Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Groenen, Joris van

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 24 apr 2021 om 13:15 (Familiewapen naar eigen pagina)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Secretaris van de heer van Bergh

Familiewapen Van Groenen

Joris van Groenen, die eerder Joris van Brederode heette, was de stamvader van het vooraanstaande 's-Heerenbergse geslacht Van Groenen. Hij werd in 1435 geboren als natuurlijke zoon van Gijsbrecht van Brederode (14161475), domproost in Utrecht en telg uit een adellijk geslacht dat verwant was aan de graven van Holland. Zijn moeder is onbekend.

Op 11 april 1460 stelde Willem II, heer van Bergh hem aan als zijn gemachtigde in Den Haag. Hij was toen al heer Willems persoonlijk secretaris, zoals blijkt uit het oudste document in het archief van Huis Bergh waarin zijn naam voorkomt. Deze brief van 26 januari 1460 is van de afgevaardigde (de officialis foraneus) van de bisschop van Utrecht in Emmerik, die Van Groenen meedeelde dat de bisschop niet langer toestaat dat in het Land van den Bergh wordt getrouwd zonder voorafgaande kerkelijke afkondiging.

Het is niet bekend wanneer Van Groenen heer Willems persoonlijk secretaris is geworden, maar veel eerder dan de datum van de oudste brief met zijn naam, zal zijn benoeming niet hebben plaatsgevonden. In die tijd speelde zich de eindfase af van de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, een conflict binnen de elite van het graafschap Holland dat al vanaf het midden van de 14e eeuw liep. Van Brederode, zoals Van Groenen toen nog heette, was een Hollander en stond aan de Hoekse kant, maar de Kabeljauwsen kregen de overhand. Als vertegenwoordiger van de heer van Bergh kon hij zich de Hoekse naam Van Brederode niet meer veroorloven en veranderde die in Van Groenen. Hij kreeg naderhand van heer Oswald I toestemming een eigen wapen te voeren.

Documenten in het archief van Huis Bergh

Na zijn benoeming in Den Haag in 1460 duikt van Groenens naam pas veertien jaar later, op 12 december 1474, weer op in het archief van Huis Bergh. Het lijkt er dus op dat hij als gemachtigde van de heer van Bergh lange tijd in Den Haag is geweest – althans niet in Bergh. Merkwaardig is dan wel dat hij al die tijd niet naar Bergh geschreven lijkt te hebben, maar het kan zijn dat het archief op dit punt onvolledig is.

Het archiefstuk van 12 december 1474 is een brief van de secretaris van zijn vader Gijsbrecht van Brederode, die Van Groenen op 24 december als secretaris van heer Oswald I beantwoordde. De brieven gingen over duizend Rijnse gulden die heer Oswald schuldig was aan Van Brederode. Uit latere correspondentie blijkt dat deze schuld in vier termijnen werd afgelost. De eerste termijn werd op 10 augustus 1475 uitbetaald, vijf dagen voor het overlijden van Van Brederode. Hij liet de schuldbrief na aan zijn zoon Joris. Die kreeg op 30 juli 1476 van heer Oswald 250 Rijnse gulden als derde termijn uitbetaald. De laatste en vierde termijn van 262 Rijnse gulden werd echter pas acht jaar later, op 29 juli 1484, uitbetaald. Het document waarin de betaling van de laatste termijn is vastgelegd, is tevens het laatste waarin Joris van Groenen voorkomt.

Van Groenen is in de hele periode van 1474 tot 1484 in de archiefstukken van Huis Bergh te vinden, maar het lijkt erop dat hij in het begin van die periode een tijd in Vlaanderen is geweest. In 1476 was hij in Antwerpen, waar de burgemeesters, schepenen en raad in mei en juli van de jaar bevestigden dat Van Groenen zijn knecht had gemachtigd in zijn naam een geldbedrag te innen. In 1477 verbleef hij in Gent, zoals heer Oswald I op 14 maart vermeldde in een brief aan Pieter van Vertaing, heer van Boxmeer (dat toen nog geen Berghse bezitting was).

In 1482 en 1483 werd Van Groenen meermaals als afgevaardigde van heer Oswald I naar Zutphen is gestuurd om berichten en verslagen te brengen of te halen in verband met overleg dat daar plaatsvond. Het enige onderwerp dat genoemd wordt is een bestand met het hertogdom Kleef. Verder wordt op de inhoud van het overleg niet ingegaan.

Al met al lijken de jaren van 1480 tot 1483 het drukst te zijn geweest voor Van Groenen als persoonlijk secretaris van de heer van Bergh. Waarschijnlijk is hij kort daarna vertrokken. Hij was althans niet in Bergh toen op 29 juli 1484 heer Oswald de laatste termijn van zijn schuld afloste. In het betreffende document, hierboven al genoemd, staat dat een ambtenaar van Ludolf van den Bergh, heer van Hedel, het geld via een tussenpersoon van heer Oswald in ontvangst heeft genomen.

Zijn laatste jaren

In zijn laatste jaren als secretaris van de heer van Bergh heeft Van Groenen ook andere functies uitgeoefend. Van 1479 tot 1481 was hij commandant van Rotterdam en 1481 tot 1482 slotvoogd van Vianen en kastelein (rentmeester) van Batenstein.

In 1482 raakte Van Groenen door toedoen van zijn neef Frans van Brederode als Hoeks officier weer betrokken bij de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Na een plundertocht in de omgeving van Schiedam werd hij door Kabeljauwse troepen gevangengenomen en op donderdag 9 juli 1489 in Delft onthoofd. Zijn hoofd is daarna een tijdlang op een staak gespietst boven de poort van Schoonhoven tentoongesteld.

Zijn kinderen

Van Groenen had negen kinderen bij zijn eerste vrouw. Haar naam is niet bekend:

In 1480 trouwde hij in Middelharnis met Maria Ruigrok van der Werve, vrouwe van Middelharnis. Met haar kreeg hij nog twee zonen:

Opmerking

Het verhaal over Van Groenens activiteiten in dienst van de Hoeksen en zijn dood in Delft komen in diverse bronnen voor onder zijn oorspronkelijke naam Joris van Brederode. Daarbij valt op dat zijn werk in dienst van de heer van Bergh en zijn naamsverandering niet genoemd worden. In sommige bronnen is zijn voornaam Floris. Onder beide voornamen komt hij voor als echtgenoot van van zijn tweede vrouw Maria Ruigrok van de Werve, vrouwe van Middelharnis.

Het feit blijft dat Joris van Groenen en zijn vader Gijsbrecht van Brederode meer dan eens in het archief van Huis Bergh genoemd worden. Over zijn afkomst en zijn werk in dienst van de heer van Bergh kan dus geen twijfel bestaan, maar zijn lotgevallen in dienst van de Hoeksen hebben misschien betrekking op een naamgenoot of op ene Floris van Brederode.

Bronnen