Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Ermgard van den Bergh: verschil tussen versies
k (→Bronnen: link Necrologium van Elten) |
(aanvulling uit genoemde bronnen) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | [[Bestand: Pectorale Ermgard van den Bergh.jpg|thumb|right|300px|'''Het pectorale van Ermgard van den Bergh, dat kort na haar verkiezing tot abdis in 1334 is gemaakt.]] | + | [[Bestand: Pectorale Ermgard van den Bergh.jpg|thumb|right|300px|'''Het pectorale van Ermgard van den Bergh, dat kort na haar verkiezing tot abdis in 1334 is gemaakt.]] |
− | '''Ermgard van den Bergh''' was een dochter van [[Adam II van den Bergh]] en [[Hedwig van Randerode]]. Zij werd op 4 juni [[1334]] gekozen tot abdis van het [[Stift Elten]] | + | '''Ermgard van den Bergh''' was een dochter van [[Adam II van den Bergh]] en [[Hedwig van Randerode]]. Zij werd op 4 juni [[1334]] gekozen tot abdis van het [[Stift Elten]] als opvolgster van [[Batenborch, Mabelia van|Mabelia van Batenborch]]. Op 26 juli [[1365]] overleed zij in het stift en werd opgevolgd door [[Holzate, Elza van|Elza van Holzate]]. |
− | + | Kort na haar verkiezing tot abdis werd een kostbaar pectorale gemaakt, die nu wordt bewaard in de schatkamer van de Sint Martinuskerk in [[Emmerik]]. Een pectorale is een borstkruis (''crux pectoralis'' in het Latijn) dat kardinalen, bisschoppen en andere hoge geestelijken aan een ketting om de nek dragen. Ermgard gebruikte haar petorale echter als gesp aan haar koormantel. | |
Het midden van het kruis toont [[Sint-Vitus|sint Vitus]] met een leeuw. Hij was de patroonheilige van het Stift Elten. Op de rechterarm (zoals de draagster het zag) is het [[wapen van de graven van Bergh|wapen van haar vader]] afgebeeld, op de linkerarm dat van haar moeder. Dezelfde twee wapens waren ooit ook te zien op een verloren gegaan glasvenster in de kerk van [[Elten]]. | Het midden van het kruis toont [[Sint-Vitus|sint Vitus]] met een leeuw. Hij was de patroonheilige van het Stift Elten. Op de rechterarm (zoals de draagster het zag) is het [[wapen van de graven van Bergh|wapen van haar vader]] afgebeeld, op de linkerarm dat van haar moeder. Dezelfde twee wapens waren ooit ook te zien op een verloren gegaan glasvenster in de kerk van [[Elten]]. | ||
− | [[Bestand:Zegel Ermgard vd Bergh.png|thumb| | + | Het ''Historisches Archiv der Stadt Köln'' bewaart een oorkonde van abdis Ermgard, die zij schreef op 21 januari [[1357]]. Hierin wijst zij hertog Reinoud III van [[Gelderland|Gelre]] op het feit haar gebied een leen is van de Roomse (Duitse) keizer en volstrekt onafhankelijk is van Gelre. Het stift, in [[967]] gesticht door [[Wichman IV van Hamaland]], was op 14 december [[973]] door keizer Otto II verheven tot rijksstift. Dit hield in dat de abdis als wereldlijk heerseres aan geen enkele leenheer dan de keizer verantwoording verschuldigd was. Weliswaar beheerde de hertog van Gelre als voogd van het stift de bezittingen van het stift, maar dat gaf hem geen invloed op het bestuur. Toen hij dat toch probeerde te krijgen, schreef abdis Ermgard onderstaande tekst, die zij een open brief noemde. De directe aanleiding was wellicht een conflict over de woonplaats van de drie mannen die in de eerste zin genoemd worden.Daarna volgt haar verklaring over de onafhankelijkheid van het stift, die door haar [[Willem I van den Bergh|oom Willem]], regerend [[Graven Van den Bergh|heer van Bergh]] en Johan van Strowic, rechter van de graaf van [[Kleef]] in Emmerik, bevestigd wordt. Aan de brief zijn drie zegels van groene was bevestigd; van abdis Ermgard, van heer Willem en van rechter Van Strowic. |
