Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Staal, Henricus Joannes: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Hendrikus Johannes Staal''' was de vijfde pastoor van Azewijn. Hij werd geboren te Baarn op 24 maart 1864 als zoon van Kornelis St…') |
k (Nuijens) |
||
(8 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
+ | [[Bestand:Pastoor Staal.JPG|right|300px]] | ||
'''Hendrikus Johannes Staal''' was de vijfde [[Pastoors en Kapelaans|pastoor]] van [[Azewijn]]. Hij werd geboren te Baarn op 24 maart [[1864]] als zoon van Kornelis Staal en Agnes Margaretha Beukeboom. | '''Hendrikus Johannes Staal''' was de vijfde [[Pastoors en Kapelaans|pastoor]] van [[Azewijn]]. Hij werd geboren te Baarn op 24 maart [[1864]] als zoon van Kornelis Staal en Agnes Margaretha Beukeboom. | ||
− | Staal werd op 15 augustus [[ | + | Staal werd op 15 augustus [[1891]] in Utrecht door aartsbisschop mgr. P.M. Snickers tot priester gewijd, samen met onder anderen [[Ledel, Andreas Antonius Leonardus|A.A.L. Ledel]], die later pastoor werd in [[Wijnbergen]]. Als kapelaan of assistent was Staal werkzaam in [[Westervoort]] (waar hij in mei [[1899]] benoemd werd), Kamerik, Mijdrecht en [[Gemeente Hengelo|Keijenborg]]. Van [[1906]] tot [[1917]] was hij pastoor van Enter in [[Twente]]. |
Op 12 oktober [[1917]] nam hij het pastoorsambt van Azewijn over van zijn voorganger [[Overwijn, Gerardus Josephus Christiaan|pastoor Overwijn]]. Vanwege de [[Eerste Wereldoorlog]] was het verboden de pastoor feestelijk in te halen, maar op het [[Pastoor van Halplein|kerkplein]] had toch een feestelijk ontvangst met [[Fanfare Sint Jozef|muziek]] plaats. Hierbij was onder anderen deken G. Reuvenkamp van [[Didam]] aanwezig. | Op 12 oktober [[1917]] nam hij het pastoorsambt van Azewijn over van zijn voorganger [[Overwijn, Gerardus Josephus Christiaan|pastoor Overwijn]]. Vanwege de [[Eerste Wereldoorlog]] was het verboden de pastoor feestelijk in te halen, maar op het [[Pastoor van Halplein|kerkplein]] had toch een feestelijk ontvangst met [[Fanfare Sint Jozef|muziek]] plaats. Hierbij was onder anderen deken G. Reuvenkamp van [[Didam]] aanwezig. | ||
Regel 13: | Regel 14: | ||
Op 5 maart [[1926]] vond de doodgraver bij het graven van een graf een groot stenen Christusbeeld met een doornen kroon op het hoofd. Onderzoek door een deskundige bracht aan het licht dat het Christus voorstelt die op Golgotha wacht om gekruisigd te worden. Het stamt mogelijk uit Frankrijk, waar het dan aan het einde van de 15e of het begin van de16e eeuw gemaakt zou zijn. Het beeld had, zo herinnerden oude Azewijners zich, aan de voet van het kruis op het kerkhof gestaan, maar op een dag was het spoorloos verdwenen. Men vermoedde dat het ermee te maken had dat de naakte Christusfiguur met de ene hand zijn hoofd steunde en met de andere hand zijn schaamte bedekte. Inderdaad oordeelde aartsbisschop Van de Wetering, toen hij foto's van het beeld zag, dat het ''niet tot stichting der gelovigen'' kon dienen. Hij vroeg het kerkbestuur daarom het af te staan aan het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht. Het beeld is thans in bezit van de opvolger van dit museum, het Museum Catharijneconvent in Utrecht. | Op 5 maart [[1926]] vond de doodgraver bij het graven van een graf een groot stenen Christusbeeld met een doornen kroon op het hoofd. Onderzoek door een deskundige bracht aan het licht dat het Christus voorstelt die op Golgotha wacht om gekruisigd te worden. Het stamt mogelijk uit Frankrijk, waar het dan aan het einde van de 15e of het begin van de16e eeuw gemaakt zou zijn. Het beeld had, zo herinnerden oude Azewijners zich, aan de voet van het kruis op het kerkhof gestaan, maar op een dag was het spoorloos verdwenen. Men vermoedde dat het ermee te maken had dat de naakte Christusfiguur met de ene hand zijn hoofd steunde en met de andere hand zijn schaamte bedekte. Inderdaad oordeelde aartsbisschop Van de Wetering, toen hij foto's van het beeld zag, dat het ''niet tot stichting der gelovigen'' kon dienen. Hij vroeg het kerkbestuur daarom het af te staan aan het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht. Het beeld is thans in bezit van de opvolger van dit museum, het Museum Catharijneconvent in Utrecht. | ||
