Hencke, Johannes Maria

Johannes Maria Hencke werd op 19 september 1864 geboren in Lüdinghausen (bij Münster in Westfalen). Hij kwam op 6 juli 1887 vanuit Altharen (Emsland, vlak over de grens van Drenthe) naar 's-Heerenberg, waar hij als boekhouder ging werken op het kantoor van rentmeester Laurens Meijer op Huis Bergh. Hij voerde er de administratie van de bezittingen van de Vorst van Hohenzollern-Sigmaringen in de Nederlanden. Later was hij zelf rentmeester.

In 1888 werd hij lid van Sociëteit De Vriendschap.

In januari 1920 heeft hij op Huis Bergh Weense kinderen ontvangen.

Hij was getrouwd met Adelheid Maria Elisabeth Heijltjes, geboren op 8 april 1866 in Hüthum. Zij kwam op 25 september 1897 naar 's-Heerenberg. Rond die tijd is het huwelijk gesloten, maar dit is niet in Bergh of elders in Nederland geregistreerd. Naar alle waarschijnlijkheid is het paar in Duitsland getrouwd. Uit dit huwelijk werden in 's-Heerenberg drie dochters geboren.

• Maria Gerharda Hendrika
• Bernhardina Albertina Maria, geboren op 28 mei 1899
• Julia Oswaldina Maria, geboren op 10 juli 1903. Zij trouwde op 12 september 1928 te Amsterdam met de landbouwkundig ingenieur Johannes Gerardus Heijmeijer.

Hencke's vrouw overleed op 24 november 1919 in Duisburg, 53 jaar oud. Hijzelf overleed op 15 april 1928 in Emmerik, 63 jaar oud. De overlijdens zijn in de gemeente Bergh geregistreerd op 12 december 1919 respectievelijk 24 april 1928. Bij hun dood woonden beide dus officieel nog in Nederland.

In Old Ni-js nr. 47 staat een artikel over hem: Boekhouder J.M. Hencke van Huis Bergh verdacht van stroperij. Hij was wildstrikken die stropers geplaatst hadden, aan het verzamelen. De dagvaardiging werd ingetrokken.

Als rentmeester van dr. Jan Herman van Heek heeft hij deze geadviseerd over het beheer van het Bergherbos. Hierbij legde hij de nadruk op de economische opbrengst, terwijl Van Heek natuurbescherming belangrijker vond.

Bronnen

• Bevolkingsregister Bergh
• Old Ni-js nr. 47 en nr. 73
• Kunst, katoen en kastelen : J.H. van Heek (1873-1957), W.H. Nijhof, Amsterdam 2008, blz. 127
• WieWasWie