Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Bossenhoven, Peter: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '== Goudsmid en muntmeester == '''Peter Bossenhoven''' was een muntmeester die aan het eind van zijn lange loopbaan in dienst was van Frederik van...') |
k (Verre neef heeft pagina Bossenhoven Peter hernoemd naar Bossenhoven, Peter: komma vergeten) |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 4 mrt 2019 om 07:10
Goudsmid en muntmeester
Peter Bossenhoven was een muntmeester die aan het eind van zijn lange loopbaan in dienst was van Frederik van den Bergh. Zijn achternaam komt ook voor als Bossenhoff en Bossenhoffen.
Bossenhoven werd omstreeks 1520 geboren in Maaseik. Met zijn vrouw Adriana van Stockbroek had hij ten minste vier kinderen: zonen Maarten, Peter en Johan, en dochter Adriana. Zoon Maarten trouwde met Agnes Bitter van Raesfeld, een dochter van de muntmeesteres Catharina Fleming.
Bossenhoven was aanvankelijk goudsmid in Maaseik en naderhand (rond 1550) in Maastricht. Zijn schoonfamilie was een geslacht van goudsmeden en muntmeesters, en Bossenhoven stapte naar dit laatste vak over. Voor hij in dienst trad van Frederik van den Bergh was hij muntmeester in achtereenvolgens:
- Batenburg van 1556 tot 1559
- Gronsveld van 1560 tot 1564
- Thorn van 1561 tot 1565 en van 1569 tot 1570
- Horn voor 1568
- Hasselt van 1574 tot 1576
Zoals de meeste heerlijke munthuizen in het oosten en zuiden van de Nederlanden, waren deze munthuizen hagemunten. Er werden munten met een te laag gehalte aan edelmetaal geslagen en munten van grotere munthuizen werden nagemaakt. Tegen deze valsmunterij werd opgetreden door de overheid van het Duitse Rijk, waar de Nederlanden toen officieel nog onder vielen, en door de Spaanse landvoogd in Brussel.
Bossenhoven maakte zich op grote schaal schuldig aan valsmunterij. In 1564 werd hij voor het Brabantse Hooggerecht in Maastricht gedaagd. In Keulen, waar op de halfjaarlijkse Probationstage steekproeven van de gelsagen munten werden gecontroleerd, werd hij twee keer gevangengenomen; in 1564 en 1575. Tot een veroordeling is het nooit gekomen, omdat hij "protectie" had, vermoedelijk van de abdis van Thorn en van de bisschop van Luik.
Muntmeester in Hedel en Stevensweert
In mei 1576 begon Bossenhoven een briefwisseling met Frederik van den Bergh. Hij wilde het geld terug hebben dat hij en zijn schoonzoon Jan Heydenrijcx tien jaar eerder aan de graaf hadden geleend. Het ging om 380 daalders van Bossenhoven zelf en 100 rijksdaalders van zijn schoonzoon.
De correspondentie over de terugbetaling eindigt kort voor de heropening van het munthuis in Hedel. Graaf Frederik had deze heerlijkheid in 1568 in bezit genomen, nadat zijn broer graaf Willem IV had moeten vluchten omdat hij aan de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog de kant van Willem van Oranje had gekozen. Heeft Bossenhoven graaf Frederik ertoe aangezet het munthuis te heropenen, of was graaf Frederik dit al van plan en koos hij Bossenhoven als zijn muntmeester? Hoe dan ook, de briefwisseling eindigde in juli 1577 en op 27 augustus benoemde graaf Frederik Bossenhoven voor één jaar tot zijn muntmeester in Hedel.
In Hedel is Bossenhoven echter maar negen maanden geweest. Van de Probationstag in Keulen kwam in het voorjaar van 1578 het bevel de muntslag in Hedel te staken. Niet alleen werden er minderwaardige munten geslagen, maar muntmeester Bossenhoven had wegens valsmunterij al eerder het verbod gekregen het muntersvak nog langer munten uit te oefenen. Graaf Frederik gaf met genoegen gehoor aan het bevel, want de verstandhouding met Bossenhoven was inmiddels danig verstoord geraakt en er hadden hem berichten over Bossenhovens valsmunterij bereikt. Hij ontsloeg Bossenhoven op 3 juni en benoemde Anthonis van Eembrugge tot diens opvolger.
Waar Bossenhoven zich vervolgens heeft opgehouden, is niet bekend, maar ondanks de slechte ervaringen benoemde graaf Frederik hem in juni 1581 tot muntmeester in Stevensweert als opvolger van Mattheus van Nederhoven. Van Nederhoven had in 1580 het munthuis in Stevensweert opgezet als nieuw onderkomen voor de Hedelse munt, toen graaf Frederik door de oorlogsomstandigheden gedwongen was die te verplaatsen. Al in 1582 moest de muntslag in Stevensweert worden gestaakt, om pas in 1616 door graaf Hendrik te worden hervat.
Bossenhoven is na Stevensweert nergens meer muntmeester geweest. Waarschijnlijk is hij teruggekeerd naar Maaseik, waar het stadsarchief hem in 1609 als overleden vermeldt. Het jaar daarvoor was hij nog aanwezig geweest bij de professie van zijn dochter (die blijkbaar als weduwe in het klooster is gegaan). Bossenhoven was dus 80-plusser toen hij stierf.
Bronnen
- Archief Huis Bergh:
- inventarisnummers 1629, 1630
- regest 3408
- briefregesten 6279, 6301, 6305, 6361, 6390, 6438, 6516, 6541, 6545
- Muntheer en muntmeester. Een studie over het Berghse muntprivilege in de tweede helft der zestiende eeuw, F.B.M. Tangelder, proefschrift KU Nijmegen (1955), blz. 30–31, 89, 96–100, 109–110
- Munten en papiergeld