Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Damman Crusius, Sebastianus

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Sebastianus Damman Crusius was van 1667 tot 1680 predikant in 's-Heerenberg.

Damman Crusius werd in 1641 in Zutphen geboren. Zijn benoeming tot predikant in 's-Heerenberg ging met soortgelijke moeilijkheden gepaard als die bij zijn voorganger Ab Englisch. De classis is Zutphen wilde Damman Crusius hebben, maar de graaf, inmiddels Oswald III, en zijn moeder wilden weer gebruikmaken van hun collatierecht en steunden de benoeming van Wilhelmus Wachtendorp. Deze was pas afgestudeerd met een beurs van een van de Berghse vicarieën. De classis ging zo ver een proces aan te spannen bij het Hof van Gelre in Arnhem – en won. Het Hof oordeelde dat de protestanten hun predikant zelf mochten kiezen. Dit was de laatste keer dat de graven van Bergh bij de benoeming van een predikant gebruik hebben willen maken van hun collatierecht. Naderhand is het nog wel lang het gebruik geweest dat nieuwe predikanten de graaf om instemming met hun benoeming vroegen, maar dat had meer te maken met de positie van de kleine protestante gemeenschap in het overwegend katholieke Bergh.

Net als zijn voorganger streed Damman Crusius zonder succes tegen het katholicisme. Een van zijn ergernissen waren de katholieke volksgebruiken, zoals carnaval, vogelschieten en ganstrekken, waaraan zelfs de protestante leden van het stadsbestuur meededen. Het toppunt was wel de de gravin die in Stokkum carnaval had gevierd. Op elke kerkvergadering kwamen de Roomse priesters en monniken ter sprake die, tegen het verbod, onbeschaamd de stad in- en uitiepen in hun habijten en kerkgewaden. Zij deden dienst op het kasteel, waar een kerkzaal was ingericht. Het stadbestuur zei daar niets tegen te kunnen doen, omdat het kasteel buiten zijn jurisdictie viel. De katholieken uit 's-Heerenberg en omgeving gingen zodoende op het kasteel naar de mis. Op weg daarnaartoe kwam het vaak tot scheldpartijen tussen katholieken en protestanten.

Met steun van een raadsheer van het Hof van Gelre kon Damman Crusius wel bereiken dat mensen die niets op het kasteel te maken hadden, daar niet meer mochten komen. Dit gold ook voor geestelijken, tenzij zij toestemming van de burgemeester hadden. Veel heeft dit niet uitgemaakt, want na verloop van tijd gingen veel katholieken toch weer op het kasteel naar de mis. Het idee van Damman Crusius dat ze maar in Emmerik, Elten of Wehl naar de kerk moesten gaan, veranderde daar niets aan. Weliswaar kregen zestien katholieken een boete van 25 gulden, omdat zij – met vele anderen – op 2 februari 1668 (Maria Lichtmis) op het kasteel waren geweest, maar dat liep op niets uit. Een paar weken later kregen zij uitstel van betaling en daarna hebben zij er niets meer van gehoord.

De problemen werden deels veroorzaakt doordat de protestanten nog de oude Juliaanse kalender volgden, terwijl de katholieken al waren overgegaan op de Gregoriaanse kalender. Zodoende was de protestantse zondag 22 december 1667 al nieuwjaarsdag 1668 bij de katholieken. Op de bevroren slotgracht om Huis Bergh was de 's-Heerenbergse jeugd die middag luidruchtig aan het schaatsen, gadegeslagen door de oude gravin en haar hofdames, die uit de vensters van het kasteel koek en noten naar de joelende kinderen gooiden. Al dat lawaai verstoorde de kerkdienst danig.

Twee dagen later, op kerstavond toen het voor de katholieken al 3 januari was, verbood het stadsbestuur Damman Crusius de kerkklokken te luiden, zogenaamd omdat de oude gravin ziek was. Toen hij de klokken op kerstochtend door een misverstand vroeger luidde dan afgesproken, mochten ze ook na de middagdienst niet meer geluid worden. De reden was nog steeds dat de gravin ziek was. Twee soldaten van het garnizoen in Emmerik lapten dit verbod aan hun laars en luidden de klokken toch. Uiteindelijk werden zij onder bedreiging met vuurwapens gedwongen te stoppen en opgesloten in de kerker van het kasteel.

Van dit incident heeft Damman Crusius een verslag gestuurd naar het Hof van Gelre, wat uiteindelijk heeft geleid tot het hierboven vermelde verbod voor onbevoegden om op het kasteel te komen. Maar uiteindelijk heeft ook dit de Berghse bevolking er niet toe gebracht protestants te worden.

Damman Crusius was zijn gemeente minder trouw dan hij had kunnen zijn. In 1672 – het Rampjaar – trok de Franse koning Lodewijk XIV langs de Rijn op naar ons land. Toen op 8 juni Emmerik viel, vluchtte Daman Crusius naar Zutphen. Zeven weken later keerde hij terug en moest, net als dominee Caatman in Zeddam zijn kerk overdragen aan de katholieken. Daarop is hij naar Holland gevlucht, dat de Fransen dankzij de Hollandse Waterlinie niet hadden kunnen bezetten. Twee jaar bleef de dominee weg, tot de Fransen zich weer uit ons land hadden teruggetrokken. Met hun vertrek kregen de protestanten hun kerken terug, zodat Damman Crusius op 19 juli 1674 voor het eerst weer in zijn eigen kerk kon preken.

In zijn ambtstijd kwam de huuropbrengst van de Hondehut in de dode hand (werd onvervreemdbaar) en vormde een onderdeel van het traktement van de schoolmeester.

In 1680 werd hij predikant in Zutphen. Zijn opvolger in 's-Heerenberg was dominee Mattheus. Kort na aankomst in Zutphen ontving hij een aanbod van de hogeschool in Franeker om daar hoogleraar Oosterse talen [bedoeld wordt Hebreeuws] te worden. Hij sloeg dit aanbod af. Bij dat besluit heeft zijn gezondheid waarschijnlijk een rol gespeel, want nog in hetzelfde jaar overleed hij.

Bronnen

  • Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 211-215, 218-219, 221, 233
  • Zutphensch Classicael Register door E.W. Verbeek, predikant te Warnsveld, uitgegeven omstreeks 1775 door A.J. van Hoorn, boekverkoper te Zutphen, deel 2, blz. 2, 8, 23, 28
  • Frieslands Hoogeschool en het Rijks Atheneum te Franeker, mr. W.B.S. Boeles, tweede deel, eerste helft, Leeuwarden (1897), blz. 288