Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Ankoné, Antonius Hermanus
Antonius Hermanus (Herman) Ankoné werd op 13 november 1918 geboren in Oldenzaal als zoon van Hendrikus Johannes Ankoné en Johanna Maria Bernhardina Reekers.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij als wachtmeester bij de marechaussee in zowel de Liemers als Zuid-Limburg actief in het verzet tegen de Duitse bezetter.
Inhoud
De Tweede Wereldoorlog
Vuurdoop op de Grebbeberg
Tijdens de mobilisatie in 1939 werd Herman Ankoné opgeroepen voor militaire dienst en was tijdens de Duitse inval in mei 1940 gelegerd op de Grebbeberg. Als korporaal bij het 11e regiment infanterie (11 RI) maakte hij daar van 11 tot 13 mei de voor de Nederlandse strijdkrachten desastreus verlopen Slag om de Grebbeberg mee.
Andere militairen van 11 RI:
|
|
Marechaussee in de Liemers
Na de capitulatie en een paar maanden internering in de kazerne nam Ankoné dienst bij de Koninklijke Marechaussee. Door een Duitse maatregel had dit krijgsmachtonderdeel op 15 juli 1940 zijn militaire status en het predicaat koninklijk verloren, en was samengevoegd met de rijks- en de gemeenteveldwacht. Zijn ervaringen op de Grebbeberg hebben mede bijgedragen aan zijn besluit zich aan te sluiten bij het gewapend verzet. Als marechaussee kreeg hij van de Duitsers een Sonderausweis die hem de vrijheid gaf op plaatsen te komen die voor anderen gesloten waren. Aldus kon hij bijdragen aan het verzet tegen de Duitse bezetter. Nog op 25 januari 1945 kreeg hij een nieuwe Sonderausweis. Toen die op 31 mei 1945 verliep, was de oorlog al voorbij.
Begin 1941 werd hij geplaatst bij het Detachement Gendringen, met als taak grensbewaking. De grenspatrouilles werden destijds te paard uitgevoerd. Op 15 juni van dat jaar volgde overplaatsing naar de Brigade Ulft, van waaruit hij van midden augustus tot midden september korte tijd gedetacheerd werd naar de Brigade Arnhem.
Gedetacheerd naar Slenaken
Na Arnhem was hij maar kort terug in Ulft, want nu werd hij gedetacheerd naar Slenaken in het uiterste zuiden van Limburg. Daar werd hij actief op de ontsnappingsroute voor neergestorte geallieerde vliegeniers naar Frankrijk. Hij vormde de laatste schakel op Nederlands grondgebied en droeg de vliegeniers over aan het Belgisch verzet. Uit veiligheidsoverwegingen verliep de communicatie tussen de verschillende schakels op de ontsnappingsroute gecodeerd en onder schuilnamen. Zijn schriftelijke consignes ontving Herman Ankoné verstopt achter de loper op de tweede trede van een trapje naar het priesterkoor in de katholieke kerk in het dorp Banholt nabij Slenaken.
Zo hielp Ankoné de Britse vliegenier Tom Wingham, die hij op 24 april 1944 volledig uitgeput tegenkwam net over de Belgische grens bij Teuven. Flying Officer (1e luitenant) Wingham was de bommenrichter van de Handly Page Halifax met serienummer MZ578 die twee dagen eerder op weg naar Düsseldorf was neergeschoten door een Duitse nachtjager. De piloot en een van de boordschutters waren daarbij omgekomen. Wingham had zich met zijn parachute kunnen redden en was neergekomen in het uiterste zuiden van Limburg, maar door zich 's nachts te verplaatsen was hij aangeland nabij Teuven, net aan de Belgische kant van de grens. Daar nam een geitenhoedster hem mee naar haar huis. In het huis aan de overkant van de weg was de dag tevoren een bruiloft gevierd, waar Ankoné ook te gast was geweest. Vanwege de avondklok had hij niet meer naar Slenaken kunnen terugkeren en was in Teuven blijven overnachten. Toen hij zich de volgende ochtend stond te scheren, zag hij buiten de geitenhoedster lopen met een man in RAF-uniform. Zo kwam Wingham onder de hoede van Ankoné en zijn collega's. Ze hielden hem een aantal dagen verborgen, onder meer in de marechausseekazerne in Slenaken, om met hulp van het Belgische verzet diens vlucht voor te bereiden. Die vlucht verliep niet geheel volgens plan en uiteindelijk was Wingham nog maar in Wandré, een Belgisch dorp aan de Maas bij Luik, toen hij op 10 september door het oprukkende Amerikaanse leger werd bevrijd. Niet lang daarna was Wingham terug in Engeland om van daaruit zijn deelname aan de bombardementen op Duitsland te hervatten.
