Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Werneri, Adolf Hendrik: verschil tussen versies
k (→Bouw van pastorie en schuurkerk: correctie Padevoort) |
k (→Bronnen: cat) |
||
Regel 32: | Regel 32: | ||
*[[Parochie Zeddam 1150-1975]], blz. 32-34 | *[[Parochie Zeddam 1150-1975]], blz. 32-34 | ||
− | [[Categorie:Pastoors Zeddam]] | + | [[Categorie:Pastoors Zeddam]] [[Categorie:Hollandse Missie]] |
Huidige versie van 9 feb 2024 om 11:19
Inhoud
Benoeming tot pastoor
Adolf Hendrik Werneri was pastoor van de parochie Zeddam van augustus 1726 tot 1756. Daarvoor was hij een jaar kapelaan te Harreveld.
Bij zijn pogingen om de pastoorsplaats in Zeddam te verkrijgen schreef hij in juli 1726 aan de graaf van Bergh, Frans Willem, dat hij ongeveer een jaar werkzaam was geweest in de heerlijkheid Lichtenvoorde en in groot gevaar leefde, omdat de Vrouwe van Lichtenvoorde opdracht had gegeven, zodra hij zich buiten het Huis Harreveld bevond, hem te arresteren. Hij beloofde de graaf en zijn familie in zijn gebeden te blijven gedenken als hij benoemd zou worden.
Hoewel hij graag uit Harreveld weg wilde, verliep zijn benoeming tot pastoor van Zeddam niet zonder hindernissen. Graaf Frans Willem hield vast aan zijn patronaatsrecht (zijn recht pastoors voor te dragen), en hij droeg op 10 juli iemand anders voor. Dat was, mede op verzoek van de parochianen van Zeddam, de prior van het dominicaner klooster in Kalkar. De Zeddamse parochianen kenden deze pater Joannes Christiaan Janssen, omdat hij tijdens de ziekte van de vorige pastoor, pastoor Wanners, als diens vervanger was opgetreden.
Apostolisch vicaris Joannes van Bijlevelt nam de voordracht echter niet over. Zoals ook zijn voorgangers was Van Bijlevelt van mening dat kloosterlingen geen pastoor konden worden. Dat de graven van Bergh graag een pater uit een naburig klooster hadden, kon hem niets schelen, want alleen hij had het recht pastoors daadwerkelijk te benoemen.
Toch is het Werneri gelukt de steun van de graaf te verwerven, zodat hij in augustus benoemd werd. Op 16 september 1726 verrichtte hij, blijkens het Zeddamse doopboek, zijn eerste doop.
Bouw van pastorie en schuurkerk
Aanvankelijk heeft Werneri waarschijnlijk, net als zijn voorgangers, in een huis bij de schuurkerk aan de Bovendorpsstraat bij de rosmolen gewoond. Vanaf ongeveer 1730 woonde hij op de Padevoort, dat een bezit van de graven van Bergh was. De verstandhouding met Huis Bergh was blijkbaar goed.
Na 1737 verhuisde hij naar de Wehme in het benedendorp. Op 9 augustus van dat jaar stelde Maria Catharina Truchsess van Waldburg-Zeil, de weduwe van de dat jaar overleden graaf Frans Willem, een stuk land met die naam beschikbaar voor de bouw van een pastorie. Op dezelfde plaats had eerder ook al een pastorie gestaan. In plaats van pacht te betalen moest hij twaalf keer per jaar een mis lezen voor de overledenen van de grafelijke familie. In 1747 zette de nieuwe graaf, Johan Baptist de pacht om in erfpacht.
In de kosten van de bouw van de pastorie werd bijgedragen door Aleida Tollenaers, weduwe van Antoon Berentsen (een voorvader van Toon de Eerste?), met 400 gulden en door Frederikus Jacops met 200 gulden. De rest betaalde Werneri zelf. Dat was waarschijnlijk het grootste deel, want na de voltooiing gold hij als eigenaar, tot hij op 11 april 1749 het eigendom overdroeg aan de parochie.
Rond die tijd werd de schuurkerk bij de rosmolen vervangen door een schuurkerk naast de pastorie op de Wehme. De Zeddamse protestanten (die de Sint Oswalduskerk in bezit hadden) dienden een protest in bij het Hof van Gelderland tegen de ingebruikneming van de nieuwe schuurkerk. Er volgde een rechtszaak die zich twee jaar voortsleepte. Het Hof vroeg onder meer nadere inlichtingen aan landdrost Van Marle, en pastoor Werneri schreef een brief waarin hij beide schuurkerken gedetailleerd beschreef. Uiteindelijk besliste het Hof op 4 mei 1751 in het voordeel van de katholieken. De gereformeerden konden nauwelijks aanstoot nemen aan het gebouw, want het stond veertig schreden van de openbare weg en werd door een heg aan het zicht onttrokken. Bovendien was de kerk, zoals vereist, van buiten niet herkenbaar als katholiek godshuis; ze zag er uit als een tabaksschuur. Ze is in gebruik gebleven tot 1810, toen de katholieken de Oswalduskerk weer terugkregen.
Aartspriester van Kleef-Bergh
In 1756 werd Werneri aartspriester van het aartspriesterdom Kleef-Bergh. Hij zal zonder meer de capaciteiten voor deze functie hebben gehad, want hij was een zeer belezen man. Zijn omvangrijke bibliotheek, met werken over theologie, apologetiek, geschiedenis en volkenkunde, werd later op de zolder van de Walburgiskerk in Arnhem bewaard, maar is helaas in 1944 tijdens de Slag om Arnhem verloren gegaan.
Als aartspriester had Werneri zijn zetel in Emmerik, maar hij bleef als pastoor op de Wehme wonen. Vanwege zijn sterk toegenomen werkzaamheden kreeg hij assistentie van een kapelaan, die tevens het recht had hem te zijner tijd op te volgen. Als eerste kwam kapelaan Huybers, maar hem duurde het wachten te lang, zodat hij overplaatsing vroeg en kreeg. Hij werd in 1759 pastoor in Wijnbergen.
Huybers werd vervangen door kapelaan Bouwman. Toen Werneri op 3 december 1761 terugtrad, werd Bouwman de nieuwe pastoor van Zeddam. In 1762 legde hij ook zijn ambt als aartspriester neer en ontruimde de pastorie ten gunste van Bouwman. Werneri bleef in Zeddam wonen en overleed er op 18 februari 1767.
Bronnen
- Het boek Hofman in Azem van 't Hof tot heden, blz. 478-479
- Th.A.M. Thielen: Katholieke Enclave Groenlo-Lichtenvoorde, (Zutphen 1966)
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 242, 243, 246
- Parochie Zeddam 1150-1975, blz. 32-34