Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Frederik van den Bergh (1559-1618)
Inhoud
Korte levensloop
Frederik van den Bergh was het derde van de zestien kinderen van Willem IV van den Bergh en Maria van Nassau. Hij werd geboren op 18 augustus 1559. Als zijn geboorteplaats wordt Ulft vermeld. Als dit gegeven juist is, zal hij op kasteel Ulft ter wereld zijn gekomen, hoewel zijn ouders in die tijd op Huis Bergh woonden.
Hij trouwde in 1601 met Françoise de Ravenel, vrouwe van Ratigny. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen bekend.
- Albert (1607–1656)
- Herman, overleden in 1610
- Leonora Catherina Febronis (1613–1657)
- Anna Maria (1617–1668)
Al voor zijn huwelijk had hij een buitenechtelijke dochter, van wie de moeder niet bekend is.
Frederik overleed in Boxmeer op 3 september 1618, 59 jaar oud. Op 13 september werd hij in de parochiekerk aldaar begraven. Zijn weduwe hertrouwde in 1622 met haar neef Michel de Conflans, markies van Saint Rémy.
Naast graaf van Bergh was hij ook heer van Boxmeer, Homoet, Diksmuide en Hedel. In Diksmuide is op 4 november 2013 het Burggraaf Frederikplein naar hem vernoemd.
De Tachtigjarige Oorlog
Frederik als militair
Frederik was militair in de Tachtigjarige Oorlog, net als zijn vader en broers. Aanvankelijk streden zij aan de kant van Willem van Oranje. Frederik was 22 jaar oud toen hij op 25 maart 1582 als ritmeester het commando kreeg over een vendel ruiters. Zijn vader benoemde hem een jaar later tot gouverneur van Venlo, waarna hij het commando over de ruiters overdroeg aan zijn broer Oswald.
In 1584 liep hij met zijn vader en broers over naar de Spaanse kant. Frederik was toen 25 jaar oud, zodat hij het grootste deel van zijn leven in Spaanse dienst is geweest. Hij bereikte daarbij in 1598 de rang van generaal-veldmaarschalk.
Als militair heeft hij bijna de hele toenmalige Nederlanden doorkruist. Een van zijn eerste krijgshandelingen aan Spaanse kant was in 1585 zijn deelname aan het beleg van Grave. Hij raakte gewond door een musketkogel in zijn been, maar herstelde en werd het jaar daarop ingezet bij een aanval op Nijmegen. Hier kreeg hij een steen tegen zijn hoofd en viel bewusteloos neer. Nog datzelfde jaar verdedigde hij op de westoever van de IJssel bij Zutphen een schans tegen Staatse troepen. Vervolgens trok hij naar Groningen, waar hij in de winter van 1587 een Spaanse eenheid met succes van de oostoever van de Dollard terughaalde naar de westoever. IJsgang maakte deze overtocht levensgevaarlijk. Daarna heeft hij met zijn troepen geholpen het beleg van Groningen te breken.
Onvermijdelijk kwam hij in de strijd ook direct tegenover zijn Nassause neven te staan. Neef Maurits (zoon van Willem van Oranje) belegerde in 1592 Coevorden, waar Frederik toen commandant was. De stad zelf was onhoudbaar en werd op bevel van Frederik in brand gestoken. Hij trok zich terug op het kasteel, maar moest op 12 september van dat jaar capituleren. In 1593 trok hij aan het hoofd van een legermacht van zesduizend man vanuit Twente op naar de stad Groningen, maar zijn neef Willem Lodewijk van Nassau (zoon van Jan van Nassau) sneed hem de pas af. In een gevecht ten westen van Groningen bij Tolbert werden twee paarden onder hem vandaan geschoten en kreeg hijzelf een kogel in zijn arm.
In 1595 hielp hij zijn broer Herman het beleg van Grol te breken. Prins Maurits, die de stad belegerde, trok zijn troepen toen terug naar Silvolde en Terborg. Daar kreeg hij bezoek van zijn neef Adolf (Frederiks broer), die was gestuurd door diens moeder Maria van Nassau. Hoewel de zonen van graaf Willem IV en Willem van Oranje in de strijd tegenover elkaar stonden, nodigde Maria van Nassau haar neef prins Maurits uit voor een bezoek aan kasteel Ulft. Als moeder van de ene partij en tante van de andere wilde zij het contact tussen de Van den Berghs en de Nassaus in stand houden. Maurits heeft de uitnodiging aangenomen en werd op kasteel Ulft getrakteerd op een "magnificq banquet".
