Allerheiligste Sacrament, langs de rijk versierde straat, te midden van een ontelbare menigte, naar de nieuwe kerk, om daar, na den bisschop, het eerste H. Offer op te dragen.
Bij het binnentreden van het nieuwe Godshuis weerklonk uit duizenden kelen de lofzang : Groote God, u loven wij! Onbeschrijflijk was de indruk en geestdrift.
De nooit vermoeide 76jarige gouden jubilaris zong met jeugdige kracht en gaf in een heerlijke toespraak dank aan God voor deze gunst hem bewezen, en herinnerde den geloovigen aan hetgeen zijneerw. hun vóór 37 jaren het eerst had voorgehouden, de rechten van den door den bisschop gezondene en diens plichten, daartegenover de plichten der parochianen, terwijl hij hun ten slotte zijn testament mededeelde, waarin hij al het zijne aan de parochiekerk vermaakte en zijn opvolger in hun liefde en gehoorzaamheid aanbeval.
Na de H. Mis ontving de jubilaris de heilwenschen zijner parochianen en vrienden, van het gemeentebestuur en van alle gezindten.
Onder de schriftelijk ingekomen gelukwensen was er ook een langs telegrafischen weg van zijn koninklijke hoogheid den vorst Leopold. Later kwam een tweede van hare koninklijke hoogheid de vorstin van Hohenzollern [Leopolds echtgenote], infante van Portugal, met toezegging van een stola, als bijzondere herinnering aan dit gouden priesterfeest. De hoge vrouwe schonk reeds vroeger aan de nieuw kerk een nieuw hoogaltaar.
De geheele stad prijkte in 't groen, terwijl des avonds allerwegen een keurige en rijke illuminatie schitterde. De verschillende optochten en serenades met fakkellicht werden begunstigd door het mooie weer.
Kortom er heerschte hier een feestvreugde, bezield door geloof en liefde, slechts te genieten en nooit naar waarde te schetsen.
Van de vele passende inscripties zij hier het volgende vermeld, dat de herinnering aan de beide feestdagen in zich vereenigt:
De Latijnse zin aan het slot is een chronogram. Wanneer de hoofdletters als Romeinse cijfers gelezen en opgeteld worden, geven ze het jaar 1897:
HenrICUs praesVL aeDeM enCænIat faVsta eI aVgVrat gregarIVs NaLes JVbILarIVs.
Ofwel Henricus praesul aedem encæniat fausta ei augurat gregarius Nales jubilarius. Dit betekent: Prelaat Henricus heeft het gebouw ingewijd en de gewone jubilaris Nales heeft het goedgunstig gewijd. Overigens zijn in het krantenartikel de hoofdletters in het woordje ei verkeerd om weergegeven.
Onderscheidingen
Pastoor Nales kreeg in januari 1892 het erekruis 3e klasse van de Vorstelijk Hohenzollernse Huisorde. Twee maanden later werd hem per Koninklijk Besluit toestemming verleend deze buitenlandse onderscheiding aan te nemen.
In augustus 1900 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De aanleiding voor deze toekenning was waarschijnlijk zijn 40-jarig jubileum als pastoor van 's-Heerenberg.
Bronnen
- Old Ni-js nr. 38, blz. 34-51
- Delpher
- WieWasWie