Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Messing, Arent: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (interne link)
k (Bronnen: Nationaal Archief)
 
(12 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
 +
== Zijn afkomst ==
 
[[Afbeelding:Arent Messing signalement.jpg|thumb|right|200px|''' Het signalement van Arent Messing zoals vermeld op zijn certificaat van de Nationale Militie.''']]
 
[[Afbeelding:Arent Messing signalement.jpg|thumb|right|200px|''' Het signalement van Arent Messing zoals vermeld op zijn certificaat van de Nationale Militie.''']]
 
'''Arent Messing''' is de stamvader van de [[Azewijn|Azewijnse]] Messings. Hij werd geboren te [[Wieken]] op 20 mei [[1817]] als zoon van Derk Messing en Johanna Doornekamp. Vader Derk was geboren op de boerderij Messing, een van de Drie Koningen aan de Driekoningenweg in [[Rafelder]]. De Rafelderse tak van de Messings is uitgestorven, maar Arent heeft een groot nageslacht.
 
'''Arent Messing''' is de stamvader van de [[Azewijn|Azewijnse]] Messings. Hij werd geboren te [[Wieken]] op 20 mei [[1817]] als zoon van Derk Messing en Johanna Doornekamp. Vader Derk was geboren op de boerderij Messing, een van de Drie Koningen aan de Driekoningenweg in [[Rafelder]]. De Rafelderse tak van de Messings is uitgestorven, maar Arent heeft een groot nageslacht.
  
 +
== Militaire dienst ==
 +
Een van de vroegste dingen die we over Arent weten, is zijn inlijving op 30 april [[1836]] als ''milicien'' bij de ''9e Afdeling Infanterie'' (het woord ''Afdeling'' werd in [[1841]] vervangen door ''Regiment''). Dit was tijdens de [[Militairen tijdens de Belgische Revolutie#De mobilisatie van 1830-1839|mobilisatie van 1830-1839]].
 +
 +
De diensttijd was toen vijf jaar, maar hiervan heeft hij slechts een deel in actieve dienst doorgebracht. Al na drie jaar, op 11 augustus [[1839]], werd hij met onbepaald verlof gestuurd, waarna hij op 10 maart [[1841]] werd ''gepasporteerd'' wegens einde van dienst. Zijn onbepaalde verlof van 1839 was een direct gevolg van het Verdrag van Londen van 19 april 1839, waarmee Nederland en België definitief twee aparte landen werden.
 +
 +
Het ligt voor de hand dat Arent in zijn jaren van actieve dienst een of meerdere keren heeft deelgenomen aan de grote militaire oefeningen die in de zomers van [[1832]] tot [[1838]] in het Kamp bij Rijen in Noord-Brabant werden gehouden. Hij vertrok dan vanuit zijn garnizoen, dat zich in de loop van die jaren in verschillende plaatsen bevond.
 +
 +
In [[1837]] nam de 9e Afdeling deel aan de manoeuvres van het tweede Kamp bij Rijen. Eind mei werden twee van de drie ''veldbataljons'' (de parate gevechtsbataljons) van Utrecht naar Nijmegen verplaatst ter aflossing van de 2e Afdeling Infanterie aldaar, dat aan het eerste Kamp deelnam. Het derde bataljon van de 9e Afdeling ging naar de vestingstad Grave. Begin juli ging de hele afdeling door naar het Kamp bij Rijen, waar werd geoefend tot 11 augustus. Op die dag vertrok elk van de drie bataljons langs een eigen route naar Utrecht, dat na drie dagmarsen op 13 augustus werd bereikt. Infanterie was toen nog letterlijk voetvolk, zoals Arent aan den lijve heeft kunnen ondervinden.
 +
 +
== Van dagloner tot landbouwer ==
 
Arent was boerenknecht in [[Dornick]] toen hij op 7 mei [[1849]] trouwde met Helena te Kaat. Zij was een dochter van Derk te Kaat en [[Gellecom, Willemina (kwartierstaatje)|Willemina van Gellecom]], die op [[Kapel, Boerderij De|De Kapel]] in Azewijn woonden. Arent trok met zijn vrouw bij zijn schoonouders in en werd daarmee de eerste Messing op De Kapel.
 
