Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Grindweg Zutphen-Emmerik
Inhoud
Ontstaan van de grindweg Zutphen-Emmerik
De grindweg Zutphen-Emmerik is een van de oudste doorgaande wegen die de voormalige gemeente Bergh doorsneden. Hij liep van Zutphen via Baak, Toldijk, Hummelo, Keppel, Wehl, Kilder, Zeddam en 's-Heerenberg naar Emmerik.
De weg is aangelegd op initiatief van acht Oost-Gelderse notabelen, onder wie de toenmalige administrateur van Huis Bergh, Lodewijk van Nispen. Het plan van deze Commissie tot aanleg en beheer van de grindweg Zutphen-Emmerik stond niet op zichzelf, want de weg moest de streek aansluiten op de Rhijn-Spoorweg, die in die tijd werd aangelegd. Dit was de tweede spoorlijn van Nederland, na de lijn Amsterdam-Haarlem (die in 1839 werd geopend en daarna via Leiden en Den Haag werd verlengd tot Rotterdam). De aanleg van de Rhijn-Spoorweg volgde op een Koninklijk Besluit uit 1838, en beoogde een spoorlijn van Amsterdam naar de grens bij Zevenaar. In 1843 werd het traject Amsterdam-Utrecht geopend, en in 1845 volgde de verlenging tot Arnhem.
Door de komst van de Rhijn-Spoorweg verhoogden de Gelderse Staten hun inspanningen om de belangrijkste zandwegen in Oost-Gelderland te begrinden om zo veel mogelijk plaatsen een berijdbare verbinding met Zevenaar te geven. De Commissie tot aanleg en beheer van de grindweg Zutphen-Emmerik wilde zijn weg echter niet in Zevenaar, maar in Emmerik op het spoor laten aansluiten. Na langdurige voorbereidingen waren de betrokken gemeentebesturen en geldschieters bereid hiervoor een bedrag van 200.000 gulden bijeen te brengen. Hoewel Doetinchem protesteerde, omdat de weg niet over haar grondgebied liep, werd bij Koninklijk Besluit van 30 juni 1844 vergunning verleend om met de aanleg te beginnen. De grindweg was in 1848 klaar, en werd door de Commissie als een particuliere onderneming geëxploiteerd.
Niet het beoogde succes
De weg is vanaf het begin noodlijdend geweest. Om de kosten te bestrijden, waren er zeven tollen langs de weg, maar die brachten niet voldoende op. Dit kwam mede doordat het verkeer na de begrinding minder werd in plaats van meer. Als voornaamste oorzaak hiervan gold het feit, dat tegelijkertijd de weg Gendringen-Terborg-Doesburg voltooid werd, die de vervoerders blijkbaar een betere verbinding met de Rhijn-Spoorweg verschafte. Pas na 1870 namen de inkomsten toe.
Zonder nader onderzoek is niet duidelijk, waarom de weg Gendringen-Doesburg een betere aansluiting op de Rhijn-Spoorweg zou hebben geboden dan de weg Zutphen-Emmerik. Bij de ingebruikname van deze wegen was er noch in Doesburg, noch in Emmerik aansluiting op het spoor. De spoorlijn Arnhem-Zutphen, waaraan Doesburg ligt, werd pas in 1865 geopend. In Emmerik stopte weliswaar eerder, maar toch pas in 1856 de eerste trein, toen het grensoverschrijdende traject Arnhem-Oberhausen geopend werd.
De Commissie tot aanleg en beheer van de grindweg Zutphen-Emmerik had wellicht de verwachting, of de hoop, dat de Rhijn-Spoorweg eerder dan 1856 Emmerik zou aandoen. Daarmee zou dan niet alleen een snelle verbinding ontstaan met het westen van Nederland en de zeehavens daar, maar ook met het Duitse achterland. Het ligt voor de hand dat bij de keuze voor Emmerik in plaats van Zevenaar, de handel met Duitsland een belangrijke rol heeft gespeeld.
Onderhoud van de grindweg
De toestand van de weg was door gebrekkig onderhoud vaak erg slecht. In 1899 stemden de gemeenten erin toe het beheer van de weg over te nemen van de Commissie, op voorwaarde dat eerst het achterstallig onderhoud op kosten van Rijk en provincie zou worden uitgevoerd. Dit werd gedaan, waarna de gemeenten de weg in 1905 overnamen.
Tot omstreeks 1930 is de grindweg Zutphen-Emmerik letterlijk een grindweg geweest. Pas daarna werd het wegdek verstevigd door er teer op te spuiten. Alleen de voornaamste wegen en pleinen in de dorpskernen werden tegen het einde van de negentiende eeuw met klinkers bestraat. Het grind dat buiten de bebouwde kom werd gebruikt, heeft eigenlijk nooit voldaan, want er ontstonden te gemakkelijk karresporen in. Daarom legden de wegwerkers blokken mijnhout (het Bergherbos produceerde hout om mijngangen te stutten) op de wegen, waartussen de voerlieden moesten zigzaggen. Door die houtblokken regelmatig te verleggen, verlegden ook de karresporen zich, en zo bleef het grind min of meer gelijkmatig verdeeld liggen.
De weg vandaag
De oude grindweg Zutphen-Emmerik is nog vrijwel geheel over zijn oorspronkelijke tracé te volgen. Alleen in Zutphen, Wehl en 's-Heerenberg wijkt de doorgaande weg na de aanleg van rondwegen van deze route af. Opmerkelijk is dat het eerste en het laatste stuk van het Nederlandse gedeelte allebei Emmerikseweg heten. In Zutphen is dat vanaf de plek waar de weg vroeger bij de Buiten Spittaalpoort begon, in 's-Heerenberg is dat het laatste stuk voor de Oude Grens. Het gedeelte in de voormalige gemeente Steenderen heet nog steeds over zijn volle lengte Zutphen-Emmerikseweg.
Grote delen van de weg hebben nu de status van provinciale weg. Van Zutphen tot Hummelo is dit de N314, van Hummelo tot Wehl de N814, van Wehl tot Zeddam de N815. In 's-Heerenberg loopt een stukje N316.
De tegenwoordige straatnamen in Bergh zijn van noord naar zuid als volgt. Vroeger werd (vrijwel) de hele weg Grindweg genoemd.
- In Kilder (N815):
- In Zeddam:
- In 's-Heerenberg:
Bronnen
- Regionaal Archief Zutphen, toegang nr. 19, inleiding tot de Inventaris van het archief van de Commissie tot aanleg en beheer van de grindweg Zutphen – Emmerik, 1836-1885
- Commissarissen van de grindweg Zutphen-Emmerik 1869-1905, in: Archieven Provinciaal Bestuur van Gelderland (Arnhem, 1999) Deel 4 p. 709
- Liemers van Nol Tinneveld, hoofdstuk "Langs nieuwe banen"
- Geschiedenis van de spoorwegen in Nederland
- Geschiedenis van de Rhijn-Spoorweg
- Geschiedenis van de spoorlijn Arnhem-Leeuwarden
- Geschichte der Bahnstrecke Oberhausen-Arnheim