Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Sint Janscompagnie 's-Heerenberg: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
(Revisie)
k (Toespraak door John Thoben in de hal van Huis Bergh: interne links)
Regel 69: Regel 69:
 
De gilden zijn zo oud als de buurschappen zelf. En van die buurschappen is het ontstaan heel moeilijk te dateren. Bij gebrek aan gegevens gaan wij hierbij vroeg of laat de mist in.
 
De gilden zijn zo oud als de buurschappen zelf. En van die buurschappen is het ontstaan heel moeilijk te dateren. Bij gebrek aan gegevens gaan wij hierbij vroeg of laat de mist in.
  
Ook de buurschap die wij nu ’s-Heerenberg noemen,had zijn gilde. En interessant is dat wij het ontstaan van het ’s-Heerenbergse gilde wél nauwkeurig kunnen dateren. Zoals u in het [[Gasthuis|Gasthuisboek]] kunt nalezen, ontstond ’s-Heerenberg in 1240, toen heer Hendrik van den Bergh zijn burcht op Montferland verliet en op de plek waar wij ons nu bevinden, op de plek waar Huis Berg staat, zijn ronde donjon of woontoren bouwde. De buurtbewoners die al bezig waren hun dorp te stichten op de Brink (die lag aan de huidige Oude Doetinchemseweg tegenover het kerkhof), lieten hun hutten daar in de steek om als de bliksem in de buurt van Hendriks woontoren te gaan wonen. Daar zouden zij vast veel beter aan de kost kunnen komen. Zij groeven zich op willekeurige plaatsen in de nabijheid van Hendriks toren een vierkant gat in de grond, palen in de hoeken, strooien dak erop en klaar was kees. In een later stadium werd zo’n woonkuil voorzien van muren en een tongewelf, waar een huis bovenop werd gebouwd. Verschillende van die oorspronkelijke woonkuilen zijn heden ten dage nog aan te wijzen in de stad. Zij laten duidelijk zien dat zij dateren uit de tijd dat een stratenpatroon in de buurschap ontbrak.
+
Ook de buurschap die wij nu ’s-Heerenberg noemen,had zijn gilde. En interessant is dat wij het ontstaan van het ’s-Heerenbergse gilde wél nauwkeurig kunnen dateren. Zoals u in het [[Gasthuis|Gasthuisboek]] kunt nalezen, ontstond ’s-Heerenberg in 1240, toen heer Hendrik van den Bergh zijn burcht op Montferland verliet en op de plek waar wij ons nu bevinden, op de plek waar Huis Berg staat, zijn ronde donjon of woontoren bouwde. De buurtbewoners die al bezig waren hun dorp te stichten op de Brink (die lag aan de huidige [[Oude Doetinchemseweg 's-Heerenberg|Oude Doetinchemseweg]] tegenover [[Algemene Begraafplaats 's-Heerenberg|het kerkhof]]), lieten hun hutten daar in de steek om als de bliksem in de buurt van Hendriks woontoren te gaan wonen. Daar zouden zij vast veel beter aan de kost kunnen komen. Zij groeven zich op willekeurige plaatsen in de nabijheid van Hendriks toren een vierkant gat in de grond, palen in de hoeken, strooien dak erop en klaar was kees. In een later stadium werd zo’n woonkuil voorzien van muren en een tongewelf, waar een huis bovenop werd gebouwd. Verschillende van die oorspronkelijke woonkuilen zijn heden ten dage nog aan te wijzen in de stad. Zij laten duidelijk zien dat zij dateren uit de tijd dat een stratenpatroon in de buurschap ontbrak.
  
 
De schutten van het eerste gilde van deze buurschap hanteerden de kruisboog als wapen. Dat was in de tijd vóór de uitvinding van het buskruit. Lange tijd werd Berthold de Zwarte voor de uitvinder van het buskruit aangezien. Hij was een Bernhardijner of Franciscaner monnik in Freiburg im Breisgau die leefde in de tweede helft van de 14de eeuw (dus tussen 1350 en 1400). Bij nader onderzoek is ontdekt dat reeds in 1326 vuurwapens werden gebruikt. Berthold heeft het buskruit dus niet uitgevonden, maar de toepassing ervan zó sterk verbeterd dat de Sterke Arm en de Heren van het Gerecht de schrik om het hart sloeg: zij veroordeelden hem in 1388 tot de strop.
 