Arent was boerenknecht in [[Dornick]] toen hij op 7 mei [[1849]] trouwde met Helena te Kaat. Zij was een dochter van Derk te Kaat en [[Gellecom, Willemina (kwartierstaatje)|Willemina van Gellecom]], die op [[Kapel, Boerderij De|De Kapel]] in Azewijn woonden. Arent trok met zijn vrouw bij zijn schoonouders in en werd daarmee de eerste Messing op De Kapel.
  
 
Arent was een laatbloeier. Dat blijkt uit de stukken die over hem in de archieven gevonden zijn. Op zijn veertigste stond hij nog als dagloner te boek, toen hij op [[Kermis#Azewijn|kermismaandag]] 28 september [[1857]] in [[Café Clé Berntsen|de herberg van Albertus Berntsen]] getuige was van een handgemeen tussen een klompenmaker en twee veldwachters. Het proces verbaal van dit voorval, met verklaringen van meerdere betrokkenen en getuigen, wordt bewaard in het archief van de [[gemeente Bergh]].
 
Arent was een laatbloeier. Dat blijkt uit de stukken die over hem in de archieven gevonden zijn. Op zijn veertigste stond hij nog als dagloner te boek, toen hij op [[Kermis#Azewijn|kermismaandag]] 28 september [[1857]] in [[Café Clé Berntsen|de herberg van Albertus Berntsen]] getuige was van een handgemeen tussen een klompenmaker en twee veldwachters. Het proces verbaal van dit voorval, met verklaringen van meerdere betrokkenen en getuigen, wordt bewaard in het archief van de [[gemeente Bergh]].
  
In [[1874]] had  Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden (een zoon van [[Nispen, Herman Carel Caspar Bartholomeus van|Carel van Nispen]]) om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaalt bij [[Kolfschoten, George Joachim|notaris Kolfschoten]] in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is in [[1932]] vervangen door een pand van architect [[Architecten Te Wiel|Bernard te Wiel]].  
+
Ook in [[1861]] was hij nog ''eigenwerkdoende''. Op 13 augustus van dat jaar werden om elf uur 's morgens in [[Café Te Boekhorst]] zes percelen bouwland van de r.-k. kerk verpacht. In die tijd had Azewijn al wel een [[H. Mattheus|eigen kerkgebouw]] met bijbehorende grond, maar was nog geen zelfstandige parochie en hoorde als bijkerk bij de [[St. Oswalduskerk]] in [[Zeddam]]. De verpachting werd daarom geleid door de Zeddamse [[Goris, Henricus|pastoor Goris]] en de vier kerkmeesters van Azewijn. De pachtaktes werden opgemaakt door [[Both, Frans Xaver Lodewijk de|notaris De Both]] uit Varsseveld.
 +
 
 +
Het eerste perceel was ''gelegen aan den hoek der kerk'' en de volgende waren steeds ''gelegen aan het voorgaande''. Arent pachtte het vijfde perceel voor negentien gulden per jaar. Zijn borgen waren Lambertus te Beek en Willem te Boekhorst, toen de uitbater van het café. Arent was blijkbaar niet bang de pacht niet te kunnen betalen, want hij liet zich noteren als borg voor maar liefst vier van de overige vijf percelen.
 +
 
 +
In [[1874]] had  Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden (een zoon van [[Nispen, Herman Carel Caspar Bartholomeus van|Carel van Nispen]]) om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaakt bij [[Kolfschoten, George Joachim|notaris Kolfschoten]] in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is in [[1932]] vervangen door het huidige pand van [[Architecten|architect]] [[Wiel, Bernardus Johannes te|Bernard te Wiel]].
  
 +
== Actief voor de gemeenschap ==
 
Op 13 december [[1880]] was Arent een van de vijftien grote boeren van Azewijn die in een brief aan de aartsbisschop van Utrecht pleitten voor het behoud van het [[Sint Jozefschool|katholiek lager onderwijs]] in het dorp, en de school niet, zoals [[Meurs, Henricus|pastoor Meurs]] wilde, over te doen aan de gemeente als openbare school.
 
