Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Tol in Beek
De Beekse Tol was van 1859 tot 1906 een van de twee tollen op de weg van Didam via Nieuw-Dijk en Loerbeek naar Zeddam. Tegenwoordig maakt het gedeelte van de Berkenlaan tot Zeddam deel uit van de N335. Vanaf dit punt verder westwaarts volgde de grindweg niet het tracé van de N335, maar de Berkenlaan en de Didamseweg, en op Didams grondgebied de Beeksweg en de Tolweg.
De gemeenten Bergh en Didam besloten in 1856 de weg van Didam tot het kruispunt met de grindweg Zutphen-Emmerik bij Zeddam te verharden met grind. Bij Zeddam sloot deze grindweg aan op de eerder aangelegde grindweg Zeddam-Terborg en in Didam op de eveneens al bestaande grindweg Didam-Zevenaar. Daarmee was er een goede verbinding tussen Oost-Gelderland en het spoorwegstation in Zevenaar, dat in 1856 werd geopend toen de Rhijnspoorweg van Amsterdam via Utrecht en Arnhem werd aangesloten op het Duitse spoorwegnet. Daarmee werd deze grindweg een geduchte concurrent van de grindweg Zutphen-Emmerik, die zo'n tien jaar eerder was aangelegd, maar in Emmerik op het spoor aansloot.
Om de onderhoudskosten te dekken, werden er in twee tollen opgericht. De gemeente Bergh opende in 1859 een tolhuis aan de rand van het Bergherbos ter hoogte van waar nu de Berkenlaan van de N335 afsplitst. De eerste tolgaarder was Derk Giezenaar, zodat het tolhuis bekend stond als het Tolhuis van Giezenaar. Na Derks dood in 1888 werd hij opgevolgd door zijn zoon Bart.
De gemeente Didam had al in 1856 de zogenaamde Meikamertol geopend. Het tolhuis stond aan de huidige Tolweg, waar op nummer 11 nog steeds een huis staat met de vorm van een tolhuis. Omdat het weggedeelte in de gemeente Bergh langer was dan dat in de gemeente Didam, kreeg Bergh 22 procent van de inkomsten van de Meikamertol.
De gemeente Bergh heeft de Beekse tol samen met de tol in Vinkwijk per 1 januari 1906 opgeheven. De Meikamertol in Didam is nog tot 1942 (!) in bedrijf gebleven.
De toltarieven
Er is geen tarievenlijst voor de Beekse Tol gevonden, maar wel een lijst die B&W van Didam in 1856 hebben vastgesteld voor de Meikamertol. Aangezien Bergh deelde in de inkomsten van de Meikamertol, ligt het voor de hand dat de tarieven voor beide tollen in overleg zijn bepaald. Vergelijking van de tarieven van de Meikamertol met die van de tol in Vinwijk leert dat de Meikamertol altijd goedkoper was dan het volle tarief van de tol in Vinkwijk. Net als in Vinkwijk moest we voor rij- en voertuigen met smalle wielen meer betaald worden dan voor rij- en voertuigen met brede wielen. De grens zal ook hier bij tien centimeter hebben gelegen.
Voor elk los paard of muilezel | fl. 0,05 |
Voor elk runderbeest of ezel | fl. 0,01½ |
Voor elke schaap, kalf of varken | fl. 0,01 |
Voor elke bok, geit of hond gespannen | fl. 0,00½ |
Voor elke rij- of voertuig met 2 wielen | fl. 0,01½ |
Voor elke rij- of voertuig met 4 wielen | fl. 0,03 |
Voor elke rij- of voertuig met 2 smalle wielen met gespannen paard, muilezel of runderbeest | fl. 0,08 |
Voor elke rij- of voertuig met 4 smalle wielen met aangespannen paard, muilezel of runderbeest | fl. 0,10 |
Voor diligences en postwagens ingerigt voor niet meer dan 6 personen voor elk paard | fl. 0,10 |
Bronnen
- Old Ni-js nr. 42, blz.65
- Chris van Keulen, pagina's Didam en Zeddam
- Oudheidkundige Vereniging Didam, pagina Meikamertol