Winghams Halifax behoorde tot 76 Squadron van de RAF, waartoe ook de Halifax behoorde die op 5 mei 1943 bij Kilder neerstortte.
In maart 1977 hebben Ankoné en Wingham elkaar weer ontmoet in Slenaken. Het bericht dat hierover in het Limburgs Dagblad verscheen klopt op een aantal punten niet met het relaas zoals Wingham dat in 2009 heeft gepubliceerd in zijn boek Halifax down! Het bovenstaande volgt Winghams boek.
Van Slenaken naar Beek
In het voorjaar van 1944, kort nadat hij Wingham geholpen had uit de handen van de Duitsers te blijven, werd Ankoné teruggeroepen naar Ulft om kort daarna te worden gestationeerd in Beek. Ook daar werd hij actief in het verzet.
De Beekse verzetsgroep, waarvan hij samen met Wim Moorman en Clemens Berntsen de kern vormde, maakte deel uit van een wijdvertakt informeel samenwerkingsverband van verzetsgroepen in de Liemers en ver daarbuiten, die elkaar wederzijds steunden en aanvulden bij het uitvoeren van acties tegen de Duitse bezetter. Zij regelden schuilplaatsen voor onderduikers, stalen bonkaarten, vernietigden bestanden van de burgerlijke stand, vervalsten persoonsbewijzen, ontheffingen en bonkaarten, vergaarden inlichtingen over de vijand, verdeelden geld aan onderduikers en stakers, voerden van sabotageacties uit en formeerden knokploegen om gevangen verzetsmensen te bevrijden of verraders te liquideren. Hulp bieden aan neergeschoten geallieerde vliegeniers hoorde ook tot de taken. In Slenaken had hij hiermee al ervaring opgedaan.
Als leider van de Beekse verzetsgroep verzorgde Ankoné de contacten met de verzetsgroep van Jan Houtsma in Doetinchem, de groep rond de familie Schuurman in Didam (die een bijna professionele illegale huisdrukkerij runde voor het drukken van vervalste documenten) en de Groep Cappetti in Ulft, die een netwerk voor onderduikers coördineerde. Ook stond hij in direct contact met reservekapitein Höpink in Giesbeek (eveneens een Grebbebergveteraan), aan wie de verzetsgroep Beek, op verzoek van de geallieerde generale staf, inlichtingen doorspeelde over de posities, sterkte en de verplaatsingen van Duitse troepen in de gemeente Bergh. De inlichtingen over opstellingen van Duits geschut, verzamelde Herman zelf en speelde die rechtstreeks door aan Höpink, die een geheime verbinding onderhield met de commandant van de geallieerde strijdkrachten in Nijmegen. Herman kende door zijn werk als marechaussee de grensstreek tussen Megchelen en Beek als zijn broekzak en kon daar met zijn Sonderauweis op plaatsen komen die voor anderen gesloten waren.
De verzamelde inlichtingen waren van groot belang toen in maart 1945 Operatie Plunder van start ging. Geallieerde troepen staken toen bij Wesel de Rijn over, waarmee de definitieve verovering van het Duitse grondgebied begon. Na de oversteek boog een deel van de troepen naar het noorden af om Arnhem en Oost-Nederland te bevrijden. Canadese eenheden trokken hierbij via de Liemers ons land binnen. Dat de inlichtingen van het Liemerse verzet wezenlijk hebben bijgedragen aan het succes van de geallieerde opmars, moet met name de Grebbebergveteranen Ankoné en Höpink bijzonder veel voldoening hebben gegeven.
Maar zover was het nog niet. Op 19 september 1944 werden alle Berghse marechaussees op gezag van de Gestapo in Emmerik uit hun ambt gezet. Ankoné besloot daarop om net als zijn groepscommandant Sterrenburg onder te duiken. Hij vond een schuilplaats bij Nijenhuis in Loerbeek, maar in gemeenschappelijk overleg met andere marchaussees, werd na veertien dagen besloten om in het belang van de Berghse bevolking naar hun post terug te keren.