Op 13 december [[1880]] was Arent een van de vijftien grote boeren van Azewijn die in een brief aan de aartsbisschop van Utrecht pleitten voor het behoud van het [[Sint Jozefschool|katholiek lager onderwijs]] in het dorp, en de school niet, zoals [[Meurs, Henricus|pastoor Meurs]] wilde, over te doen aan de gemeente als openbare school.
  
Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte Arent rond zijn zeventigste, toen hij drie jaar lang, van [[1886]] tot [[1889]], gemeenteraadslid van [[gemeente Bergh|Bergh]] was. In die jaren werd hij zich bewust van zijn ouderdom, want in [[1887]] liet hij een testament opmaken, wederom bij notaris Kolfschoten in Gendringen.  
+
Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte Arent rond zijn zeventigste, toen hij drie jaar lang, van [[1886]] tot [[1889]], [[Politiek#Raadsleden|gemeenteraadslid]] van [[gemeente Bergh|Bergh]] was. De gemeenteraadsverkiezingen verliepen toen anders dan tegenwoordig, althans Arent moest het opnemen tegen een andere kandidaat uit Azewijn. In 1886 versloeg hij na een herstemming Bernardus Reinardus Ludovicus Berntsen ([[1823]]-[[1893]]), zoon van Gerrit Berntsen en Johanna Geenen. Hij was net als Arent landbouwer te Azewijn, maar is nooit gemeenteraadslid geworden. In 1889 werd Arent verslagen door [[Berendsen, Hermanus| Hermanus Berendsen]] ([[1820]]-[[1900]]). Ook Berendsen was landbouwer te Azewijn. Hij bleef gemeenteraadslid tot zijn dood in 1900.
 +
 
 +
In zijn jaren als gemeenteraadslid werd Arent zich bewust van zijn ouderdom, want in [[1887]] liet hij een testament opmaken, wederom bij notaris Kolfschoten in Gendringen. In datzelfde jaar won hij een prijs op een stierenkeuring in [['s-Heerenberg]].
  
 
Arent overleed te Azewijn op 13 augustus [[1898]], 81 jaar oud. Zijn echtgenote overleed op 5 januari [[1900]]. Hun kinderen hebben op 16 maart [[1899]], respectievelijk 21 maart [[1901]] een memorie van successie van de nalatenschap van hun beide ouders laten opstellen door [[Nabbe, Henricus Petrus Alexander|notaris Nabbe]] in Gendringen.
 
Arent overleed te Azewijn op 13 augustus [[1898]], 81 jaar oud. Zijn echtgenote overleed op 5 januari [[1900]]. Hun kinderen hebben op 16 maart [[1899]], respectievelijk 21 maart [[1901]] een memorie van successie van de nalatenschap van hun beide ouders laten opstellen door [[Nabbe, Henricus Petrus Alexander|notaris Nabbe]] in Gendringen.
 +
 +
== Krantenknipsels ==
 +
{|
 +
|- valign="top"
 +
|[[Bestand: 9 AI 1837 Kamp Rijen.JPG|thumb|450px|'''Berichten over verplaatsingen van de 9e Afdeling Infanterie in het ''Algemeen Handelsblad'' van 11 juli en 15 augustus 1837]]
 +
|[[Bestand: Arent Messing prijsstier.JPG|thumb|450px|'''Een knipsel over Arents prijsstier uit ''Het Nieuws van den Dag'' van 24 april 1887. De helft van de genoemde prijzen ging naar Azewijn.]]
 +
|}
 +
{|
 +
|[[Bestand: Messing gemeenteraadslid.JPG|thumb|450px|'''Berichten over Arents verkiezing tot gemeenteraadslid in ''Het Nieuws van den Dag'' van 1 en 13 november 1886, en over zijn aftreden in het ''Algemeen Handelsblad'' van 18 juli 1889]]
 +
|}
  
 
== Bronnen ==
 
== Bronnen ==
*Gemeentearchief Bergh, burgerlijke stand en inventarisnummer 2095
+
*[[Azem van 't Hof tot heden]], blz. 87, 496 en 501
*Notariële archieven in het Gelders Archief te [[Arnhem]]
 
