Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Indiëdagboek Joseph Berendsen, deel 2 (1948): verschil tussen versies
k (opmaak) |
k (→Zie ook: cat) |
||
Regel 153: | Regel 153: | ||
* [[Berendsen, Joseph Johannes Bernardus|Joseph Berendsen]] | * [[Berendsen, Joseph Johannes Bernardus|Joseph Berendsen]] | ||
− | + | [[Categorie:Dagboek]] |
Versie van 5 jan 2016 om 13:55
Inhoud
Een slecht begin en oog in oog met de TNI
Het jaar 1948 begon voor Joseph niet al te best. Op 4 januari, zijn verjaardag, moest zijn compagnie uitrukken voor een 9-daagse actie, en tijdens deze actie werd hij zo ziek dat hij in het ziekenhuis opgenomen moest worden.
Mijn 23ste verjaardag dit jaar is niet al te best uitgevallen. Op deze Zondagmorgen vertrekken we met ongeveer geheel de compagnie naar Garoet voor een 9-daagse actie met 14 RI. We passeren weer de bloedlinke convooiweg Tasik-Garoet, maar deze keer kunnen we rustig doorrijden en bereiken tegen de middag Garoet. In de cantine wordt uitgerust en wat later worden we ingekwartierd in Hotel Marijke, een doorgangshuis. Hier horen we dat de actie Dinsdag pas begint. 's Avonds kunnen we naar de bioscoop, waar druk gebruik van wordt gemaakt.
Op dinsdag 6 januari, de eerste dag van de actie, ging Joseph kopje onder in een kali. Mogelijk als gevolg hiervan werd hij zo ziek (het dagboek treedt hier niet in detail), dat hij de volgende morgen op last van de dokter naar het ziekenhuis van 3 Hupva in Tasikmalaja werd overgebracht. Bij deze geneeskundige eenheid was Jan Kuster uit Stokkum ingedeeld, maar Joseph maakt geen melding van hem. Misschien kenden ze elkaar niet, of zat Kuster bij een elders gelegerde groep van 3 Hupva.
Op 10 januari werd Joseph ontslagen uit het ziekenhuis, en ging hij terug naar zijn bivak in Manondjaja. De bezetting was daar minimaal, omdat de compagnie pas op 13 januari van de actie zou terugkeren. De rest van januari was rustig, met normale dienst.
Op 2 februari 1948 werd Josephs peloton naar Tasikmalaja overgeplaatst om daar een TNI-verzamelkamp te bewaken. De TNI was het Republikeinse leger van Soekarno, dat zich als uitvloeisel van de bestandsovereenkomst na de Eerste Politionele Actie (de Renville-overeenkomst van 17 januari 1948) achter een nieuw overeengekomen demarcatielijn moest terugtrekken.
Tasikmalaja, Donderdag 5 Februari 1948
Vele TNI-onderdelen melden zich in het verzamelkamp hier ter plaatse. Het is wel een vreemd gezicht voor ons als hele troepen zich langs de wegen voortspoeden met vele wapens, zowel zware als lichte wapens. Alles verloopt ordelijk en zonder incidenten.
Tasikmalaja, Vrijdag 6 Februari 1948
Met ons peloton hebben we de wacht in het evacuatiebureau en aanmeldingsplaats voor TNI-soldaten. De organisatie was zeer goed geregeld, zowel het vervoer als de andere dingen. De verhouding tussen de soldaten der Republiek en de Hollandse soldaten was zeer fair, zodat ook op deze dag alles uitstekend verliep. Er meldden zich bijna 2000 man.
Nadat de TNI-soldaten waren afgevoerd naar Republikeins gebied, keerde Josephs peloton terug naar het bivak in Manondjaja. Daar brak een relatief rustige tijd aan. Het patrouillelopen bleef gewoon doorgaan, maar er was wat meer tijd voor ontspanning.
Herbegrafenis van tien gesneuvelden
Op maandag 10 mei 1948 werden tien gesneuvelden van 3-2 RI die elders begraven waren, op het ereveld van Tasikmalaja bijgezet. Aan deze gedenkwaardige dag besteedde Joseph in zijn dag boek ruime aandacht. In de loop van 1949 zijn de doden van 3-2 RI bijeengebracht op het Nederlandse ereveld Menteng Pulo in Jakarta, waar zij nu nog steeds rusten.