+ | ---- | ||
+ | <div style="background:Khaki"> | ||
+ | <br> | ||
+ | ::''Wij Ermgard bij der Goeds ghenade Abdisse der werlyker kerken van Elten tughen openbarlike in desem brieve allen luden, dat Gosswyn Hacke, Rutgher syn sone ende Millys Nussels sone wonachtich syn tot Elten op den berghe in onsen gerichte – voert mer so tughe wij in desen openen brieve dat dat gerichte ende Herlicheyt tot Elten, myt al eere to behoringe. En haldent te lene, van onsen ghemynden Here den Romeschen Keyser. Voertmer tughe wij, dat wij en gheynre hande leen of guet halden van den Hertogh van Gelren. Ende de Hertogh van Gelren en hevet clockenslach – noch scattinghe noch eingherhande ghebot over onse tot Elten. – Ende wij Willem here van den Berghe ende van Bylant, ende Johan van Strowic, richter des Greve van Cleve tot Embric, knape thughen, dat ons deze vorschreven stucke ende punte also als ene eerwerdighe vorstinne de Abdisse van Elten vorsghescreven hevet in desen brieve ons wal kondich sin, en myt der warheyt wal weten. Ende dat se eer herlicheyt tot Elten, van den Hertogh van Gelder niet enthelt, ende dat de Hertogh van Gelren over oer lant tot Elten en gheenrehande bot en hevet. Ende want wij alle dese vorscreven punten wal weten myt der warheyt, darumme heb wij onse seghele myt der eerwerdigher Abdissen seghel van Elten vorg. mede an desen openen brief gehanghen. Gegheven int yar ons heren Dusent Driehondert seven ende wijftich up sente Agneten daghe. | ||
+ | <br></div> | ||
+ | ---- | ||
+ | [[Bestand:Zegel Ermgard vd Bergh.png|thumb|right|250px|'''Het zegel van Ermgard van den Bergh met het wapen van de heren van Bergh]] | ||
+ | <br> | ||
+ | In [[1338]] verkocht abdis Ermgard [[Borghees]], dat tot het territorium van het stift behoorde, aan de familie Bruechese. | ||
+ | |||
De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden bewaart een akte uit [[1340]] waarin ''Wy E<small>RMEGART</small> bi der Gaeds ghenade Adbisse der werliker kirken van Elten'' vastlegde dat ene Bernt Riperbant ''syn goet dat gheleghen is to Redebroke'' verkocht heeft aan Henric Moliart, priester te Emmerik, en Henric Mispelen uit Elten. Zij sloot de akte af met: ''op dat deze dinc vast en stede sin so heb wi onsen seghel an desen brief ghehangen. Ghegheuen jnt jaer ons heren, dusent driehondert ende viertich des dinsdaghes na sinte Servaes dach''. | De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden bewaart een akte uit [[1340]] waarin ''Wy E<small>RMEGART</small> bi der Gaeds ghenade Adbisse der werliker kirken van Elten'' vastlegde dat ene Bernt Riperbant ''syn goet dat gheleghen is to Redebroke'' verkocht heeft aan Henric Moliart, priester te Emmerik, en Henric Mispelen uit Elten. Zij sloot de akte af met: ''op dat deze dinc vast en stede sin so heb wi onsen seghel an desen brief ghehangen. Ghegheuen jnt jaer ons heren, dusent driehondert ende viertich des dinsdaghes na sinte Servaes dach''. | ||
Regel 14: | Regel 24: | ||
*[[Het archief van het Huis Bergh (boek)]], blz. 17 | *[[Het archief van het Huis Bergh (boek)]], blz. 17 | ||
*[[Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis]], blz. 28 | *[[Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis]], blz. 28 | ||
− | *[[Old Ni-js | + | *[[Old Ni-js 014|Old Ni-js nr. 14]], blz. 23: De [[Vier Heezen]] |
− | * | + | *Op [http://books.google.com Google Books]: |
− | * | + | **''Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg'', R.W. Tadama, uitgeverij I.A. Nijhoff, [[Arnhem]] ([[1846]]), blz. 6 |