 
*[[Bergh; Heren, Land en Volk]], blz. 427
 
*[[Bergh; Heren, Land en Volk]], blz. 427
*[[Azem van 't Hof tot heden]], blz. 87 en 501
+
*Nationaal Archief, [https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/militairen-onderofficieren-en-soldaten-landmacht-nederland-1813-1940 Onderofficieren en soldaten Landmacht Nederland-1813-1940], toegangsnummer 2.13.09, stamboeknummer 25202
 +
*Krantenknipsels uit de dagbladen op [http://www.delpher.nl Delpher]
 +
*[http://www.geldersarchief.nl Gelders Archief], notariële archieven, toegangsnummer 0168, inventarisnummers 2.36.04 en 2.36.07
 +
*Gemeentearchief Bergh, inventarisnummer 2095
 +
*[http://www.heemkringmolenheide.nl Heemkring Molenheide], ''De Mulder'', winteraflevering 1980/1981, blz. 16-18
 +
*[http://www.wiewaswie.nl WieWasWie]
  
{{Onderwerp|Families|Messing|De Kapel|Raadsleden}}
+
[[Categorie:Messing]] [[Categorie:Gemeenteraadsleden]]

Huidige versie van 18 dec 2023 om 16:04

Zijn afkomst

Het signalement van Arent Messing zoals vermeld op zijn certificaat van de Nationale Militie.

Arent Messing is de stamvader van de Azewijnse Messings. Hij werd geboren te Wieken op 20 mei 1817 als zoon van Derk Messing en Johanna Doornekamp. Vader Derk was geboren op de boerderij Messing, een van de Drie Koningen aan de Driekoningenweg in Rafelder. De Rafelderse tak van de Messings is uitgestorven, maar Arent heeft een groot nageslacht.

Militaire dienst

Een van de vroegste dingen die we over Arent weten, is zijn inlijving op 30 april 1836 als milicien bij de 9e Afdeling Infanterie (het woord Afdeling werd in 1841 vervangen door Regiment). Dit was tijdens de mobilisatie van 1830-1839.

De diensttijd was toen vijf jaar, maar hiervan heeft hij slechts een deel in actieve dienst doorgebracht. Al na drie jaar, op 11 augustus 1839, werd hij met onbepaald verlof gestuurd, waarna hij op 10 maart 1841 werd gepasporteerd wegens einde van dienst. Zijn onbepaalde verlof van 1839 was een direct gevolg van het Verdrag van Londen van 19 april 1839, waarmee Nederland en België definitief twee aparte landen werden.

Het ligt voor de hand dat Arent in zijn jaren van actieve dienst een of meerdere keren heeft deelgenomen aan de grote militaire oefeningen die in de zomers van 1832 tot 1838 in het Kamp bij Rijen in Noord-Brabant werden gehouden. Hij vertrok dan vanuit zijn garnizoen, dat zich in de loop van die jaren in verschillende plaatsen bevond.

In 1837 nam de 9e Afdeling deel aan de manoeuvres van het tweede Kamp bij Rijen. Eind mei werden twee van de drie veldbataljons (de parate gevechtsbataljons) van Utrecht naar Nijmegen verplaatst ter aflossing van de 2e Afdeling Infanterie aldaar, dat aan het eerste Kamp deelnam. Het derde bataljon van de 9e Afdeling ging naar de vestingstad Grave. Begin juli ging de hele afdeling door naar het Kamp bij Rijen, waar werd geoefend tot 11 augustus. Op die dag vertrok elk van de drie bataljons langs een eigen route naar Utrecht, dat na drie dagmarsen op 13 augustus werd bereikt. Infanterie was toen nog letterlijk voetvolk, zoals Arent aan den lijve heeft kunnen ondervinden.

Van dagloner tot landbouwer

Arent was boerenknecht in Dornick toen hij op 7 mei 1849 trouwde met Helena te Kaat. Zij was een dochter van Derk te Kaat en Willemina van Gellecom, die op De Kapel in Azewijn woonden. Arent trok met zijn vrouw bij zijn schoonouders in en werd daarmee de eerste Messing op De Kapel.