Op deze dag, terwijl overal in Holland de Dodenherdenkingen plaatshebben, werden in Tasik op het Ereveld de 10 gesneuvelden van ons bataljon bijgezet, die tijdens de opmars naar Tasik gevallen zijn, en elders nog begraven lagen. Nadat eerst 's morgens om 8 uur in beide kerken de Godsdienstoefeningen hadden plaatsgehad, stelde om 10 uur alles zich op voor het Ereveld, waar de kisten met de stoffelijke resten voor aan de ingang stonden opgebaard, bedolven onder bloemen en alle bedekt met de rood-wit-blauwe vlag. Ernaast stonden de dragers. Vele officieren van allerlei onderdelen en deputaties van burgerinstellingen, allen met kransen en bloemen, en verder stonden er 100 man begeleiding van het Bataljon. Tussen dit alles schitterden de witte koppels va de MP en van de Drumband. Een stralende zon overgoot dit alles met haar stralen. Stil en vredig lag het Ereveld, waar vele witte kruizen de plaats aangaven van hen die hun leven gaven voor het Vaderland. Om circa half elf arriveren de Hoge Autoriteiten. Ik zag onder anderen Gen. Dürst Britt, onze Divisie Commandant, Kolonel Lentz, onze Brigade Commandant, verder de Regent van Bandoeng en Tasik, en nog vele anderen. Voorafgegaan door de Drumband zette zich enkele ogenblikken daarna de stoet in beweging naar de geopende Graven op het Ereveld, waar met een laatste hoorngeschal de kisten in de graven werden neergelaten. De kerkelijke plechtigheden hadden dan plaats, het vuurpeloton gaf de laatste salvo's en velen spraken enige woorden, waarbij Aalmoezenier Nijkrake een Lijkrede hield. Met een ontroerend Wilhelmus namen we afscheid van onze makkers, die het hoogste gaven wat zij bezaten: hun jonge leven voor de bevrijding van Tasikmalaja. Een kleine parade door Tasik was het slot van deze mooie plechtigheid.
Met verlof naar Bandoeng en nieuwe buitenposten
Op 31 mei 1948 begon Joseph aan de tweede week verlof die hij in Indië heeft gehad. Samen met een aantal makkers vertrok hij die dag per vliegtuig van Tasikmalaja naar Bandoeng, waar zij in het verlofcentrum "De rustende strijder" logeerden. Daar konden zij genieten van een leven dat op de buitenposten ongekend was: eten aan een gedekte tafel, slapen in een bed met gewoon beddegoed en zonder mustiekennest (Bandoeng lag zo hoog dat daar geen malariamuggen waren), en elke avond naar de bioscoop of een theatervoorstelling. Verder was er een zwembad en werden er uitstapjes in de omgeving georganiseerd.
Joseph had zijn dagboek in Bandoeng waarschijnlijk niet bij zich, want hij beschreef deze week in slechts een halve pagina. Het verhaal werd geïllustreerd met zijn verlofpas, theaterkaartjes en de etenskaart van "De rustende strijder".
Op de ochtend van vertrek ontmoette Joseph in het Militair Tehuis zijn plaatsgenoot Bernard Hulst. De terugreis ging weer per vliegtuig tot Tasikmalaja, waar vervoer klaarstond naar Manondjaja.
De toestand bleef vrij rustig, zodat er genoeg tijd was om het bivak Manondjaja eens goed op te knappen. Ook werd de nodige tijd aan voetbal besteed. In deze betrekkelijke rust kwam het nieuws van een overval op de sneltrein Batavia-Bandoeng extra hard aan. 3-2 RI was hier niet bij betrokken, maar de overval toonde aan dat het geen vrede was. In de middag van 24 juni hadden republikeinse extremisten (zo werden ze in de krant aangeduid) genoemde trein bij Tjikampek laten ontsporen en vervolgens onder vuur genomen. Hierbij werden vijf passagiers gedood en acht gewond. Uit Josephs dagboek blijkt dat dit incident ruime aandacht op de radio en in de kranten kreeg.