De schutten van het eerste gilde van deze buurschap hanteerden de kruisboog als wapen. Dat was in de tijd vóór de uitvinding van het buskruit. Lange tijd werd Berthold de Zwarte voor de uitvinder van het buskruit aangezien. Hij was een Bernhardijner of Franciscaner monnik in Freiburg im Breisgau die leefde in de tweede helft van de 14de eeuw (dus tussen 1350 en 1400). Bij nader onderzoek is ontdekt dat reeds in 1326 vuurwapens werden gebruikt. Berthold heeft het buskruit dus niet uitgevonden, maar de toepassing ervan zó sterk verbeterd dat de Sterke Arm en de Heren van het Gerecht de schrik om het hart sloeg: zij veroordeelden hem in 1388 tot de strop.
Regel 95: Regel 95:
  
 
Het is een goede zaak dat zij nu zijn opgeknapt en in hun oorspronkelijke glorie zijn hersteld om voor ons en voor ons nageslacht getuigenis af te leggen van de roemruchte geschiedenis van de Sint-Janscompagnie en van Jan Baptist van den Bergh wiens naam er onverbrekelijk mee is verbonden.
 
Het is een goede zaak dat zij nu zijn opgeknapt en in hun oorspronkelijke glorie zijn hersteld om voor ons en voor ons nageslacht getuigenis af te leggen van de roemruchte geschiedenis van de Sint-Janscompagnie en van Jan Baptist van den Bergh wiens naam er onverbrekelijk mee is verbonden.
 
  
 
== Bronnen ==
 
== Bronnen ==

Versie van 26 jan 2021 om 11:05

Sint Janscompagnie

De zijden vlag beschilderd met St. Jan in medaillon op een schuinkruis en het jaartal 1883

De Sint Janscompagnie is opgericht naar aanleiding van de geboorte Johan Baptist van Hohenzollern-Bergh op 24 juni 1728, Sint Jansdag.

Onder de hoede van het Sint Antoniusgilde is in 1731 op de derde verjaardag van graaf Johan Baptist de jonggezellencompgnie gesticht, waarbij hem met instemming van zijn voogden het beschermheerschap werd op gedragen en tevens de functie van kapitein werd gegeven.

Het doel, zo werd bij de op richting van de compagnie gezegd, was bij publieke feesten met muziek door de stad te trekken om dan samen met elkaar feest te vieren. De leden van de jonggezellencompagnie waren onder de achttien en konden pas hierna lid worden van Sint Antoniusgilde. In 1859 nam na een reorganistie het Sint Antoniusgilde ede taken over.

De heer A. Jolles (zie bronnen) schreef in 1931 verder nog dit van de Sint Janscompagnie.

Tegenwoordige toestand.
Het einde van een jonggezellencompagnie die niets andes nastreefd dan enig onbetekend vermaak, is in onze dagen te voorzien. Zo ging Sint Jan ten onder bij gebrek aan sympathie

Conclusie: Het is jammer dat het Sint Antoniusgilde de jonggezellen niet onder haar hoede heeft gehouden zoals afgesproken, ze hadden n.l. het recht om het gehele bestuur van de Sint Janscompagnie over te nemen, anders had deze misschien nu nog voortbestaan.

Overdracht van de vlaggen

De Sint Janscompagnie had verschillende bezittingen waaronder twee vlaggen, die door de heer G.W. Schuurman, café- en zaalhouder te 's-Heerenberg, achtergehouden werden omdat de jonggezellen een teerschuld hadden: ze konden hun consumpties uit 1913 niet betalen. Deze schuld is nooit betaald.

Een aantal maanden voor de dood van de heer A.H.W. Schuurman, de zoon en opvolger van G.W. Schuurman, hebben de vlaggen het daglicht weer gezien. Hij heeft de vlaggen doorgegeven aan een van zijn zonen, Benny, die door tussenkomst met de heer en mevrouw van Heek, voormalige bewoners van Huis Bergh, de heer J. Trijsburg, directeur van het G.O.C te Zutphen en drs. Kutsch Loyenga Rietberg, conservator van de Stichting Huis Bergh, de vlaggen heeft overgedragen aan het Huis Bergh.

Op maandagmiddag 2 december 2002 was er een bezichtiging van de geconserveerde vlaggen-vaandels met een high tea voor de genodigden op het Huis Bergh.