− | *''Het [[Necrologium van Elten|necrologium]] en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten'', N.C. Kist, Leiden (1853), blz. 55–56 | + | **''Het [[Necrologium van Elten|necrologium]] en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten'', N.C. Kist, Leiden (1853), blz. 55–56 |
− | *''Een weinig bekend hoekje van mooi Nederland'', G.A.N. Scheltema, Elsevier's Geïllustreerd Maandtijdschrift, XX1 (1901), blz. 382 | + | *''Een weinig bekend hoekje van mooi Nederland'', G.A.N. Scheltema, [http://maandschrift.elsevierweekblad.nl Elsevier's Geïllustreerd Maandtijdschrift], XX1 (1901), blz. 382 (over het Rietbroek) |
+ | *Op [http://www.delpher.nl Delpher]: Transcriptie van oorkonde 2187 in het toenmalige rijksarchief in de stad Keulen in: ''De Maasgouw; Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde'', jaargang 15, deel 9, nr. 23, 15 december 1893, blz. 91 | ||
+ | *[http://historischesarchivkoeln.de ''Historisches Archiv der Stadt Köln''], aktenummer U 1/2187 | ||
[[Categorie:Stift Elten]] [[Categorie:Graven van den Bergh]] [[Categorie:Huis de Monte]] [[Categorie:Kanunniken]] [[Categorie:Graven religieuzen]] | [[Categorie:Stift Elten]] [[Categorie:Graven van den Bergh]] [[Categorie:Huis de Monte]] [[Categorie:Kanunniken]] [[Categorie:Graven religieuzen]] |
Versie van 6 dec 2018 om 13:05
Ermgard van den Bergh was een dochter van Adam II van den Bergh en Hedwig van Randerode. Zij werd op 4 juni 1334 gekozen tot abdis van het Stift Elten als opvolgster van Mabelia van Batenborch. Op 26 juli 1365 overleed zij in het stift en werd opgevolgd door Elza van Holzate.
Kort na haar verkiezing tot abdis werd een kostbaar pectorale gemaakt, die nu wordt bewaard in de schatkamer van de Sint Martinuskerk in Emmerik. Een pectorale is een borstkruis (crux pectoralis in het Latijn) dat kardinalen, bisschoppen en andere hoge geestelijken aan een ketting om de nek dragen. Ermgard gebruikte haar petorale echter als gesp aan haar koormantel.
Het midden van het kruis toont sint Vitus met een leeuw. Hij was de patroonheilige van het Stift Elten. Op de rechterarm (zoals de draagster het zag) is het wapen van haar vader afgebeeld, op de linkerarm dat van haar moeder. Dezelfde twee wapens waren ooit ook te zien op een verloren gegaan glasvenster in de kerk van Elten.
Het Historisches Archiv der Stadt Köln bewaart een oorkonde van abdis Ermgard, die zij schreef op 21 januari 1357. Hierin wijst zij hertog Reinoud III van Gelre op het feit haar gebied een leen is van de Roomse (Duitse) keizer en volstrekt onafhankelijk is van Gelre. Het stift, in 967 gesticht door Wichman IV van Hamaland, was op 14 december 973 door keizer Otto II verheven tot rijksstift. Dit hield in dat de abdis als wereldlijk heerseres aan geen enkele leenheer dan de keizer verantwoording verschuldigd was. Weliswaar beheerde de hertog van Gelre als voogd van het stift de bezittingen van het stift, maar dat gaf hem geen invloed op het bestuur. Toen hij dat toch probeerde te krijgen, schreef abdis Ermgard onderstaande tekst, die zij een open brief noemde. De directe aanleiding was wellicht een conflict over de woonplaats van de drie mannen die in de eerste zin genoemd worden.Daarna volgt haar verklaring over de onafhankelijkheid van het stift, die door haar oom Willem, regerend heer van Bergh en Johan van Strowic, rechter van de graaf van Kleef in Emmerik, bevestigd wordt. Aan de brief zijn drie zegels van groene was bevestigd; van abdis Ermgard, van heer Willem en van rechter Van Strowic.