Nadat 3-2 RI ruim een half jaar in Manondjaja en omgeving had gelegen, werd op 3 juli 1948 de 1e compagnie overgeplaatst naar de kampong Indihiang, "elf kilometer voorbij Tasik". Het was jammer dat het opknappen van het bivak Manondjaja toen net klaar was. Van Indihiang werd Josephs peloton al op 12 juli doorgestuurd naar het nabijgelegen Tjineam.
Tjineam, Maandag 12 Juli 1948
's Morgens om 9 uur verlaten we Indihiang met het peloton. Tot aan de kapotte brug kunnen we met de wagen. Daar staan reeds 100 koelies om de barang [bagage] te dragen. Met het peloton gaan we voorop en na 2½ km zijn we op de plaats van bestemming, waar in ons bivak ons door de bevolking thee wordt aangeboden en pisangs [bananen]. Al gauw komt de patrouille met de spullen, en meteen wordt er gewerkt aan het inrichten van het bivak en het maken van stellingen. De kok zorgt al gauw voor koffie, en tegen de middag is alles zo'n beetje op streek. Een patrouille trekt uit om foerage aan de brug op te halen. Het mandiën [wassen] moet met clubjes gebeuren, met het geweer, omdat het zeker een halve kilometer is, waar water is. 's Avonds wat gitaarmuziek en de stemming is zeer goed. De nacht verloopt ook rustig.
In bovenstaand stukje van 12 juli noemt Joseph voor het eerst de foeragepatrouille. De nieuwe buitenpost Tjineam lag achter een vernielde brug en was zodoende alleen te voet bereikbaar. Daarom moest er elke dag een patrouille naar de brug om bevoorrading en post op te halen. Dit duurde tot 2 augustus, toen de genie de brug weer hersteld had.
Behalve foeragepatrouilles waren er ook nog andere soorten patrouilles. Zo werden er verkenningspatrouilles gelopen om de omgeving van een nieuwe buitenpost in kaart te brengen, en dienden contactpatrouilles ervoor om in meer afgelegen streken, of daar waar de wegen gesaboteerd waren, het contact tussen buitenposten in stand te houden. Zulke patrouilles werden echter alleen gelopen als de omstandigheden daar om vroegen. Patrouilles die altijd gelopen werden, waren de routinepatrouilles. Vrijwel elke dag ging er een grotere of kleinere groep op pad om onaangekondigd een willekeurige route te lopen. Een deel van de route kon met voertuigen worden afgelegd. Daarnaast waren er ook zogenaamde acties, waarbij een eenheid doelgericht naar een kampong of plek ging waar tegenstanders vermoed werden. Zo was er op zaterdag 31 juli 1948 een kleine actie waaraan Joseph deelnam bij een kampong waarvan op 28 juli vier inwoners waren vermoord.
Een kleine actie bij Tjisajong, waar twaalf man van ons peloton aan deelnemen. Ook dit keer ben ik van de partij. We vertrekken Vrijdagmiddag naar Indihiang, waar onze compagniescommandant ligt. Hier overnachten we. Het is al die tijd zeer slecht weer. Zaterdagmorgen om 5 uur gaan we op pad. We zijn met onze groep afsluitingsgroep en bezetten tegen de morgen een berg aan de kali, waar we blijven om de peloppers het terugtrekken onmogelijk te maken. Er wordt door de gevechtsgroep wel plenty geschoten, en zelfs Artillerie komt eraan te pas. Wij zien echter niets, en keren om twee uur 's middags weer terug naar Indihiang. Daar wordt gerust en gegeten. Een uur later vertrekken we naar onze post Tjineam, waar we goed arriveren. De avond verloopt rustig en daarmede is ook de maand Juli ten einde.
Josephs peloton bleef tot 21 augustus in Tjineam gestationeerd. Toen werd deze buitenpost overgenomen door een artillerie-eenheid, en vertrokken de mannen van 3-2 RI per vrachtwagen naar Palahlar aan de zuidkust, waar een theefabriek het nieuwe onderkomen werd. De gevolgen van de Japanse bezetting waren er nog duidelijk zichtbaar. De fabriek was gedeeltelijk vernield en de omliggende theetuinen lagen er verwaarloosd bij.