De aanwezigen waren: de wethouders F. Wissink en J. van Halteren, het bestuur van de Stichting Berghs Belang en de Stichting het Gasthuis, de heer G. Bosch en mevrouw R. Verhoef, G.O.C. mevrouw A.Siebert en mevrouw Verdegaal-Hoefhamer, de heer J.H.A. van Heek en mevrouw Irmela van Heek-Töwe de heer Benny Schuurman, mevrouw Schuurman- Altenrath, de heer Rick Schuurman, het bestuur van de [[[Heemkundekring Bergh]], de heer en mevrouw J. Thoben, mevrouw N. Berndsen, het bestuur van de broederschap Sint Antoniusgilde (de heren A v.d. Bosch, F. Hesseling en B. Meuleman), mevrouw Kutsch-Loyenga en mevrouw Diane Visser, het bestuur Huis Bergh (de heer L. van Nispen, de heer Goderd van Heek en mevrouw Jacqueline Wissink).

In De Gelderlander van 8 maart 2003 zijn deze vlaggen nog onder de aandacht gebracht!! Zie archief Schuttersnet.

Fotogalerij

Correspondentie betreffende de overdracht

Foto's van de overdracht

De drie vlaggen

Er zijn drie vlaggen met de nagenoeg de zelfde afbeeldingen. De vaandels/vlaggen zijn geschonken door de vorst van Hohenzollern Sigmaringen. Deze was tevens de beschermheer van deze drie verenigingen. Dr. Jan Herman van Heek kocht het Huis Bergh en haar bezittingen in 1912 van Willem van Hohenzollern, zodat het vaandel uit 1911 van de Sint Janscompagnie een van de laatste schenkingen vanuit Sigmaringen zal zijn geweest. Voor uitleg over de wapens op de vlaggen, zie de pagina wapen van Hohenzollern.

Overige illustraties

Toespraak door John Thoben in de hal van Huis Bergh

J. Thoben

Geachte aanwezigen.

Diane Visser heeft mij gevraagd bij deze plechtige "herdoop" van de herstelde en geconserveerde vaandels van de voormalige Sint-Janscompagnie een historisch praatje te houden. Ik doe dat graag, omdat - zoals u allen weet - de geschiedenis mij heel na aan het hart ligt.

Ik zou natuurlijk een uitgebreid verhaal kunnen vertellen over de Berghse gilden in het algemeen. U weet allen dat wij hier in Bergh nog vijf gilden hebben die kunnen bogen op een eeuwenoude traditie: zij stammen uit de middeleeuwen: Beek heeft zijn Sint-Jansgilde, Braamt zijn Sint-Jorisgilde, ’s-Heerenberg zijn Sint Antoniusgilde, Netterden (dat vanouds ook bij Bergh hoorde) zijn Sint-Walburgisgilde en Zeddam zijn Sint-Oswaldusgilde. Zij zijn rond 1370 gekerstend, d.w.z. toen kregen zij hun patroonheilige. Maar de gilden zijn veel ouder. Iedere buurschap had een gilde, want het gilde is van oorsprong de buurschaporganisatie die zorg droeg voor recht en orde binnen die buurschap en voor verdediging van zijn rechten tegen andere buurschappen en vijanden buiten de buurschap. De gilden zijn zo oud als de buurschappen zelf. En van die buurschappen is het ontstaan heel moeilijk te dateren. Bij gebrek aan gegevens gaan wij hierbij vroeg of laat de mist in.

Ook de buurschap die wij nu ’s-Heerenberg noemen,had zijn gilde. En interessant is dat wij het ontstaan van het ’s-Heerenbergse gilde wél nauwkeurig kunnen dateren. Zoals u in het Gasthuisboek kunt nalezen, ontstond ’s-Heerenberg in 1240, toen heer Hendrik van den Bergh zijn burcht op Montferland verliet en op de plek waar wij ons nu bevinden, op de plek waar Huis Berg staat, zijn ronde donjon of woontoren bouwde. De buurtbewoners die al bezig waren hun dorp te stichten op de Brink (die lag aan de huidige Oude Doetinchemseweg tegenover het kerkhof), lieten hun hutten daar in de steek om als de bliksem in de buurt van Hendriks woontoren te gaan wonen. Daar zouden zij vast veel beter aan de kost kunnen komen. Zij groeven zich op willekeurige plaatsen in de nabijheid van Hendriks toren een vierkant gat in de grond, palen in de hoeken, strooien dak erop en klaar was kees. In een later stadium werd zo’n woonkuil voorzien van muren en een tongewelf, waar een huis bovenop werd gebouwd. Verschillende van die oorspronkelijke woonkuilen zijn heden ten dage nog aan te wijzen in de stad. Zij laten duidelijk zien dat zij dateren uit de tijd dat een stratenpatroon in de buurschap ontbrak.

