Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Straus, Benjamin Joseph
Inhoud
Huwelijk en gezin
Ben Straus werd op 22 juli 1881 geboren in 's-Heerenberg als zoon van [[[Straus, Joseph (1854)|Joseph Straus]] en Sara Hertz. Hij trouwde op 24 juli 1912 in Bergh met Hedwig Levita, geboren op 6 juli 1882 in Cramberg (D) als dochter van Heijmann Levita en Herve Arnstein. Cramberg ligt ten oosten van Koblenz in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts.
Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren.
- Bernhardine Else (* 16 juli 1913)
- Joseph (* 8 december 1915)
- Harry (* 18 februari 1918)
- Sara Betty (* 13 april 1920)
Alle vier hebben zij de oorlog overleefd. Joseph was officier in het Nederlandse leger en overleefde als krijgsgevangene van de Duitsers. Zijn broer en zussen waren ondergedoken.
Voorman in de Joodse gemeenschap
Ben was slager van beroep en heeft na het overlijden van zijn vader in 1914 diens slagerij aan de Kellenstraat 11 voortgezet. Voordien was hij al actief in het verenigingsleven: in 1900 werd hij lid van Sociëteit De Vriendschap. In 1905 werd hij bij de oprichting van de gymnastiek- en schermvereniging Tabor in 1905 gekozen (of aangewezen) als "algemeen secundus", ofwel plaatsvervanger voor alle bestuursleden. Hij ontwikkelde zich tot een van de beste turners van Bergh.
Daarnaast was Ben voorganger in de synagoge en vervulde zo een centrale rol in de Joodse gemeenschap van 's-Heerenberg. Hieraan heeft hij het te danken dat hij beheerder werd van de 's-Heerenbergse kas van het landelijke Comité voor Joodsche Vluchtelingen (CJV). Dit viel onder het Centraal Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen, dat al voor de oorlog was opgericht om Joodse vluchtelingen uit Duitsland te helpen. Zij die in Bergh de grens overkwamen, kregen van Ben geld om door te reizen hun bestemming in Nederland. Vaak was dit Amsterdam. De vluchteling Abraham Kamp bleef met zijn gezin in 's-Heerenberg bij zijn zuster Helena en zwager Mozes Bloemendaal. Om te overleven kregen zij regelmatig voorschotten uit de kas van het CJV uitbetaald. Die moesten dan volgens ingewikkelde regelingen terugbetaald worden, iets wat Ben bijna een dagtaak aan administratie bezorgde.
In de oorlog werd Ben aangewezen als plaatselijk vertegenwoordiger van de Joodsche Raad, die in februari 1941 door de bezetter werd opgericht om de Joodse gemeenschap zogenaamd te besturen. In de praktijk betekende dit dat hij een doorgeefluik werd van allerlei anti-Joodse maatregelen. Een van de zichtbaarste was de distributie van Jodensterren, die vanaf 2 mei 1942 verplicht gedragen moesten worden.
De oorlog en het einde
Ook als slager had Ben te lijden onder anti-Joodse maatregelen. Nadat de Duitsers al in juli 1940 het ritueel slachten hadden verboden, mochten Joden vanaf eind 1942 helemaal geen slager meer zijn. Hoewel hij zijn slagerij moest sluiten, bleef Ben bij zijn collega Klarenaar bezig in het slagersvak. Dit is hem en zijn gezin noodlottig geworden. In de nacht van 10 op 11 februari 1943 werd hij met zijn vrouw opgepakt, terwijl zijn drie nog thuis wonende kinderen die nacht zijn ondergedoken.
Ben was gewaarschuwd dat die nacht "alle Joden" zouden worden opgepakt. Aangezien hij als vertegenwoordiger van de Joodsche Raad een zogenaamd Sperrstempel op zijn persoonsbewijs, dacht hij dat de Duitsers niet voor hem zouden komen. Een Sperrstempel was namelijk een soort (voorlopige) vrijwaring van deportatie. Ben besloot, anders dan zijn kinderen, thuis te blijven, zodat hij de andere Joodse mensen kon bijstaan als ze opgehaald werden. Het bleek echter dat de Duitsers, deze keer, alleen voor Ben en zijn gezin kwamen. Samen met zijn vrouw werd hij opgepakt. Pas vijftig jaar na de bevrijding werd zijn zoon Harry de precieze reden hiervan duidelijk. Deze kwam toen in het bezit van een brief van zijn vader uit het Huis van Bewaring in Arnhem, waarin hij ondermeer schreef:
Ik ben gearresteerd vanwege het feit dat ik bij Klarenaar aan het vleesblok heb gestaan en dat men zou denken dat ik daar werkte. Dat was een wetsovertreding en die moest gestraft worden.
Hierna ging alles heel snel voor Ben en zijn vrouw. Hun laatste levensteken was een briefje dat Ben op 23 februari in een trein krabbelde en dat 's-Heerenberg nog bereikt heeft. De tekst luidde:
23/2 1943.
W. fam
Vanuit den trein een laatste groet.
Houdt moed, wees sterk en alles zal terecht komen.
Vele groeten,
Ben en Hedwig
Drie dagen later, op 26 februari 1943, stierven zij in Auschwitz, 61 en 60 jaar oud. Zij waren de eersten van de uit 's-Heerenberg gedeporteerde Joden die de dood vonden.
Ben en zijn vrouw worden herdacht op het oorlogsmonument in 's-Heerenberg. Verder staan zij vermeld in het Digitaal Monument van de Joodse Gemeenschap, het Slachtofferregister van de Oorlogsgravenstichting en Yad Vashem's Central Database of Shoah Victims' Names.
Hun overlijdens zijn niet aangegeven in de gemeente Bergh.
Stolpersteine
Op woensdag 10 juli 2013 zijn twee Stolpersteine (gedenksteentjes) geplaatst op de hoek van de Kellenstraat en Molenstraat nabij de Rabobank.
Er zijn in heel Europa 40.000 Stolpersteine (struikelstenen geplaatst op de stoep voor het huis waar deze mensen verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn.
Door de Stolpersteinen wordt de herinnering aan Benjamin Straus en Hedwig Levita levend gehouden. Het initiatief voor deze stenen in 's-Heerenberg is genomen door kleindochter Alexandra, de laatste Straus van deze tak.
De Stenen zijn ontworpen door de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Zijn woorden zijn: Het is een boodschap om nooit te vergeten.
|
Bronnen
- Bevolkingsregister Bergh
- Het dagboek van Harry Straus in Azem van 't Hof tot heden, blz. 376-377
- Digitaal Monument Joodse Gemeenschap
- Gemeentearchief Bergh, lijst van oorlogsslachtoffers
- Old Ni-js nr. 73, blz. 57, nr. 75, blz. 22, 28, 33, 36, 39
- Oorlogsgravenstichting
- WieWasWie
- Yad Vashem