Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Sollingius, Casparus
Casparus Sollingius was een rooms-katholieke geestelijke die zich bij de Reformatie aansloot. Zijn achternaam komt ook voor als Solingius. Op z'n Nederlands heette hij mogelijk Cas van Zalingen.
Volgens Van Dalen was Sollingius pastoor in 's-Heerenberg toen hij daar in 1597 werd benoemd tot opvolger van de Johannes Venator. Een jaar later werd Sollingius ook benoemd in Zeddam, waar hij tot 1602 de eerste dominee van deze protestantse gemeente was. Zijn opvolger daar was Hieronymus Gerropagus.
De pastoors die in de jaren na de Reformatie overstapten naar de nieuwe geloofsleer, deden dat niet allemaal met evenveel overtuiging, laat staan dat ze meteen wisten hoe ze een protestante dienst moesten leiden. Het waren overgangsfiguren, zoals ook blijkt uit Sollingius' benoeming in Zeddam door gravin Maria van Nassau, de weduwe van Willem IV van den Bergh. Zij wilde, net als haar man en kinderen, niemand een geloof opdringen, zodat ze de voorkeur gaf aan geestelijken die niet al te fanatiek waren.
Sollingius' goede verstandhouding met de katholieken blijkt onder meer uit zijn reis omstreeks 1604 naar Nijmegen met de katholieke kerkmeester Hendrick van Groenen. Zij bezochten daar de Gelderse Landdag (Statenvergadering) om geld te vragen voor het herstel van de zwaar beschadigde kerk in 's-Heerenberg.
Op 16 juli 1598 schreef Maria van Nassau op het kasteel in Ulft de collatiebrief waarmee Sollingius in Zeddam werd benoemd. Dit kon zij doen op grond van het collatierecht dat de graven van Bergh bezaten, dat wil zeggen het recht pastoors voor te dragen voor benoeming. Met de komst van de Reformatie aan het eind van de zestiende eeuw maakten zij van hun collatierecht ook gebruik om dominees voor te dragen.
Op zondag 23 juli 1598 hield Sollingius de eerste protestante preek in Zeddam. De Sint Oswalduskerk was al aan de protestanten toegewezen, maar lag voor een groot deel in puin, zodat de preek buiten gehouden moest worden. Op het plein voor de kerk had Sollingius daartoe onder een grote lindeboom een preekstoel laten timmeren.
Ondanks zijn goede verstandhouding met de katholieken, zag Sollingius zich gedwongen onomwonden trouw aan de nieuwe geloofsleer uit te spreken. Dit deed hij voor de classis in Zutphen, waar de kerkelijke gemeente 's-Heerenberg onder viel. Hij bezocht regelmatig de vergaderingen van de classis en vervulde de functies van mentor, scriba en inspector.
Tijdens zijn ambtsperiode heeft Sollingius 233 doopsels en 92 huwelijken geregistreerd op een bevolking van 120 gezinnen (waarvan er drie joods waren). De inwoners van 's-Heerenberg gingen voor dopen en trouwen (en begraven) dus wel, zoals de wet voorschreef, naar de vertegenwoordiger van de gereformeerde staatskerk, maar zij deden dat vooral omdat anders hun huwelijken en kinderen niet wettig erkend werden. Velen gingen daarnaast ook nog naar de katholieke kerk in Emmerik, Elten of Wehl (dat als Kleefse enclave buiten het Nederlandse gezag viel) om te trouwen of een kind te laten dopen.
Als dominee van 's-Heerenberg heeft Sollingius in 1605 een kleine rol gespeeld in het proces tegen Mechteld ten Ham, die van hekserij werd beschuldigd. Hij moest haar, voor zij definitief tot de brandstapel werd veroordeeld, nog een laatste maal ondervragen. Bleef zij bij haar bekentenis? Die was haar door marteling afgedwongen, maar ze was daardoor zo gebroken dat ze die tegenover Sollingius niet wilde intrekken. Zou ze dat wel doen, dan zou ze immers opnieuw gemarteld worden. Sollingius heeft haar dus niet kunnen redden.
Sollingius was getrouwd met Fijken Haecks, met wie hij ten minste twee zonen kreeg, Hendrik en Florentz. Hij bleef tot zijn dood in 1617 predikant in 's-Heerenberg. Zijn opvolger daar was Casparus Keitwerd.
Bronnen
- Hervormde Kerken Zeddam 400 jaar, blz. 17-20, 47
- Bergh; Heren, Land en Volk door A.G. van Dalen, blz. 177, 179, 180, 191, 192
- Old Ni-js nr. 3, blz. 36
- Old Ni-js nr. 57, blz. 24
- Sagen en sproken van het oude Gelre, J.A. Slempkes en Alb. Oltmans, uitgeverij W.J. Thieme & Cie., Zutphen (1932), tweede deel, blz. 56
- Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, verzameld en uitgegeven door Mr. Is. An. Nijhoff, Arnhem (1859), eerste deel, blz. 206-207