− | Het is niet precies na te gaan hoeveel kinderen in Staals tijd gedoopt zijn, omdat de periode juni [[1918]]-februari [[1920]] in het doopboek ontbreekt, maar naar schatting zijn dat er gedurende het 17-jarige pastoraat zo'n 245 geweest. Anders dan zijn voorganger Overwijn, heeft Staal geen keizersneden genoteerd, maar daarvoor in de plaats des te meer nooddopen. Die werden verricht door de [[vroedvrouwen]] Peters-Stroet en Hansen-Bauman en de [[artsen|huisartsen]] [[Dael, Dr. A.H. (Arts)|Dael]], [[Kock, Joannes Theodorus Maria|Kock]] | + | Het is niet precies na te gaan hoeveel kinderen in Staals tijd gedoopt zijn, omdat de periode juni [[1918]]-februari [[1920]] in het doopboek ontbreekt, maar naar schatting zijn dat er gedurende het 17-jarige pastoraat zo'n 245 geweest. Anders dan zijn voorganger Overwijn, heeft Staal geen keizersneden genoteerd, maar daarvoor in de plaats des te meer nooddopen. Die werden verricht door de [[vroedvrouwen]] Peters-Stroet en Hansen-Bauman en de [[artsen|huisartsen]] [[Dael, Dr. A.H. (Arts)|Dael]], [[Kock, Joannes Theodorus Maria|Kock]] en [[Nuijens, Andreas Franciskus|Nuijens]]. Hoewel nooddopen altijd wel voorkwamen, waren ze met een totaal van zestien in de jaren twintig talrijker dan anders. |
− | Pastoor Staal overleed op 13 april [[1934]] in [[Sint-Theresia-Stichting|het ziekenhuis]] van [['s-Heerenberg]]. Op 18 april | + | Pastoor Staal overleed op 13 april [[1934]] in [[Sint-Theresia-Stichting|het ziekenhuis]] van [['s-Heerenberg]]. Hij was zeventig jaar oud. Op 18 april werd hij in Azewijn [[Begraafplaats Azewijn|begraven]]. Met ingang van 4 mei 1934 benoemde aartsbisschop mgr. Van de Wetering [[Büter, Johannes Wilhelmus Josephus|pastoor Büter]] als zijn opvolger. |
+ | {| | ||
+ | |- valign="top" | ||
+ | |[[Bestand:Huishoudster voor pastoor Staal 1918.jpg|thumb|300px|'''Deze advertentie verscheen op 25 en 27 mei 1918 in dagblad "Het Centrum".]] | ||
+ | |[[Bestand:Pastoor Staals bidprentje.jpg|thumb|300px|'''Pastoor Staals bidprentje]] | ||
+ | |[[Bestand:Graafschapbode 19340416 Overlijden pastoor Staal.png|thumb|300px|'''Overlijdensbericht van pastoor Staal in de [[Graafschapbode]] van 16 april 1934]] | ||
+ | |} | ||
== Bronnen == | == Bronnen == | ||
*[[Azem van 't Hof tot heden]], blz. 66-67, 81-82 | *[[Azem van 't Hof tot heden]], blz. 66-67, 81-82 | ||
*Parochiearchief [[H. Mattheus|Mattheüskerk]] in ''Azem van 't Hof tot heden'', blz. 489 | *Parochiearchief [[H. Mattheus|Mattheüskerk]] in ''Azem van 't Hof tot heden'', blz. 489 | ||
*Doopboek Mattheüskerk in ''Azem van 't Hof tot heden'', blz. 449-458 | *Doopboek Mattheüskerk in ''Azem van 't Hof tot heden'', blz. 449-458 | ||
− | *[http://www. | + | *[http://www.delpher.nl Delpher] |
+ | *[http://www.wiewaswie.nl WieWasWie] | ||
− | + | [[Categorie:Pastoors Azewijn]] [[Categorie:Begraafplaats Azewijn]] |
Huidige versie van 6 mrt 2024 om 07:30
Hendrikus Johannes Staal was de vijfde pastoor van Azewijn. Hij werd geboren te Baarn op 24 maart 1864 als zoon van Kornelis Staal en Agnes Margaretha Beukeboom.
Staal werd op 15 augustus 1891 in Utrecht door aartsbisschop mgr. P.M. Snickers tot priester gewijd, samen met onder anderen A.A.L. Ledel, die later pastoor werd in Wijnbergen. Als kapelaan of assistent was Staal werkzaam in Westervoort (waar hij in mei 1899 benoemd werd), Kamerik, Mijdrecht en Keijenborg. Van 1906 tot 1917 was hij pastoor van Enter in Twente.