Begin november 1944 kreeg de verzetsgroep Beek groep te maken met een onderduiker uit Noord-Limburg die, door zichzelf over belangrijke zaken tegen te spreken, de verdenking op zich laadde een infiltrant en mogelijke verrader te zijn. Na een uitgebreid antecedentenonderzoek en een risicoanalyse werd in overleg met Jan Houtsma in Doetinchem besloten hem te executeren omdat verraad desastreuze gevolgen voor het verzet in de regio zou hebben. Nadere bijzonderheden over deze liquidatie zijn te lezen op de pagina van Clemens Berntsen.
Bij het loten om wie de liquidatie moest uitvoeren, heeft ook Herman Ankoné een luciferhoutje moeten trekken. Na zijn overlijden in 1983 werd in zijn exemplaar van Er op of er onder tussen de bladzijden 140 en 141 een luciferhoutje gevonden, waarschijnlijk het houtje dat hij getrokken heeft, want op bladzijde 141 wordt de liquidatie in bedekte termen beschreven. Ankonés vrouw heeft hier met balpen bijgeschreven:
- Deze Venlonaar is doodgeschoten door een Engelse piloot die ook in dezelfde schuur ondergedoken was.
- De piloot kon zich als militair beroepen op zelfverdediging.
- Deze Venlonaar is doodgeschoten door een Engelse piloot die ook in dezelfde schuur ondergedoken was.
Ankoné heeft de dood van de infiltrant op 29 oktober 1945 aangegeven bij de burgerlijke stand van de gemeente Bergh, bijna een jaar na dato en ruim een half jaar na de bevrijding. Is het hem zwaar gevallen dit overlijden aan te geven of was er gewoon een praktische reden voor deze vertraging? Het achterhalen van de persoonlijke gegevens van de geliquideerde kan enige tijd in beslag hebben genomen. Het ligt voor de hand dat hij daarvoor contact heeft opgenomen met zijn collega's in Noord-Limburg.
Na de Tweede Wereldoorlog
BS en POD
Vooruitlopend op de bevrijding werden ruim voor het einde van de oorlog door het gezamenlijk verzet in het geheim de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten gevormd, doorgaans Binnenlandse Strijdkrachten of kortweg BS genoemd. Herman Ankoné werd commandant van de BS in de gemeente Bergh.
Direct na de bevrijding werden het Nederlands gezag en bestuur hersteld. In de gemeente Bergh werd hiertoe een tijdelijke gemeenteraad benoemd die de raadstaken waarnam totdat er reguliere verkiezingen konden worden gehouden. Ankoné was lid van het kiescollege voor deze tijdelijke gemeenteraad.
Tevens was hij hoofd van de Politieke Opsporingsdienst, afdeling Bergh. De POD (vanaf 1 maart 1946 Politieke Recherche Afdeling (PRA) genaamd) was belast met het opsporen en voor het gerecht brengen van Nederlanders die tijdens de oorlog met de Duitsers hadden gecollaboreerd.
Special War Criminal Investigation
Het vrijgeleide van 25 september 1946 dat hierboven is afgebeeld, was voor een Special War Criminal Investigation in Münster in Britse bezettingszone van Duitsland. Kort tevoren hadden collega's van de POD in Utrecht Ankoné verzocht met hen naar Münster te gaan voor de arrestatie van een van oorlogsmisdaden verdachte Nederlander. Ze hadden Ankoné voor deze opdracht uitgekozen, omdat hij als grenslandbewoner goed Duits sprak, Münster een beetje kende omdat zijn moeder daar was opgegroeid, én als oud-marechaussee wist hoe je iemand ongezien over de grens kon krijgen. Verder zullen ze hebben verwacht dat hij als oud-verzetsstrijder extra gemotiveerd was om een oorlogsmisdadiger te arresteren.
De verdachte is inderdaad aangehouden, maar zou volgens de toen geldende regels moeten worden overdragen aan de Britse bezettingsmacht. Voor uitlevering aan Nederland zou dan een officieel verzoek moeten worden ingediend. Dat was echter omslachtig en tijdrovend en de kans op slagen was gering, omdat de plaatselijke Duitse autoriteiten de vereiste medewerking vrijwel nooit gaven. Het POD-team had daarom al op voorhand voor een quick-and-dirty aanpak gekozen: de verdachte werd in feite gekidnapt en de Nederlandse grens over gesmokkeld voordat de plaatselijke autoriteiten konden reageren.
