Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Gruitrecht

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 26 jan 2019 om 15:48 (Nieuwe pagina aangemaakt met '== Wat is het? == Het '''gruitrecht''' was een heerlijk recht dat de houder het privilege gaf bier te brouwen en te verkopen. Het is in de :...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Wat is het?

Het gruitrecht was een heerlijk recht dat de houder het privilege gaf bier te brouwen en te verkopen. Het is in de tiende eeuw ontstaan en werd in het feodale stelsel door de keizer toegekend aan de adel en hoge geestelijken als bisschoppen en abten. Zij hebben het in onderleen doorgegeven aan niet alleen lagere leenmannen, maar ook aan steden. De accijns die zij zo konden heffen op het brouwen en verkopen van bier, was een belangrijke inkomstenbron.

De naam gruitrecht is afgeleid van gruit, dat in de middeleeuwen in het gebied van Vlaanderen tot Noordwest-Duitsland een ingrediënt van bier was. Het was een mengsel van een graanproduct met bederfwerende kruiden dat werd toegevoegd om bier beter houdbaar te maken. De samenstelling van gruit verschilde per streek en waarschijnlijk ook door de jaren heen, maar veel gebruikte kruiden waren gagel, laserkruid en moerasrozemarijn. Toen vanaf de veertiende eeuw vanuit Zuid-Duitsland gehopt bier in zwang raakte, stapten meer en meer brouwers over op hop.

Het Keulse gruitrecht

De aartsbisschop van Keulen heeft de heren van Bergh al voor 1341 met het gruitrecht beleend. In dat jaar ontving Adam III van den Bergh van aartsbisschop Walram van Gulik (13041349) de hoge en lage jurisdictie in Gendringen en Etten, het collatierecht en de tienden van de kerk van Genderingen, de gruit en de munt aldaar, enige vazallen van de kerk van Keulen wonende tussen Kleef en Xanten, en de tienden in Hanselaer. De akte stelt dat wijlen heer Adams vader Frederik II van den Bergh ook met deze rechten beleend is geweest, maar er zijn geen documenten bekend waaruit de belening van heer Frederik blijkt. Heer Frederik overleed in 1331, terwijl aartsbisschop Walram in 1332 werd gekozen. Het was dus een van Walrams voorgangers die heer Frederik heeft beleend. Onduidelijk is waarom de belening tien jaar later werd vernieuwd of herbevestigd (en niet kort na het aantreden van heer Adam III).

De aartsbisschop van Keulen heeft de belening met bovengenoemde rechten, inclusief het gruitrecht, meermaals vernieuwd of herbevestigd. Dit gebeurde soms wel en soms niet na het aantreden van een nieuwe heer of graaf, namelijk in 1354, 1469, 1484, 1547, 1612, 1618, 1621, 1657, 1662 en 1690. Dit betekent dat in elk geval graaf Oswald III dit privilege nog heeft genoten. In zijn tijd werd er geen gruitbier meer gebrouwen, maar hopbier, dus de naam klopte niet meer, maar het recht werd nog wel toegepast. Het is in 1798 vervallen toen de grondwet van de Bataafse Republiek in werking trad.

Het Eltense gruitrecht

Naast het gruitrecht dat de aartsbisschop van Keulen had verleend, heeft heer Frederik III in 1400 nog het halve gruitrecht van het Stift Elten gekocht van abdis Elza van Holzate.

Uit akten in het archief van het Stift blijkt dat het Eltense gruitrecht in de jaren tussen 1376 en 1432 meermaals is verkocht en verdeeld tussen een beperkt aantal particuliere personen. Soms verkochten ze hun aandeel terug aan de abdis. Op 10 augustus 1390 kocht abdis Elza van Holzate het hele gruitrecht terug, maar vier dagen later werd ene Gerrit Willen ermee beleend. In 1400 volgde de verdeling tussen Elten en Bergh.

Hierna bevestigden in 1432 in totaal 32 bierbrouwers in het gebied van Elten gruitgeld te zullen betalen aan abdis Lucia van Kerpen en heer Willem II samen. Het tarief was 1 oude Vlaamse groot per harington hopbier en per vat geïmporteerd bier. Beide bieren waren hopbier, maar de accijns werd nog wel gruitgeld genoemd. De groot was destijds een muntsoort, waarvan een voorbeeld staat op de pagina van heer Adam III. In 1436 werd voor deze regeling een nieuwe overeenkomst gesloten.

Het aantal van 32 brouwers geeft een indruk van de schaal waarop bier werd gebrouwen. Het Stift Elten was niet groot: anderhalf uur gaans lang en 1 uur breed, aldus N.C. Kist in zijn boek over het Necrologium van Elten. Het besloeg ongeveer het drostambt Elten ofwel het huidige Duitse gebied tussen de A3 en de Oude Rijn. Daar waren in 1432 dus minstens 32 brouwers actief. Het zullen allemaal kleine huisbrouwerijen zijn geweest. Deze vorm van huisnijverheid zal ook in Bergh gebruikelijk zijn geweest.

Varia

  • Adam III wordt in de akte van 1341 aangeduid als heer van Mons. Mons is het Latijnse woord voor berg, dat hier in combinatie met het Nederlandse "van" onverbogen is gelaten. In combinatie met het Latijnse "de" volgt de ablatief van mons, wat het meer voorkomende de Monte oplevert.
  • Door de introductie van hopbier is gruitbier geheel verdwenen, maar tegenwoordig zijn er weer enkele brouwers die het produceren.

Bronnen