De schutten van het eerste gilde van deze buurschap hanteerden de kruisboog als wapen. Dat was in de tijd vóór de uitvinding van het buskruit. Lange tijd werd Berthold de Zwarte voor de uitvinder van het buskruit aangezien. Hij was een Bernhardijner of Franciscaner monnik in Freiburg im Breisgau die leefde in de tweede helft van de 14de eeuw (dus tussen 1350 en 1400). Bij nader onderzoek is ontdekt dat reeds in 1326 vuurwapens werden gebruikt. Berthold heeft het buskruit dus niet uitgevonden, maar de toepassing ervan zó sterk verbeterd dat de Sterke Arm en de Heren van het Gerecht de schrik om het hart sloeg: zij veroordeelden hem in 1388 tot de strop. Naast het kruisbooggilde moet al kort na de uitvinding van het buskruit (na 1326 dus) in ’s-Heerenberg ook een gilde van haakbusschutters zijn opgericht. Misschien heeft een stelletje vooruitstrevende gildebroeders van het kruisbooggilde zich afgescheiden, omdat zij liever met de moderne haakbus schoten. Ik stel mij voordat beide gilden, evenals alle Berghse gilden, rond 1370 werden gekerstend: de kruisboogschutters kozen Sint-Sebastiaan tot schutspatroon, net als overal elders; de haakbusschutters kozen Sint-Antonius, net als overal elders. Beide gilden hadden een eigen altaar in de Sint-Pancratius (thans de Hervormde kerk bij het kasteel) en de taken werden verdeeld: voor de verdediging kregen de Sebastianusschutten de westelijke wal van de stad toegewezen (die er nu nog ligt: aan de kant van het kasteel) en de Antoniusschutten de oostelijke wal (die ooit lag aan de kant van het stadsplein en die werd afgegraven).

Onder supervisie van het al eeuwen oude Sint-Antoniusgilde werd op 24 juni 1731, de derde verjaardag van graaf Jan Baptist van Hohenzollern, de Sint-Janscompagnie opgericht. Het was een jonggezellencompagnie onder beschermheerschap van graaf Jan Baptist, die zelf tevens als kapitein fungeerde. Het feitelijke bevel droeg hij over aan een vicekapitein. Oorspronkelijk schoten de Sint-Jans-schutten - precies zoals de gildebroeders van het Antoniusgilde - naar de vogel, waarop het gildebier volgde. Op den duur lieten de jongelui het vogelschieten maar weg om meteen met feestvieren te beginnen. Zij organiseerden optochten en brachten "eerbewijzen", d.w.z. voor hoge heren-met-geld defileerden zij en richtten triomfbogen op bij huwelijken en andere feesten. De bedoeling was dat die rijkaards in de buidel zouden tasten om de jongelui te tracteren en geld af te schuiven. De Sint-Janscompagnie werd dus eigenlijk zuiver een club van feestneuzen. Tijdens het gildefeest werd tussen twee bomen buiten de stad een touw gespannen waaraan een levende gans werd gehangen. De jonggezellen moesten hier onderdoor rijden en proberen de gans de kop af te trekken. Het ganstrekken was een wreed bedrijf, waartegen de huidige Dierenbescherming vast furieus geageerd zou hebben. Ook werden bij de burgerij geld en metworsten ingezameld die overvloedig met foezel werden begoten en in uitbundig feestgedruis werden geconsumeerd. Zo’n roekeloos gedrag wierp de schaduw van de ondergang reeds ver vooruit!

Het Sint-Antoniusgilde, in wiens kielzog de Sint-Janscompagnie opereerde, vierde vanouds het gildefeest in het stadhuis, maar toen dit gebeuren ontaardde in vernielingen en een grote smeerboel in het voornaamste huis van de stad, werden de gildebroeders en de jonggezellen er buiten gezet. Er werd een tent aangeschaft die in de kelder van het raadhuis mocht worden bewaard en die ieder jaar op de Markt werd opgetrokken.