Al gauw was het nieuwe bivak ingericht en werden er weer patrouilles gelopen. Het leek of de routine weer gauw opgepakt kon worden, maar al na een paar dagen sloeg het noodlot toe.
Palahlar, Dinsdag 24 Aug 1948
Al vroeg in de morgen wordt ons het ontstellende bericht per radio gebracht dat de foeragewagen van onze compagnie nabij Tjikatomas is beschoten. Een dode en acht gewonden. Met de luit en tien man vertrekken we naar een kampong, waar een vergadering is van het burgerbestuur. We worden er zeer hartelijk ontvangen, en aan eten geen gebrek. Tegen een uur zijn we weer terug en nu horen we dat onze compagnie twee doden heeft en zeven gewonden ten gevolge van de beschieting van hedenmorgen. De doden zijn J. Arnoldussen (2e pel.) uit Nijmegen en J. Dinnessen (2e pel.) uit Gennep. Wel een zeer slecht begin in ons nieuwe gebied, dat heel veel beroering wekt bij ons allen. Als 's avonds de foeragewagen arriveert, horen we enkele bijzonderheden over de beschieting.
De soldaten Johannes Wilhelmus Arnoldussen (geboren op 29 oktober 1925) en Johannes Jacobus Dinnessen (geboren op 7 mei 1925) werden aanvankelijk in Tasikmalaja begraven, maar liggen thans naast elkaar op het Nederlandse ereveld Menteng Pulo in Jakarta, vak III, graven 95 en 96. Zij waren de laatste twee doden van de 1e compagnie, maar bij de andere compagnieën van bataljon zouden tot de repatriëring nog negen doden vallen. 3-2 RI had uiteindelijk 41 doden te betreuren.
Nieuwe commandanten en een nieuwe koningin
In deze tijd vonden er enkele belangrijke commandowisselingen plaats. Op 12 juli 1948, de dag dat Josephs peloton op de buitenpost Tjineam was aangekomen, had 3-2 RI een nieuwe commandant gekregen: luitenant-kolonel P.G.A. Coopmans was opgevolgd majoor Th.A.M. Lutkie. Normaal gesproken gebeurde zoiets met het nodige militaire ceremonieel, maar de omstandigheden lieten dit niet toe. Daarom vond de commando-overdracht plaats in de radiostudio van de Brigade Radio Zender in Garoet. 's Avonds om acht uur konden de jongens van 3-2 RI op de diverse buitenposten een toespraak van de scheidende en van de aantredende bataljonscommandant horen, waarmee de commando-overdracht een feit was.
Amper twee maanden later, op 2 september 1948, werd generaal-majoor H.J.J.W. Dürst Britt ontheven van zijn functie als commandant van de 7 December-Divisie (7 DD). Dürst Britt, een generaal van de Koninklijke Landmacht, werd opgevolgd door generaal-majoor E. Engles van het KNIL. Deze commandowisseling vond plaats in een onduidelijke sfeer van verwijten en geruchten. Zo werd er gezegd dat de 7 DD niet goed zou functioneren, omdat ze gericht was op oorlogvoering in Europa. Daar zou een KNIL-generaal, die Indië op z'n duimpje kende, verandering in moeten brengen. Hoe het ook zij, de jongens van de 7 DD uitten hun ongenoegen over het vertrek van hun "oom Harry" met de leuze Een divisie zonder Britt is als een pruim zonder pit. Hij was erg geliefd, omdat hij zich overal, ook op de buitenposten had laten zien. Ook op gevaarlijke momenten, zoals tijdens de Eerste Politionele Actie in de zomer van 1947, was hij bij zijn mannen geweest. In zijn dagboek laat Joseph duidelijk blijken dat ook hij het niet eens was met de commandowisseling.
In 1948 viel Koninginnedag voor het laatst op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina. Een paar dagen later aanvaardde koningin Juliana haar ambt. Joseph en zijn makkers vierden deze feesten in Palahlar, want om veiligheidsredenen kregen ze geen toestemming naar de grotere feesten in Tasikmalaja te gaan.