Op 12 oktober 1917 nam hij het pastoorsambt van Azewijn over van zijn voorganger pastoor Overwijn. Vanwege de Eerste Wereldoorlog was het verboden de pastoor feestelijk in te halen, maar op het kerkplein had toch een feestelijk ontvangst met muziek plaats. Hierbij was onder anderen deken G. Reuvenkamp van Didam aanwezig.
In september 1919 had Azewijn sinds honderd jaar een eigen kerkgebouw. Hoewel nog maar twee jaar voordien was gevierd dat Azewijn sinds vijftig jaar een zelfstandige parochie was, werd ook aan het eeuwfeest uitgebreid aandacht besteed. Ter gelegenheid daarvan heeft L. de Breet op kosten van de parochianen twee portretten geschilderd; een van pastoor Meurs en een van pastoor Hazelekke. Zij waren de eerste en de tweede pastoor van Azewijn en werden afgebeeld tegen de achtergrond van respectievelijk de oude kerk en de nieuwe kerk. Deze schilderijen zijn nog steeds in het bezit van de parochie en staan afgebeeld in het boek Erfenis voor vandaag en morgen. Op de feestdag stonden deze portretten voor het Sint Antonius-altaar. Ook het nieuwe orgel werd op die dag voor het eerst bespeeld. Het was nog door pastoor Overwijn besteld, maar de aflevering had vanwege de oorlog vertraging opgelopen
Op 6 september 1922 overleed in Terborg na een langdurige ziekte emeritus pastoor Overwijn. Hij werd op 9 september in Azewijn begraven.
De toren van de kerk moest in 1924 gerestaureerd worden omdat er stukken dreigden af te vallen. Dit werk kon niet worden begroot, omdat er naar bevind van zaken gehandeld moest worden, waardoor het ook niet aanbesteed kon worden. Daarom werd het onder leiding van architect Hogenkamp uit Doesburg in daghuur uitgevoerd door metselaar S. de Lange en timmerman H. Overbeek uit Azewijn. Bij het bisdom was ter kostendekking een bedrag van vijfduizend gulden aangevraagd, wat bijna genoeg was, want na afloop bleek dat de kosten fl 5001,- waren.
Op 5 maart 1926 vond de doodgraver bij het graven van een graf een groot stenen Christusbeeld met een doornen kroon op het hoofd. Onderzoek door een deskundige bracht aan het licht dat het Christus voorstelt die op Golgotha wacht om gekruisigd te worden. Het stamt mogelijk uit Frankrijk, waar het dan aan het einde van de 15e of het begin van de16e eeuw gemaakt zou zijn. Het beeld had, zo herinnerden oude Azewijners zich, aan de voet van het kruis op het kerkhof gestaan, maar op een dag was het spoorloos verdwenen. Men vermoedde dat het ermee te maken had dat de naakte Christusfiguur met de ene hand zijn hoofd steunde en met de andere hand zijn schaamte bedekte. Inderdaad oordeelde aartsbisschop Van de Wetering, toen hij foto's van het beeld zag, dat het niet tot stichting der gelovigen kon dienen. Hij vroeg het kerkbestuur daarom het af te staan aan het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht. Het beeld is thans in bezit van de opvolger van dit museum, het Museum Catharijneconvent in Utrecht.
Het is niet precies na te gaan hoeveel kinderen in Staals tijd gedoopt zijn, omdat de periode juni 1918-februari 1920 in het doopboek ontbreekt, maar naar schatting zijn dat er gedurende het 17-jarige pastoraat zo'n 245 geweest. Anders dan zijn voorganger Overwijn, heeft Staal geen keizersneden genoteerd, maar daarvoor in de plaats des te meer nooddopen. Die werden verricht door de vroedvrouwen Peters-Stroet en Hansen-Bauman en de huisartsen Dael, Kock en Nuijens. Hoewel nooddopen altijd wel voorkwamen, waren ze met een totaal van zestien in de jaren twintig talrijker dan anders.
Pastoor Staal overleed op 13 april 1934 in het ziekenhuis van 's-Heerenberg. Hij was zeventig jaar oud. Op 18 april werd hij in Azewijn begraven. Met ingang van 4 mei 1934 benoemde aartsbisschop mgr. Van de Wetering pastoor Büter als zijn opvolger.
Bronnen
- Azem van 't Hof tot heden, blz. 66-67, 81-82
- Parochiearchief Mattheüskerk in Azem van 't Hof tot heden, blz. 489
- Doopboek Mattheüskerk in Azem van 't Hof tot heden, blz. 449-458
- Delpher
- WieWasWie