Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Manderscheid-Blankenheim, Anna Juliana Helena van

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Anna Juliana Helena van Manderscheid-Blankenheim werd in 1708 gekozen tot vierentwintigste abdis van het Stift Elten. In hetzelfde jaar werd zij abdis van het Stift Vreden in Westfalen. In beide stiften was zij de opvolgster van haar tante Maria Francisca I van Manderscheid-Blankenheim. In 1706 was zij al abdis geworden van het Stift Thorn.

Abdis Anna Juliana Helena werd op 20 augustus 1665 geboren als dochter van Salentijn Ernst van Manderscheid-Blankenheim en Juliana Christine van Erbach. Zij was een van de zes abdissen van het Stift Elten uit het gravengeslacht van Manderscheid-Blankenheim. Een aantal generaties eerder was Margaretha van Manderscheid-Blankenheim al abdis geweest. De drie nog niet genoemde abdissen van Manderscheid-Blankenheim waren achtereenvolgens haar zussen Maria Eugenia en Maria Eleonora Ernestine, en als laatste Maria Francisca II, een dochter van haar broer Frans Georg. Aldus was er van 1674 tot 1784 onafgebroken, ruim een eeuwlang, een van Manderscheid-Blankenheim abdis van het Stift Elten.

Vaak werd al tijdens het leven van een abdis een "kroonprinses" benoemd. De titel van zo'n kroonprinses was coadjutrix. Zij was de officiële plaatsvervangster van de abdis, en had het recht de abdis op te volgen. Al op 24 november 1701, ruim zes jaar het overlijden van haar tante abdis Maria Francisca, werd Anna Juliana Helena tot "medehelpster" gekozen. Zij was op dat moment decanes in het Stift Thorn. Haar functie in Elten werd op 7 mei 1702 geformaliseerd, toen paus Clemens XI haar op aandringen van haar tante benoemde tot coadjutrix.

De bul van paus Clemens XI maakt geen gewag van een benoeming tot coadjutrix in Vreden, maar het ligt voor de hand dat dit wel gebeurd is. Een aanwijzing hiervoor is een boekje van veertien bladzijden met een "klein lofdicht" op Anna Juliana Helena, dat in 1707 verscheen. De tekst van het gedicht is niet beschikbaar, maar uit de lange titel blijkt dat zij coadjutrix was in zowel Elten als Vreden:

Kleyn Loff-Gedicht Ter Eeren van die laetstens gekoosen, Ende door die Roomsche Bull Geconfirmeerde Princessin tot Thorn, Juliana Gebooren Gravin in Manderscheyt, Blanckenheym, ende Gerolstein, &c. Coadjutrix tot Elten, ende Vreeden.

Op 18 september 1710 beleende zij Christian Deckers, kanunnik van de Sint Martinuskerk in Emmerik, met het goed (in) Redtbroeck genaamd Mühlenhaus. Het Redtbroeck is een dal aan de noordkant van de Eltenberg die in het oosten aansluit op de Hulzenberg. De moderne spelling is Rietbroek, wat ook de naam is van de Duitse weg door dit dal, die na de grens overgaat in de Eltenseweg in Stokkum. Het Rietbroek komt voor als Redebroke in een akte van abdis Ermgard van den Bergh uit 1340.

Abdis Anna Juliana Helena overleed op 12 januari 1717, 51 jaar oud, en werd opgevolgd door haar zus Maria Eugenia. Over haar leven zijn verder geen gegevens voorhanden. Een levensbeschrijving van 26 pagina's die na haar dood verscheen, zou meer kunnen vertellen, maar de inhoud daarvan is helaas niet beschikbaar. De titel (die Vreden niet noemt) luidt:

Vber all hoechst bervhmte Ivdith. Das ist Die Hochwürdigste Hochgebohrne Fürstin und gnaedigste Fraw Anna Juliana Helena, Deren Kayserlichen Frey-Weltlichen Stiffter Thorn und Elten Abbtissin. Gebohrne Graeffin zu Manderscheidt, Blanckenheim, Gerolstein.

Bronnen

  • Op Google Books:
    • Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, medegedeeld uit het onuitgegeven oorspronkelijk handschrift, benevens ene geschiedenis der Abdij, N.C. Kist; Leiden (1853), blz. 58–59
    • Historie ofte beschryving van 't Utrechtse bisdom, door H. V. R. [alleen initialen vermeld], deel III, Leiden (1719), blz. 348–349
    • Kleyn Loff-Gedicht Ter Eeren van die laetstens gekoosen, Ende door die Roomsche Bull Geconfirmeerde Princessin tot Thorn, Juliana Gebooren Gravin in Manderscheyt, Blanckenheym, ende Gerolstein, &c. Coadjutrix tot Elten, ende Vreeden, door Joannes Antonius Josephus ten Huyen, Vallen (1707)
    • Vber all hoechst bervhmte Ivdith. Das ist Die Hochwürdigste Hochgebohrne Fürstin und gnaedigste Fraw Anna Juliana Helena, Deren Kayserlichen Frey-Weltlichen Stiffter Thorn und Elten Abbtissin. Gebohrne Graeffin zu Manderscheidt, Blanckenheim, Gerolstein, door Matthias Branten, Alstorff (1717)
  • Landesarchiv NRW Abteilung Rheinland Urkunden AA 0231 120.68.01-02 Stift Elten, Urkunden 1k, 367 en 371
  • Women in power 1700–1740