Palahlar, Dinsdag 31 Aug 1948. Koninginnedag
Het feit dat wij hier van deze post niet weg konden naar Tasik, om feest te vieren, hadden Burgerbestuur en ondernemers doen besluiten om hier tezamen met ons een feestje op touw te zetten. En dit feest mag wel zeer geslaagd genoemd worden. 's Morgens werden de feestelijkheden geopend met een aubade der schoolkinderen in ons kamp; daarna werden de volksspelen geopend, en er was een paar uur van groot plezier. Vooral het mastklimmen, waarvoor grote belangstelling bestond. De palen waren spiegelglad. 's Middags had onder grote belangstelling het voetbaltoernooi plaats, waarbij drie inlandse elftallen en een elftal van ons elkaar bestreden. Na een verlenging van tien minuten en penalty's nemen, werd ons elftal uitgeschakeld voor de finale. Een volleytoernooi werd ook nog gehouden. En dan 's avonds als slot werd er in ons kamp een selamatan [feestelijke maaltijd] gegeven, opgeluisterd met wat cabaret door onze jongens, en Indische dans en vechtkunst door de bevolking. Er waren zeer veel genodigden, zowel van het Binnenlands Bestuur als van de onderneming. De avond was zeer gezellig dankzij hier en daar een borreltje, waar enkelen zeer vrolijk door werden. De avond werd besloten met enige toespraken en het gezamenlijk zingen van het Wilhelmus. Wat peloppers meenden nog even actief te zijn, zodat de wacht verdubbeld moest worden. Maar alles verliep rustig. En zo hoort de maand augustus tot het verleden.
Op 4 september droeg koningin Wilhelmina haar ambt over aan haar dochter, die twee dagen later werd ingehuldigd als koningin Juliana. Helaas moesten Joseph en zijn makkers de feestelijkheden missen.
's Morgens bereikt ons hier het bericht al, dat des nachts een bende twee goede spionnen van ons op gruwelijke wijze hebben vermoord. Op aanwijzing van de bevolking rukt tegen de middag ongeveer geheel het peloton uit voor een patrouille naar de kampong waar die lui nog kunnen zitten. Alle waakzaamheid is geboden. In die kampong zijn ze echter niet. En we gaan verder, naar een verzamelpunt van die bende, waar de kampong onderzocht wordt. Enige verdachte personen worden gevangengenomen. Zonder verder succes aanvaarden we de terugtocht, die zeer langzaam gaat, daar het terrein zeer zwaar is. Om circa zeven uur zijn we terug in het kamp. En de zondagse dienst was omgekeerd in een zeer zware patrouille. Degenen die in het kamp waren achtergebleven, hadden nu nachtwacht. Een vrolijk programma 's avonds dat de radio bracht, deed ons nog even beseffen dat het deze dag een feestdag was.
Een bril en een doorhaalkoordje
In september 1948 kreeg Joseph andermaal verlof om naar Bandoeng te gaan. Dit keer niet om vakantie te vieren, maar om naar de oogarts in het nabijgelegen Tjimahi te gaan. Kon hij de eerste keer met het vliegtuig reizen, dit keer ging het allemaal wat minder elegant. Samen met twee anderen werd hij op maandag 13 september met de foeragewagen naar Tasikmalaja gebracht, waar zij nog net met een konvooi meekonden naar Garoet. Vandaar zijn zij liftend in Bandoeng gekomen, waar zij onderdak vonden in een logement met de uitnodigende naam "De Open Deur".
Bandoeng, Dinsdag 14 September 1948 t/m vrijdag 17 September 1948
Het verblijf in de Preangerstad
Doordat ik naar de oogarts in Tjimahi moet, krijg ik bijna weer een weekje verlof in Bandoeng. En net als de verlofdagen heb ik mij weer aardig geamuseerd. Al was het ten gevolge van minder geld iets minder als de verlofdagen. Het slapen in de Open Deur was goed. Woensdag 15 Sept bezoek ik de oogarts, en ik krijg een bril. Deze moet ik halen in de stad, en dat duurt een paar dagen, zodat mijn verblijf in Bandoeng wat langer duurt, en ik wat vrienden kan bezoeken. Ik ontmoet weer een stadgenoot. Dit keer Frans Engelen, die korporaal is en op het vliegveld Andir verblijft. Verder bezocht ik wat aardige films, die wel de moeite waard waren. En zo verliepen deze dagen weer in Bandoeng.