- Wij Ermgard bij der Goeds ghenade Abdisse der werlyker kerken van Elten tughen openbarlike in desem brieve allen luden, dat Gosswyn Hacke, Rutgher syn sone ende Millys Nussels sone wonachtich syn tot Elten op den berghe in onsen gerichte – voert mer so tughe wij in desen openen brieve dat dat gerichte ende Herlicheyt tot Elten, myt al eere to behoringe. En haldent te lene, van onsen ghemynden Here den Romeschen Keyser. Voertmer tughe wij, dat wij en gheynre hande leen of guet halden van den Hertogh van Gelren. Ende de Hertogh van Gelren en hevet clockenslach – noch scattinghe noch eingherhande ghebot over onse tot Elten. – Ende wij Willem here van den Berghe ende van Bylant, ende Johan van Strowic, richter des Greve van Cleve tot Embric, knape thughen, dat ons deze vorschreven stucke ende punte also als ene eerwerdighe vorstinne de Abdisse van Elten vorsghescreven hevet in desen brieve ons wal kondich sin, en myt der warheyt wal weten. Ende dat se eer herlicheyt tot Elten, van den Hertogh van Gelder niet enthelt, ende dat de Hertogh van Gelren over oer lant tot Elten en gheenrehande bot en hevet. Ende want wij alle dese vorscreven punten wal weten myt der warheyt, darumme heb wij onse seghele myt der eerwerdigher Abdissen seghel van Elten vorg. mede an desen openen brief gehanghen. Gegheven int yar ons heren Dusent Driehondert seven ende wijftich up sente Agneten daghe.
In 1338 verkocht abdis Ermgard Borghees, dat tot het territorium van het stift behoorde, aan de familie Bruechese.
De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden bewaart een akte uit 1340 waarin Wy ERMEGART bi der Gaeds ghenade Adbisse der werliker kirken van Elten vastlegde dat ene Bernt Riperbant syn goet dat gheleghen is to Redebroke verkocht heeft aan Henric Moliart, priester te Emmerik, en Henric Mispelen uit Elten. Zij sloot de akte af met: op dat deze dinc vast en stede sin so heb wi onsen seghel an desen brief ghehangen. Ghegheuen jnt jaer ons heren, dusent driehondert ende viertich des dinsdaghes na sinte Servaes dach.
Haar zegel toont (net als het pectorale) het wapen van het wapen de heren van Bergh. In de rand staat Sigillum Secretum, persoonlijk zegel. De Redebroke is een dal aan de noordkant van de Eltenberg die in het oosten aansluit op de Hulzenberg. De moderne spelling is Rietbroek, wat ook de naam is van de weg door dit dal, die na de grens overgaat in de Eltenseweg in Stokkum.
Bronnen
- Het archief van het Huis Bergh (boek), blz. 17
- Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis, blz. 28
- Old Ni-js nr. 14, blz. 23: De Vier Heezen
- Op Google Books:
- Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg, R.W. Tadama, uitgeverij I.A. Nijhoff, Arnhem (1846), blz. 6
- Het necrologium en het tynsboek van het adelijk jufferen-stift te Hoog-Elten, N.C. Kist, Leiden (1853), blz. 55–56
- Een weinig bekend hoekje van mooi Nederland, G.A.N. Scheltema, Elsevier's Geïllustreerd Maandtijdschrift, XX1 (1901), blz. 382 (over het Rietbroek)
- Op Delpher: Transcriptie van oorkonde 2187 in het toenmalige rijksarchief in de stad Keulen in: De Maasgouw; Orgaan voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde, jaargang 15, deel 9, nr. 23, 15 december 1893, blz. 91
- Historisches Archiv der Stadt Köln, aktenummer U 1/2187