Arent was een laatbloeier. Dat blijkt uit de stukken die over hem in de archieven gevonden zijn. Op zijn veertigste stond hij nog als dagloner te boek, toen hij op kermismaandag 28 september 1857 in de herberg van Albertus Berntsen getuige was van een handgemeen tussen een klompenmaker en twee veldwachters. Het proces verbaal van dit voorval, met verklaringen van meerdere betrokkenen en getuigen, wordt bewaard in het archief van de gemeente Bergh.

Ook in 1861 was hij nog eigenwerkdoende. Op 13 augustus van dat jaar werden om elf uur 's morgens in Café Te Boekhorst zes percelen bouwland van de r.-k. kerk verpacht. In die tijd had Azewijn al wel een eigen kerkgebouw met bijbehorende grond, maar was nog geen zelfstandige parochie en hoorde als bijkerk bij de St. Oswalduskerk in Zeddam. De verpachting werd daarom geleid door de Zeddamse pastoor Goris en de vier kerkmeesters van Azewijn. De pachtaktes werden opgemaakt door notaris De Both uit Varsseveld.

Het eerste perceel was gelegen aan den hoek der kerk en de volgende waren steeds gelegen aan het voorgaande. Arent pachtte het vijfde perceel voor negentien gulden per jaar. Zijn borgen waren Lambertus te Beek en Willem te Boekhorst, toen de uitbater van het café. Arent was blijkbaar niet bang de pacht niet te kunnen betalen, want hij liet zich noteren als borg voor maar liefst vier van de overige vijf percelen.

In 1874 had Arent zich opgewerkt tot landbouwer. Hij leende toen, 57 jaar oud, vierduizend gulden van de weduwe van jonkheer Carel Van Nispen tot Pannerden (een zoon van Carel van Nispen) om een nieuwe boerderij te bouwen. Hiervan is op 14 november 1874 een akte opgemaakt bij notaris Kolfschoten in Gendringen. De nieuwe boerderij werd gebouwd, maar is in 1932 vervangen door het huidige pand van architect Bernard te Wiel.

Actief voor de gemeenschap

Op 13 december 1880 was Arent een van de vijftien grote boeren van Azewijn die in een brief aan de aartsbisschop van Utrecht pleitten voor het behoud van het katholiek lager onderwijs in het dorp, en de school niet, zoals pastoor Meurs wilde, over te doen aan de gemeente als openbare school.

Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte Arent rond zijn zeventigste, toen hij drie jaar lang, van 1886 tot 1889, gemeenteraadslid van Bergh was. De gemeenteraadsverkiezingen verliepen toen anders dan tegenwoordig, althans Arent moest het opnemen tegen een andere kandidaat uit Azewijn. In 1886 versloeg hij na een herstemming Bernardus Reinardus Ludovicus Berntsen (1823-1893), zoon van Gerrit Berntsen en Johanna Geenen. Hij was net als Arent landbouwer te Azewijn, maar is nooit gemeenteraadslid geworden. In 1889 werd Arent verslagen door Hermanus Berendsen (1820-1900). Ook Berendsen was landbouwer te Azewijn. Hij bleef gemeenteraadslid tot zijn dood in 1900.

In zijn jaren als gemeenteraadslid werd Arent zich bewust van zijn ouderdom, want in 1887 liet hij een testament opmaken, wederom bij notaris Kolfschoten in Gendringen. In datzelfde jaar won hij een prijs op een stierenkeuring in 's-Heerenberg.

Arent overleed te Azewijn op 13 augustus 1898, 81 jaar oud. Zijn echtgenote overleed op 5 januari 1900. Hun kinderen hebben op 16 maart 1899, respectievelijk 21 maart 1901 een memorie van successie van de nalatenschap van hun beide ouders laten opstellen door notaris Nabbe in Gendringen.

Krantenknipsels

Berichten over verplaatsingen van de 9e Afdeling Infanterie in het Algemeen Handelsblad van 11 juli en 15 augustus 1837
Een knipsel over Arents prijsstier uit Het Nieuws van den Dag van 24 april 1887. De helft van de genoemde prijzen ging naar Azewijn.
Berichten over Arents verkiezing tot gemeenteraadslid in Het Nieuws van den Dag van 1 en 13 november 1886, en over zijn aftreden in het Algemeen Handelsblad van 18 juli 1889

Bronnen