Op de terugreis werd weer gelift tot Garoet, waar Joseph een nacht moest overblijven (in hotel Marijke, net als op zijn verjaardag) om met het konvooi van de volgende dag mee te kunnen naar Tasikmalaja. Zodoende heeft hij 's avonds in een bioscoop zijn plaatsgenoot Bart van Wessel ontmoet.
Op 21 september, twee dagen na zijn terugkeer uit Bandoeng, werd de buitenpost Palahlar overgenomen door de artillerie. Josephs peloton verhuisde naar Tjikatomas, waar de gehele compagnie weer bij elkaar kwam te liggen. Twee dagen later begon het patrouilleren weer, maar Joseph ging vanaf nu meestal mee als gewapende begeleider op trucks die naar Tasikmalaja moesten, of op andere ritten. Het dagboek vermeldt niet waarom, maar de reden zal Jospehs bril zijn geweest.
De tijd in Tjikatomas verliep zonder veel bijzonderheden, tot we op donderdag 14 oktober iets curieus lezen in het dagboek. Zonder in- of aanleiding staat er in een keer:
's Avonds op rapport bij de compagniescommandant voor het bewuste doorhaalkoordje der Artillerie. Ik krijg tien dagen streng, die in het kamp doorgebracht moeten worden. Ik bespreek 's avonds deze dingens nog eens met luitenant Kaldewaaij.
De dag erna, 15 oktober, staat er:
Ik heb de laatste wacht, en dit komt me goed uit. Ik begeef mij nog eens naar de luitenant Drabbe om over die strafoplegging te spreken, maar er is niets aan te doen.
Een doorhaalkoordje is koordje waarmee een poetslapje door de loop van een geweer gehaald kan worden om hem schoon te maken. Blijkbaar heeft Joseph iets uitgehaald met zo'n koordje van een wapen van iemand van de artillerie. Nu krijgen wapens in het leger altijd de grootst mogelijke aandacht en zorg, zeker in oorlogstijd, dus elke vorm van onachtzaamheid of verwaarlozing is uit den boze. Daarom is het niet zo gek dat Joseph voor "het bewuste doorhaalkoordje" tien dagen streng kreeg, dat wil zeggen tien dagen zwaar arrest. Normaal gesproken wordt zwaar arrest in de cel uitgezeten, maar uit Josephs dagboek blijkt dat hij vrij normaal dienst heeft gedraaid in het bivak, en alleen wat extra karweitjes opgedragen heeft gekregen. Zo moest hij samen met een paar gevangenen de hele munitievoorraad verplaatsen.
Overigens had Joseph op de verjaardag van prinses Beatrix in januari al drie dagen streng gehad, omdat hij toen 's avonds te laat terug was in het bivak. Die straf heeft hij daadwerkelijk uitgezeten bij de Militaire Politie in Tasikmalaja. Maar zulke dingen overkwamen de besten. Het ging om vergrijpen die in de burgermaatschappij hooguit tot een paar vermanende woorden van de baas zouden leiden.
Op zaterdag 23 oktober 1948 was er om zes uur reveille. Het peloton maakte zich klaar om naar Sangkali te gaan, een half uur rijden van Tjikatomas, waar een nieuw bivak werd ingericht in een verlaten moskee. Sangkali lag midden in de spreekwoordelijke rimboe; het enige contact met de buitenwereld was de foeragewagen. Verder was het er woekeren met de ruimte. Er was zelfs geen veldje om te voetballen, dus werden er maar kaartwedstrijden georganiseerd. Tot overmaat van ramp begaf de radio het, maar desondanks bleef de stemming goed. Het leed was echter gauw geleden, want op 1 november kwam per telefoon het bericht dat het peloton z'n spullen weer konden inpakken en teruggaan naar Tjikatomas. Het 2e peloton zou ter aflossing naar Sangkali komen.
Terug in Tjikatomas bleef Josephs voornaamste taak de gewapende begeleiding van trucks en andere voertuigen tijdens konvooi- en foerageritten en bij het wegbrengen van patrouilles. Daarnaast behield hij natuurlijk zijn werkzaamheden als oppasser van zijn pelotonscommandant, luitenant Kaldewaaij.
