Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Straus, Joseph (1915): verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
(Kapitein bij de Lichte Luchtdoelartillerie: Van Rij en Stam)
k (Israël)
Regel 60: Regel 60:
 
Uit Josephs huwelijk met Heika werden een dochter en twee zoons geboren: Hadassa, Benjamin en Chaim. Inmiddels zijn er ook elf kleinkinderen. Zijn kinderen hebben de achternaam Straus behouden, maar de negen kinderen van zijn zoons dragen de achternaam Tirosh.
 
Uit Josephs huwelijk met Heika werden een dochter en twee zoons geboren: Hadassa, Benjamin en Chaim. Inmiddels zijn er ook elf kleinkinderen. Zijn kinderen hebben de achternaam Straus behouden, maar de negen kinderen van zijn zoons dragen de achternaam Tirosh.
  
In [[1977]] heeft hij voor zijn vader en zijn moeder de hieronder afgebeelde getuigenisbladen ingevuld als bijdrage aan het levend houden door ''Yad Vashem'' van de namen van de slachtoffers van de Holocaust. In [[2005]] heeft zijn dochter Hadassa hetzelfde gedaan.
+
In [[1958]] heeft hij voor zijn vader en zijn moeder de hieronder afgebeelde getuigenisbladen ingevuld als bijdrage aan het levend houden door ''Yad Vashem'' van de namen van de slachtoffers van de Holocaust. In [[2005]] heeft zijn dochter Hadassa hetzelfde gedaan.
  
 
Josephs vrouw overleed op 28 september [[2001]] in Rechovot, 84 jaar oud. Joseph overleed op 3 maart [[2010]] in Tel Hashomer, 94 jaar oud. Hij werd dezelfde dag begraven in Rechovot.
 
Josephs vrouw overleed op 28 september [[2001]] in Rechovot, 84 jaar oud. Joseph overleed op 3 maart [[2010]] in Tel Hashomer, 94 jaar oud. Hij werd dezelfde dag begraven in Rechovot.

Versie van 8 jan 2017 om 12:37

Joseph Straus werd geboren op 8 december 1915 als zoon van Ben Straus en Hedwig Levita. Hij is een broer van Diny, Harry en Betty Straus.

De Tweede Wereldoorlog

In 1938 werd Joseph beroepsofficier in het Nederlandse leger. Bij de Duitse inval was hij luitenant. Op 15 mei 1942 moest hij zich, net als alle officieren van de voormalige Nederlandse krijgsmacht, melden en werd als krijgsgevangene weggevoerd.

Aanvankelijk werden de officieren geïnterneerd in een krijgsgevangenenkamp in Langwasser bij Neurenberg. Begin augustus 1942 werden ze overgebracht na Stammlager 371 (Stalag 371) bij Stanislau in het oosten van toenmalig bezet Polen. (Tegenwoordig ligt de stad in het westen van de Oekraïne en heet Iwano-Frankivsk). In 1944 volgde overplaatsing naar Offizierslager 67 (Oflag 67) bij Neubrandenburg in Noord-Duitsland, waar de officieren op 28 april 1945 door het Rode Leger werden bevrijd. Eind mei 1945 werden ze in twee transporten naar Nederland teruggebracht.

Joseph heeft door zijn krijgsgevangenschap de oorlog kunnen overleven.

Nederlands-Indië

Kapitein bij de Lichte Luchtdoelartillerie

Joseph met zijn zussen Betty (rechts) en Diny. De foto is gemaakt voor of na zijn diensttijd in Nederlands-Indië, waarschijnlijk door broer Harry.

Joseph bleef in militaire dienst en vertrok in 1946 na een opleiding in Engeland als kapitein naar Nederlands-Indië met het 1e Regiment lichte Luchtdoelartillerie (1 R. lt. Lua) van de Koninklijke Landmacht. De drie afdelingen van dit regiment zijn in de herfst van 1946 afzonderlijk in Indië aangekomen. Joseph behoorde tot de 1e Afdeling, die op 27 november 1946 met de Nieuw Holland in Tandjong Priok afmeerde.

In maart 1947 werd de Luchtdoelartillerie gereoganiseerd. Een deel van het regiment werd omgevormd tot de Luchtdoelartilleriegroep Militaire Luchtvaart (Lua Gp. ML), die werd toegevoegd aan de Militaire Luchtvaart van het KNIL (ML-KNIL). De rest werd verdeeld over andere eenheden. Joseph behoorde tot degenen die werden ingedeeld bij de nieuwe Luchtdoelartilleriegroep. Die bestond uit zes batterijen van elk 43 man, die de zes belangrijkste vliegvelden op Java en Sumatra moesten beveiligen tegen luchtaanvallen van Indonesische opstandelingen. Hoewel die over een beperkt aantal vliegtuigen beschikten, hebben zij nooit een luchtaanval ondernomen.

Ter bescherming van de vliegbases tegen grondaanvallen waren er de Luchtvaarttroepen (LVT). Dit waren infanteristen die een speciale opleiding hadden gehad in het beveiligen van vliegvelden. Zij voerden bewakings- en patrouillediensten uit in en om de bases. Er waren vier compagnieën LVT van de Koninklijke Landmacht (die oorspronkelijk niet bedoeld waren voor Nederlands-Indië) en vijf compagnieën LVT van het KNIL.

