Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Sophia van den Bergh (†1486)

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 6 jun 2022 om 05:54 (Bronnen: cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Sophia van den Bergh was de oudste dochter van Willem II van den Bergh en Luitgard van Bentheim. Zij droeg de naam van haar oma Sophia.

Zij wordt met haar broers en zussen genoemd in een beschrijving van haar vaders gezin in een aldt boecksken uit de tweede helft van de 15e eeuw. Een afschrift hiervan wordt bewaard in het archief van Huis Bergh. Met haar zussen wordt zij als volgt vermeld:

… filie fuerunt Sophia, Mechtildis et Otto. Sophia et Otto sunt virgines deo dicate in diocesi traiectensi in oppido Wyck te Duersteden, in monasterio ordinis Predicatorum. Media nupsit, viro scilicet nobili comiti de Teykelenborch etc., de quo genuit proles etc.
(… de dochters waren Sophia, Mechtildis en Oda. Sophia en Oda zijn aan God gewijde maagden in het bisdom Utrecht in de stad Wijk bij Duurstede, in het Dominicanessenklooster. De middelste is getrouwd met de edele graaf van Teckelenburg enz., van wie een kind geboren is, enz.)

Sophia is in 1457 samen met haar zus Oda als non ("aan God gewijde maagd") ingetreden in het Dominicanessenklooster Sint Maria Magdalena in Wijk bij Duurstede. Zij was daar tot 1486. Waarschijnlijk is zij in dat jaar overleden, maar het kan ook zijn dat zij toen is uitgetreden. Haar vader had in 1434 rechten verworven in dit klooster door een overeenkomst met de Hollandse edelman Jacob van Gaasbeek. Het klooster was in 1399 als het eerste Dominicanessenklooster in de Noordelijke Nederlanden gesticht.

Haar vader en later haar broer Oswald betaalden het klooster een jaargeld voor haar levensonderhoud en dat van haar zus. Dit werd genomen uit de inkomsten van de Berghse goederen in de heerlijkheid Bylandt. Van de (vermoedelijk) eerste betaling bewaart het archief van Huis Bergh een kwitantie, gedateerd 24 april 1456. Hierin bevestigt priores Maria van Limbeek dat zij van heer Willem II tachtig Rijnse guldens heeft ontvangen. In plaats van het gebruikelijke geldbedrag liet heer Oswald I in 1484 een lading tarwe (68 molder en 1 schepel weit) naar Arnhem vervoeren. De rentmeester van het klooster verkocht de tarwe namens de priorin aan de tolgaarder in Rhenen.

In november 1485 schreven Sophia en Oda samen een brief aan hun schoonzus Elisabeth van Meurs met het verzoek vijftig gulden voor een jaarmarkt te mogen lenen. Ook vroegen zij hoe met het hun zus Mechtildis ging, en hoe Elisabeths jongste dochter heette. Hiermee doelden zij op Walburg van den Bergh.

Bronnen