Frederik is vervolgens naar het graafschap Lingen getrokken, een Spaanse exclave ten oosten van Overijssel. Hier bleef hij tot prins Maurits hem in 1597 verdreef. In 1598 veroverde hij Doetinchem en het kasteel Schuilenburg. Hij zou beloond worden met de nieuw gestichte heerlijkheid Doetinchem, maar de Staten van Gelre en Zutphen weigerden de nieuwe heerlijkheid te erkennen.
Frederik was zo zwaarlijvig, dat hij om de twee uren van paard moest wisselen. In 1599 is hem dit bijna noodlottig geworden. Vier ruiters waren bezig hem met moeite op een vers paard te tillen, toen zij onverwacht werden aangevallen door Staatse troepen. Zelf kon de graaf nog wegkomen, maar zijn helpers slaagden er niet meer in op te stijgen en werden gevangengenomen.
Na dit voorval heeft hij nog deelgenomen aan het beleg van Zaltbommel, waarna hij naar Vlaanderen trok. Hier was hij in 1600 actief in bij de Slag bij Nieuwpoort en verbleef daarna drie maanden onder de troepen die Oostende belegerden. In 1601 lukte het hem 's-Hertogenbosch te bezetten en verhinderde daarmee een beleg door prins Maurits. Twee jaren later kon hij andermaal een beleg door prins Maurits verhinderen. Hij werd benoemd tot Kapitein der Aartshertogelijke Garde (de aartshertog was de landvoogd van de Spaanse Nederlanden) en kreeg het bevel over de troepen in Vlaanderen. Hier heeft hij tot het ingaan van het Twaalfjarig Bestand in 1609 de strijd steeds in het voordeel van Spanje kunnen laten verlopen.
Frederik als staatsman
Als bestuurder in Spaanse dienst is hij stadhouder geweest van de volgende gewesten:
- 1595–1618: Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel en Lingen. Het graafschap Lingen was een Spaanse exclave ten oosten van Overijssel. Dit stadhouderschap heeft hij slechts beperkt kunnen uitoefenen, want alleen in Lingen en Twente kon hij tot 1597 zijn gezag laten gelden, en daarna van 1605 tot 1618 in Lingen en Oldenzaal. De overige gewesten waren vast in handen van de Republiek der Verenigde Nederlanden.
- 1604–1611: Artesië. Het graafschap Artesië (Comté d'Artois) in het uiterste zuiden van de Nederlanden ligt tegenwoordig in Frankrijk. Hij verruild dit stadhouderschap in 1611 met dat van Opper-Gelre.
- 1611 –1618: Opper-Gelre, waar hij zijn broer Herman opvolgde, die in 1611 was overleden.
In 1613 vaardigde aartshertog Albert, landvoogd van de Spaanse Nederlanden, hem af naar de Rijksdag in Regensburg. In datzelfde jaar werd hij door koning Filips III van Spanje opgenomen in de Orde van het Gulden Vlies.
Correspondentie met Willem van Oranje
In de overgeleverde correspondentie van Willem van Oranje bevindt zich één brief van Fredrik aan zijn oom. Hij heeft deze brief op 7 juni 1574 samen met zijn broers Herman en Oswald en zijn neven Willem Lodewijk, Jan VII en Georg, zoons van oom Jan VI van Nassau, geschreven op Dillenburg, het stamslot van de Nassaus. Het is een bemoediging na de verloren Slag op de Mokerheide van 14 april 1574, waarbij zijn ooms Lodewijk en Hendrik van Nassau waren gesneuveld.
Bronnen
- Het archief van het Huis Bergh (boek), blz. 53, 59–62
- R.W. Tadama in Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg, uitgeverij I.A. Nijhoff, Arnhem (1846), blz. 10–11
- Biographisch Woordenboek der Nederlanden , deel 2-1, Van der Aa et al., Haarlem 1852-1878, blz. 391-393
- De correspondentie van Willem van Oranje
- Frederik van den Bergh op Wikipedia
- Old Ni-js nr. 41, blz. 46