Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Willem II van den Bergh
Inhoud
De eerste Van der Leck
Willem II van den Bergh was van 1416 tot zijn dood in 1465 de eerste heer van Bergh uit het Huis Van der Leck. Hij was de opvolger van zijn grootvader Frederik III van den Bergh.
Hij werd op 22 februari 1404 geboren in Aspel bij Rees als zoon van Otto van der Leck en Sophia van den Bergh, enig kind van Frederik III van den Bergh. Zijn moeder overleed in 1412, toen hij nog maar acht jaar oud was.
Na de dood van zijn grootvader Frederik op 3 oktober 1416 werd Willem op 12-jarige leeftijd heer van Bergh. Zijn vader Otto trad aanvankelijk op als regent. Willem was bij zijn geboorte een Van der Leck, maar in 1441 nam hij zijn moeders naam Van den Bergh aan. Al in 1433 had hij zijn wapen vervangen door het wapen van Bergh. Tot dat jaar voerde hij het gevierendeelde wapen van zijn vader met daarin het wapen van Bergh en de drie halvemanen ("wassenaars") van het geslacht Van Polanen (zijn grootvader van vaderskant was Jan II van Polanen).
Zijn bezittingen
Bij zijn aantreden in 1416 erfde Willem ook de heerlijkheden Didam, Bylandt en Pannerden. Door de vele andere goederen die hij nog erfde of kocht, stond hij bekend als Willem de Rijke. Naar verluidt was hij vreedzaam van aard, zodat hij ook wel Willem de Vreedzame werd genoemd.
Een aanwinst met blijvende gevolgen voor Bergh was het kerspel Beek, dat hij in 1447 van hertog Adolf I van Kleef in onderpand kreeg. Hertog Adolf had geld nodig voor zijn oorlog tegen de bisschop van Keulen en leende daarom 5.500 Rijnse guldens van heer Willem. De lening is nooit afgelost, zodat Beek tot op de dag van vandaag Berghs is. Beek verbond de Kleefse enclave Wehl via Babberich met een groot deel van de rest van de enclaves. Als Beek Kleefs was gebleven, had de grens tussen Bergh en Duitsland mogelijk heel anders gelopen.
Daarnaast breidde heer Willem zijn bezit uit met onder meer het volgende.
- In 1419 kocht hij, vijftien jaar oud, het recht van opstal en visserij bij de Zwanenburg onder Gendringen
- Eveneens in 1419 bevestigde de hertog van Gelre zijn rechten in de Vier Heezen, die hem tot dan toe door de hertog van Kleef betwist werden.
- In 1427 verwierf hij het pandrecht op kasteel Ulft, dat omstreeks 1450 zijn eigendom werd.
- Bij het overlijden van zijn vader Otto op 20 oktober 1428 erfde hij de heerlijkheden Hedel en Van der Eem.
- In 1430 kocht hij Millingen terug van Johan van Arkel. Heer Willems overgrootvader Willem I van den Bergh had deze heerlijkheid in 1365 als bruidsschat aan zijn dochter Elisabeth meegegeven. Elisabeth was Johan van Arkels grootmoeder.
- In 1432 en 1433 ontving hij van de hertog van Gelre achtereenvolgens de voogdij over Elten en de markttol aldaar. Dit hield in dat hij daar tijdens de jaarlijkse Sint Vitusmarkt van 12 tot 24 juni tol kon heffen en kon rechtspreken.
- In 1440 kocht hij het Huis Loil.
- In 1441 (of 1444) kreeg hij van de heer van Culemborg de tol in de Rijn bij Emmerik in pacht (of als onderpand).
- In 1447 kreeg hij het kerspel Beek als onderpand voor een lening aan de hertog van Kleef (zie hierboven).
- In 1450 kocht hij een huis aan de Veerstraat in Emmerik.
- In 1451 kocht hij een vierde deel van Breedenbroek van de heer van Culemborg.
- In 1456 kocht hij het slot in Didam van Vincent van Meurs. De heerlijkheid Didam was al sinds 1388 Berghs bezit. Aan de tweedeling tussen Bergh en Meurs herinnert het wapen van de voormalige gemeente Didam, dat een combinatie is van de wapens van Bergh en Meurs.
- In 1461 kocht hij de goederen van de heer van Wisch onder Borghees. Hiermee kwam heel het gebied van de Vier Heezen in Berghse handen.
Functies en daden
In 1440 stichtte hij een gasthuis in de Kellenstraat in 's-Heerenberg.
De kerk, in 1399 gebouwd door zijn grootvader Frederik ter vervanging van de kapel van heer Adam I uit 1259, liet hij in de jaren 1446–1447 vergroten.
In of kort voor 1460 benoemde hij Joris van Groenen tot zijn persoonlijk secretaris.
In 1463, kort voor zijn dood, stichtte hij het observantenklooster in de Briemer bij Emmerik, een voorloper van het observantenklooster in Elten.
In 1424 werd hij raadsheer van de hertog Arnold van Gelre. In 1436 sloot hij een verbond met hertog Arnold in de strijd tegen diens zoon Adolf. In 1451 werd hij lid van de regentschapsraad die hertog Arnold verving gedurende diens reis naar het Heilige Land.
Huwelijk en gezin
Heer Willem trouwde op 10 november 1429 met Luitgard (Lutgardis, Locka) van Bentheim, vrouwe van Steinfurt. Zij was een dochter van Everwijn I van Bentheim en Machtelt van Steinfurt. Bij haar huwelijk was zij nog maar negen jaar, zodat het zo'n tien jaar heeft geduurd voor het eerste kind geboren werd. Daarna volgden er nog minstens vijf:
- Machteld, geboren rond 1440. Zij trouwde op 4 februari 1459 met Nicolaas III van Tecklenburg en overleed na 1508.
- Oswald, die zijn vader opvolgde
- Ludolf , die Hedel erfde
- Adam, die geestelijke werd
- Oda, non in Wijk bij Duurstede
- Sophia, non in Wijk bij Duurstede
Daarnaast had heer Willem nog acht buitenechtelijke kinderen.
Al in 1461 heeft heer Willem zijn goederen onder zijn drie zoons verdeeld. Hij overleed op 25 november 1465 op 61-jarige leeftijd en werd in de kerk in 's-Heerenberg begraven. De laatste maanden van zijn leven was hij waarschijnlijk niet meer tot regeren in staat, want al in september 1465 was het zijn zoon Oswald die de documenten van zijn zegel voorzag.
De naam Willem kwam in het geslacht Van den Bergh vaker voor. Klik hier voor een overzicht.
Bronnen
- Het archief van het Huis Bergh, blz. 25–29, 33, 132–133
- Huis Bergh – kasteel-kunst-geschiedenis, blz. 29
- R.W.Tadama in Verslag over het oud grafelijk-Berghse archief te 's-Heerenberg, uitgeverij I.A. Nijhoff, Arnhem (1846), blz. 7–8
- Het Kerspel Beek in de Liemers, blz. 100