Een nieuw bataljonsvak
Sinds 7 augustus 1947, de dag dat 3-2 RI Tasikmalaja bezette, was het gebied rond deze stad het bataljonsvak, ofwel het operatiegebied van 3-2 RI geweest. Het strekte zich uit tot de kust van de Indische Oceaan. Alle buitenposten waar Joseph sinds augustus 1947 gelegerd was geweest, lagen in dit bataljonsvak. In november 1948 kwam het bericht dat 3-2 RI en 3-14 RI hun bataljonsvakken zou ruilen, wat inhield dat 3-2 RI naar Garoet zou gaan. De verhuizing verliep in fasen. Op 30 november werden de eerste kwartiermakers uitgewisseld. Op 8 december vertrok de hoofdmacht van 3-2 RI naar Garoet, terwijl een klein deel, waaronder Josephs peloton, achterbleef om de komst van de hoofdmacht van 3-14 RI af te wachten. Die kwam op 13 december, en de dag daarop vetrokken de achterblijvers naar Garoet. Het dagboek beschrijft het vertrek uit het kamp, en vervolgt dan:
In Tasikmalaja aangekomen wordt even met al de wagens naar het Ereveld gereden, en nemen we met een sobere plechtigheid afscheid van de tien makkers van onze compagnie die daar begraven liggen. Op ieder graf wordt een bouquet bloemen gelegd. Bij het verlaten van het Ereveld brengt ieder de Militaire Groet.
In de hoofdstraat van Tasikmalaja stelt het convooi zich op en wordt nog gewacht op de wagens van de fourier, die mee moeten. Circa half elf verlaten we Tasikmalaja en gaan richting Garoet. We passeren de ons bekende plekken, o.a. de Ballentent van Oom Toon. Enkele malen stoppen we om het convooi bij elkaar te houden. Ongeveer twaalf uur zijn we in Garoet, waar we een half uur verblijven om te tanken. Ondertussen wordt er post gehaald en nog enkele andere dingen.
Om ongeveer een uur verlaten we Garoet richting Tjikatjang. Dit stuk van de weg is zeer goed en de omgeving zeer rustig. In Tjikatjang, waar onze compagniesstaf is gelegerd, stoppen we even. En nu wordt het weer zeer slecht. We vertrekken weer in de stromende regen, en nu is de weg een en al bocht. En het wordt behoorlijk koud op de wagens. Eindelijk zijn we in Nagrisari, waar een detachement van het 3e peloton komt te liggen. We rijden nog zeven kilometer verder en bereiken dan de ondernemingspost Tjisompet.
De ondernemingspost was een rubberplantage, Josephs eerste buitenpost bij Garoet. Terwijl hij daar lag, werd op 12 december 1948 het oorlogsmonument in 's-Heerenberg onthuld. Hierover berichtte zelfs de Preangerbode, een regionale krant voor Bandoeng en omgeving. Dit nieuws maakte grote indruk op Joseph, die in zijn dagboek maar liefst vier pagina's volplakte met krantenknipsels over dit monument. Hij schreef er bij:
Tjisompet (Ned. Indië) Dec. 1948.
Terwijl hier bij ons in de compagnie alles zich klaarmaakte voor de verhuizing naar een ander gebied, en de toestanden steeds dreigender werden, werd toch mijn aandacht wel even teruggebracht naar ons stadje 's-Heerenberg, waar op die Zondag een grootse Plechtigheid plaats had, namelijk de onthulling van het monument door Kardinaal de Jong. We konden de plechtigheid niet meemaken. Maar zodra de berichten ons bereikten, hebben we deze met grote aandacht gelezen.
Ter herinnering aan dit grote gebeuren, heb ik enige foto's en berichten opgenomen in dit boek.
Moge dit steeds een blijvende herinnering zijn aan deze grote dag
Op de rubberplantage kwam ook het bericht dat op 19 december de Tweede Politionele Actie van start was gegaan. Het zwaartepunt hiervan lag op Midden-Java, zodat 3-2 RI op West-Java er niet direct bij betrokken is geweest. De Tweede Politionele Actie eindigde op 5 januari van het nieuwe jaar 1949, het derde volle jaar waaraan Joseph een Indiëdagboek heeft gewijd.