Of de verdachte is berecht en veroordeeld, is niet bekend. Ook diens naam heeft Ankoné nooit losgelaten. Zijn weduwe heeft het verhaal ruim zeventig jaar later pas verteld.
De herbegrafenis van Wim Moorman
De executie van Ankonés strijdmakker Wim Moorman was een trauma dat hem de rest van zijn leven is bijgebleven. Op de herbegrafenis van Wim Moorman op 26 mei 1945 in Beek heeft een peloton van de Binnenlandse Strijdkrachten onder zijn commando een eresalvo afgevuurd.
Zijn zoon Henk Ankoné heeft 75 jaar na dato de gemengde gevoelens van de bevrijding als volgt verwoord in de laatste strofe van zijn gedicht De Partizaan over zijn ouders:
- Nu de wind waait over graven
- van mijn vrienden in de nood
- Is de vrijheid weer ons deel
- maar de prijs oneindig groot!
- Nu de wind waait over graven
In dienst van de Rijkspolitie
Bij de oprichting van de Rijkspolitie in 1945 ging Ankoné over naar dit korps. Eind 1946, toen hij nog in Beek gestationeerd was, werd hij bevorderd tot wachtmeester 1e klas. Na enkele jaren dienst te hebben gedaan in Babberich en Oud-Zevenaar, werd hij overgeplaatst naar de Groep Wisch met als standplaats Silvolde. Daar heeft hij tot vlak voor zijn pensionering gewerkt. Omdat hij kort voordien werd gekozen als raadslid voor het CDA in de gemeente Wisch en hij niet tegelijkertijd als politieman in die gemeente kon werken, heeft hij de laatste maanden van zijn diensttijd bij de politie volgemaakt in de gemeente Gendringen. Daarmee was de cirkel mooi rond.
Onderscheidingen en oorkonden
Ankoné heeft de volgende onderscheidingen ontvangen:
- Croix de Guerre (6 juli 1949; als een van de (voor zover bekend) vijf Nederlanders die hiermee zijn onderscheiden)
- Oorlogsherinneringskruis (22 juli 1949)
- Verzetsherdenkingskruis (17 november 1981)
En de volgende oorkonden:
- Dankbetuiging van prins Bernhard (1945)
- Dankbetuiging van generaal Eisenhower (niet gedateerd)
Persoonlijk leven
In de oorlog was Ankoné in de kost bij de familie Berndsen aan de Doetinchemseweg in Loerbeek. Hun dochter Marietje was als koerierster betrokken bij het verzet. Tegen het eind van de oorlog vorderden de Duitsers het voorhuis van de boerderij van de familie Berndsen en vestigden daar hun lokale Ortskomandatur. De familie Berndsen moest genoegen nemen met een geïmproviseerd onderkomen in een van de stallen. Marietje Berndsen had goed zicht op het reilen en zeilen op de Ortskomandatur en alles van belang voor het verzet wat zij daar zag en hoorde, gaf ze direct door aan Ankoné. Deze samenwerking leidde ook tot een persoonlijke relatie: Herman en Marietje hebben zich op 22 april 1946 verloofd en op 15 oktober 1946 zijn zij getrouwd. Het bruiloftsfeest vond plaats op de deel van de boerderij van de familie Berndsen.
Het echtpaar heeft korte tijd aan De Bleek in 's-Heerenberg in het bovenhuis bij "Pa" Winters gewoond, waarna ze een aantal jaren aan de Groenestraat tegenover de familie Brandsma hebben gewoond. Daar zijn ook hun hun oudste vier kinderen geboren.
In de jaren 40 en 50 reed Herman op een motorfiets met een behoorlijk vermogen. Zijn echtgenote bekende tegenover haar kinderen dat vader Herman destijds de gashendel wel eens iets te ver opentrok. Zo was hij betrokken bij een stevige aanrijding met een auto op het kruispunt bij de molen van Ten Bensel in Loerbeek, waarbij hij met motor en al over een auto tuimelde en aan de andere kant van het kruispunt in de berm belandde. Het moet een zachte berm zijn geweest, want hij is er met wat kneuzingen, schrammen en blauwe plekken van afgekomen.
