Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Oda van den Bergh

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 6 jun 2022 om 05:34 (Bronnen: cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Oda van den Bergh was de jongste dochter van Willem II van den Bergh en Luitgard van Bentheim. Haar voornaam komt ook voor als Otta, Otte en Otto.

Zij wordt met haar broers en zussen genoemd in een beschrijving van haar vaders gezin in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. Een afschrift hiervan wordt bewaard in het archief van Huis Bergh. Met haar zussen wordt zij als volgt vermeld:

… filie fuerunt Sophia, Mechtildis et Otto. Sophia et Otto sunt virgines deo dicate in diocesi traiectensi in oppido Wyck te Duersteden, in monasterio ordinis Predicatorum. Media nupsit, viro scilicet nobili comiti de Teykelenborch etc., de quo genuit proles etc.
(… de dochters waren Sophia, Mechtildis en Oda. Sophia en Oda zijn aan God gewijde maagden in het bisdom Utrecht in de stad Wijk bij Duurstede, in het Dominicanessenklooster. De middelste is getrouwd met de edele graaf van Teckelenburg enz., van wie een kind geboren is, enz.)

Oda is in 1457 samen met haar zus Sophia als non ("aan God gewijde maagd") ingetreden in het Dominicanessenklooster Sint Maria Magdalena in Wijk bij Duurstede. Hier had haar vader in 1434 rechten verworven door een overeenkomst met de Hollandse edelman Jacob van Gaasbeek. Het klooster was in 1399 gesticht als het eerste Dominicanessenklooster in de Noordelijke Nederlanden.

Haar vader en later haar broer Oswald betaalden het klooster een jaargeld voor haar levensonderhoud en dat van haar zus. Dit werd genomen uit de inkomsten van de Berghse goederen in de heerlijkheid Bylandt. Van de (vermoedelijk) eerste betaling bewaart het archief van Huis Bergh een kwitantie, gedateerd 24 april 1456. Hierin bevestigt priores Maria van Limbeek dat zij van heer Willem II tachtig Rijnse guldens heeft ontvangen. In plaats van het gebruikelijke geldbedrag liet heer Oswald I in 1484 een lading tarwe (68 molder en 1 schepel weit) naar Arnhem vervoeren. De rentmeester van het klooster verkocht de tarwe namens de priorin aan de tolgaarder in Rhenen.

In november 1485 schreven Oda en Sophia samen een brief aan hun schoonzus Elisabeth van Meurs met het verzoek vijftig gulden voor een jaarmarkt te mogen lenen. Ook vroegen zij hoe met het hun zus Mechtildis ging, en hoe Elisabeths jongste dochter heette. Hier bedoelden zij op Walburg van den Bergh.

Op 23 februari 1500 ontving Oda vijftig goudguldens van haar broer Oswald (die sinds 1486 graaf was). Zij was sinds omstreeks 1487 priores van het klooster. Of deze vijftig goudguldens het hele jaargeld uitmaakten, en of zij in waarde overeenkwamen met de tachtig Rijnse guldens uit 1456, kon niet worden achterhaald. Vermoedelijk was het minder, want haar zus Sophia was het jaar daarvoor overleden (of uitgetreden). Wel kwam het geld nog steeds uit de inkomsten uit de Bylandt.

Oda 's overlijdensdatum is niet bekend, maar zij stierf kort voor 22 februari 1502.

Bronnen