Joseph kreeg het commando over de 1e batterij van de Lua Gp. ML, die op het vliegveld Kemajoran bij Batavia gelegerd was. Als snel nam een andere officier het commando over en werd Joseph overgeplaatst naar het Hoofdkwartier van de Militaire Luchtvaart (HKML) in Batavia. Daar maakte hij promotie en werd commandant van de gehele Lua Gp. ML. Daarnaast werd hij tot Chef Veiligheidsdienst ML (CVD) benoemd, omdat hij zich in de beginperiode op Kemajoran, dat toen nog door vijandelijk gebied werd omgeven, met alle aspecten van de verdediging en beveiliging van het vliegveld had beziggehouden. Medio 1948 werd hij bovendien Chef Bewaking Vliegbases (CBV). Uit hoofde van zijn drie functies had hij met elk van bovengenoemde onderdelen te maken: ML, Lua en LVT.

Op initiatief van Joseph werd per 1 november 1948 de dienst Luchtmachtpolitie (Air Force Police) gevormd, waarvan hij zelf de chef werd. Dit was een samenvoeging van twee diensten wier werk vaak overlapte, namelijk de Vliegbasispolitie, belast met recherchewerk op de vliegbases, en de Inlichtingendienst ML, belast met het vergaren van de nodige gegevens uit de omgeving van de vliegbases. De Luchtvaartpolitie, een soort geheime dienst, heeft er belangrijk toe bijgedragen dat de veiligheid van de vliegvelden tot het vertrek der Nederlanders in 1950, gewaarborgd kon worden.

Ook de Lua en de LVT hebben uiteraard het hunne aan de veiligheid bijdragen. Helaas keken de vliegers en het technisch personeel van de ML nogal neer op met name de soldaten van de LVT. Hiertegen heeft Joseph met een artikel in het luchtmachtblad "De Stuurknuppel" krachtig stelling genomen. Hij wees erop dat de Luchtmacht slechts een ondersteunende taak heeft, waarbij zelfs de mooiste vliegtuigen niet helpen als de infanterie het terrein aan de vijand overlaat.

Uit hoofde van zijn functie heeft Joseph diverse vliegvelden bezocht. Het was waarschijnlijk in verband hiermee dat hij in juli 1949 in Madioen op Oost-Java zijn plaatsgenoot Wim Velthausz heeft ontmoet. Vlakbij lag het vliegveld Maospati, dat, net als Madioen, tijdens de Tweede Politionele Actie was bezet.

Als Chef Veiligheidsdienst ML werd Joseph op 20 november 1949 verhoord door de juristen Van Rij en Stam. De regering had deze twee rechtsgeleerden naar de kolonie gestuurd om onderzoek te doen naar diverse gevallen van extreem geweld dat door Nederlandse militairen zou zijn gepleegd. Een van de gevallen betrof een sergeant-majoor van de vliegbasispolitie van Tjililitan, een vliegbasis bij Batavia. In zijn verhoor verdedigde Joseph het optreden van de sergeant-majoor, hoewel deze in 1947 en 1948 eigenmachtig een groot aantal Indonesiërs had gedood of laten doden. Overigens dienden Van Rij en Stam hun rapport pas in 1954 in bij de regering, waarna het in een la verdween. Het heeft tot december 2016 moeten duren voor het kabinet-Rutte II besloot tot een onderzoek naar gewelddaden gepleegd door Nederlandse militairen tijdens de dekolonisatie van Nederlands-Indië.

Over zijn ervaringen bij de ML heeft Joseph een drietal artikelen gepubliceerd in het maandblad Militaire Spectator, een vakblad voor legerofficieren:

Straus artikel in MS.jpg
  • Vliegveld-bewaking in Nederlandsch-Indië: 1948; 117; 428-430
  • De toekomst der vliegveldverdediging in Ned.-Indië: 1949; 118; 148-150
  • De Luchtmachtpolitie der Militaire Luchtvaart van het Leger in Indonesië: 1949; 118; 657-659

Naast zijn militaire functies was Joseph ook voorzitter van de sportclub van de Militaire Luchtvaart in Batavia. Onder zijn leiding kon de ML een uiterst sterk elftal vormen, bestaande uit leden van de ML, Lua én LVT, dat in de hoogste klasse van de burgercompetitie speelde.

Joseph kwam in 1950 met de rang van majoor terug in Nederland, en werd toen op eigen verzoek uit de dienst ontslagen.

Andere militairen van de Lichte Luchtdoelartillerie

Andere Berghse officieren

Zie ook

Israël

Joseph emigreerde in 1951 naar Israël, waar hij zijn achternaam veranderde in Tirosh. Hij nam dienst in het Israëlische leger en bereikte er de rang van luitenant-kolonel.

Hij trouwde met Heika Cohen, geboren op 21 april 1917 in Groningen als dochter van Elias Cohen en Esther Aleida van Dam. Haar ouders en een jongere zus waren op 12 oktober 1942 omgekomen in Auschwitz.

Uit Josephs huwelijk met Heika werden een dochter en twee zoons geboren: Hadassa, Benjamin en Chaim. Inmiddels zijn er ook elf kleinkinderen. Zijn kinderen hebben de achternaam Straus behouden, maar de negen kinderen van zijn zoons dragen de achternaam Tirosh.

In 1958 heeft hij voor zijn vader en zijn moeder de hieronder afgebeelde getuigenisbladen ingevuld als bijdrage aan het levend houden door Yad Vashem van de namen van de slachtoffers van de Holocaust. In 2005 heeft zijn dochter Hadassa hetzelfde gedaan.

Josephs vrouw overleed op 28 september 2001 in Rechovot, 84 jaar oud. Joseph overleed op 3 maart 2010 in Tel Hashomer, 94 jaar oud. Hij werd dezelfde dag begraven in Rechovot.

Benjamin Jospeh Straus getuigenisblad.jpg Hedwig Levita getuigenisblad.jpg


Getuigenisbladen in het Hebreeuws van Yad Vashem met de gegevens van Benjamin Joseph Straus en Hedwig Straus-Levita in 1958 ingevuld door hun zoon Joseph.
Klik voor een vergroting

Bronnen