Ankoné hield erg van sport. Tijdens zijn opleiding bij de marechaussee heeft hij leren paardrijden, schermen, boksen en jiu jitsu. In zijn jonge jaren was hij een verdienstelijk voetballer. Op zijn 18e speelde hij al in de voorhoede van het eerste elftal van de VV Oldenzaal, in de volksmond "Sparta" genoemd. Hij had het niet van een vreemde, want in datzelfde elftal was zijn vader jarenlang de rechtsback geweest. Hij had een aardig schot in de benen, getuige zijn bijnaam het kanon van Sparta. Volgens de analen van de club werd hij met Sparta kampioen van de 3e klasse in het seizoen 1937–1938 nadat ze het jaar daarvoor gepromoveerd waren uit de 4e klasse.
Overigens: Sparta Oldenzaal was een "algemene" voetbalvereniging en het werd in het verzuilde overwegend katholieke Oldenzaal niet geaccepteerd dat je als katholiek voor een neutrale club speelde. Het heeft Herman en zijn oudere broer Hennie een pak rammel opgeleverd toen zij met geweld het gebouw van de Katholieke Arbeidersbeweging werden uitgeschopt door een groep fanatieke KAB-jongeren die de afvallige jongens van Ankoné de mores van de verzuilde samenleving wilden inpeperen.
Ook gedurende zijn tijd in Gendringen speelde hij voor de plaatselijke voetbalclub.
Direct na de oorlog voetbalde hij enige jaren bij MvR in 's-Heerenberg. Hij keek met plezier op deze tijd terug, en roemde met name de fanatieke aanmoedigingen van super-supporter kapelaan Carrée.
Herman Ankoné overleed op 23 december 1983 in Silvolde, 65 jaar oud, en werd begraven op de r.-k. begraafplaats aldaar. Zijn vrouw overleed op 3 mei 2006, 89 jaar oud, en werd bij hem begraven. Op zijn graf is een kleine plaquette van de Royal Air Forces Escaping Society (RAFES) aangebracht. Dit was een vereniging van vliegeniers van de luchtstrijdkrachten van het Britse Gemenebest die, na te zijn neergeschoten, met hulp van de illegaliteit konden terugkeren naar Groot-Brittannië. RAFES heeft bestaan van 1945 tot 1995 en werkte samen met verenigingen van pilotenhelpers in de landen die door Duitsland bezet waren geweest. In Nederland was dit onder andere de Nederlandse Vereniging van Pilotenhelpers uit de Tweede Wereldoorlog 'The Escape', die van 1970 tot 2004 heeft bestaan. Gestorven leden van The Escape konden van de RAFES een plaquette op hun grafsteen krijgen. Op het embleem van de RAFES staat de Latijnse spreuk solvitur ambulando: gaandeweg vinden we een oplossing. Ook Joep en Ag Garben en Leo Kempers hebben een RAFES-plaquette op hun graf.
Na zijn overlijden verhuisde zijn weduwe naar een seniorenappartement naast de kerk in Silvolde en werd het ouderlijk huis aan de Ulftseweg door zijn kinderen ontruimd. Uit een verscholen ruimte boven een inpandige kast in de ouderlijke slaapkamer kwam daarbij een stengun tevoorschijn (een Britse pistoolmitrailleur uit de Tweede Wereldoorlog). Ter verklaring vertelde Marietje haar kinderen dat vader Herman tijdens de Hongarije-crisis in 1956 contact heeft gehad met oude kameraden uit het verzet en dat zij zich destijds hebben afgevraagd of het niet verstandig zou zijn om zich voor te bereiden op het doemscenario waarin de het Sovjet-leger verder zou oprukken naar het westen en ook Nederland zou bezetten. Gelukkig is dat niet gebeurd, maar verzetsman Herman Ankoné hield er rekening mee en was bereid en voorbereid om zo nodig weer in verzet te komen.
Bronnen
- Henk Ankoné
- De Achterhoekse Courant, april 2021, nummer 13, blz. 8–9
- Old Ni-js nr. 61, blz. 22–25
- Er op of er onder: blz. 106-109
- Archieven.nl
- Op Delpher:
- De Graafschapbode van 10 januari, 13 juni, 13 augustus en 12 september 1941, 10 maart 1944 en 2 december 1946
- Limburgs Dagblad van 21 maart 1977
- Historie VV Oldenzaal.
- Air Crew Remembered
- Oorlog in Limburg: RAF Halifax MZ-578