In 1858 gingen stemmen op om een eigen vast gebouw te stichten, maar er was geen geld. Het bleef een droom over een eigen home. Pas in 1896 kon die droom verwerkelijkt worden: onder een borgtocht van burgemeester J.N. baron van Hugenpoth tot Aerdt werd geld geleend, waarmee de schuur van de weduwe van gemeenteontvanger Thuis kon worden aangekocht. Hij stond aan de stadswal bij de plek waar vroeger de Molenpoort had gestaan. Gemeentearchitect Johan Venhoven maakte de plannen voor het nieuwe feestgebouw waarvan wij vandaag de dag nog steeds de best wel geslaagde façade en het voorhuis kunnen bekijken: bij Grand Café de Snor.

In augustus 1897 is het feestgebouw gereed en kunnen er op 15 augustus het gouden priesterfeest van pastoor Nales en op 31 augustus het Koninginnefeest van kroonprinses Wilhelmina worden gevierd. Het is echter allemaal schone schijn, want financieel is de zaak lang niet rond. Ook een extra verplichte jaarlijkse bijdrage van de leden à 50 cent en de verkoop van de zilveren gildeketting met borstschild kunnen geen redding brengen. Tot overmaat van ramp sterft in 1906 burgemeester van Hugenpoth en vervalt dus zijn borgtocht. Redder in de nood wordt Theo Thuis, priesterstudent aan het seminarie Rijsenburg. Na het overlijden van zijn moeder (die de schuur tien jaar geleden aan het gilde had verkocht), ook in 1906, zit hij klaarblijkelijk goed in de slappe was. Hij lost alle leningen van het gilde af en verstrekt 4500 gulden hypotheek op het vastgoed (1907).

De woning vóór de feestzaal aan de Molenstraat was in 1897 verhuurd aan Jan Noestheden die ook de tap bediende. Als de familie Noestheden in 1903 naar Arnhem vertrekt, wordt hij opgevolgd door Frans Bernards en Hanne Derksen, de dochter van zoeaaf Hent Derksen; zij zijn in 1893 getrouwd. Frans sterft in 1907 en in 1909 hertrouwt Hanne Derksen met Gerrit Schuurman, de man met de opvallende snor en vader van de ons welbekende Willem en Teun Schuurman en grootvader van Marcel Schuurman die nog steeds kastelein is op het oude gildegebouw, café "De Snor".

Wij kunnen dus de voormalige gildetent gaan bekijken. Het voorhuis staat er nog, maar de zaal, die naderhand tot Familie-Bioscoop werd ingericht, is door nieuwbouw vervangen. Wat gebeurt er namelijk?

Ook na de grootmoedige reddingspoging van de eerwaarde heer Theo Thuis van 1907 gaat het met de financiën van het Antoniusgilde niet goed. Het heeft niets meer te verkopen: de zilveren gildeketting is verkocht (die is uiteindelijk beland in het Rijksmuseum in Amsterdam) en het borstschild ook (dat is gelukkig via een omweg hier in Huis Bergh terechtgekomen). De zilveren gildebeker willen de gildebroeders niet verkopen, niet voor goud niet!

Om kort te gaan: In 1914 gaat de Sint-Janscompagnie ter zielen, gebukt onder een zware schuldenlast. De doortastende Hanne Derksen die de scepter zwaait in de gildetent, neemt de twee vaandels van de compagnie in onderpand. En een jaar later, op 08-05-1915, verkoopt het Antoniusgilde het hele feestgebouw aan Gerrit en Hanne Schuurman.

Er heeft zich nooit iemand aangediend om de pandschap van de vaandels van de Sint-Janscompagnie te lossen. Zij zijn gelukkig voor de tand destijds gespaard door Anton Schuurman die op zijn beurt de vaandels aan zijn zoon Benny gaf, die er voor zorgde dat de vaandels op de goede plaats terecht zijn gekomen nl. Het Huis Bergh. Wij kunnen dus zeggen dat wij met deze vaandels de laatste bewijsstukken in handen hebben van de schuldenpoel, waarin de louter feestvierende Sint-Janscompagnie is ondergegaan.

Het is een goede zaak dat zij nu zijn opgeknapt en in hun oorspronkelijke glorie zijn hersteld om voor ons en voor ons nageslacht getuigenis af te leggen van de roemruchte geschiedenis van de Sint-Janscompagnie en van Jan Baptist van den Bergh wiens naam er onverbrekelijk mee is verbonden.

Bronnen

  • Archief Benny Schuurman (B.C.J.A)
  • J.A.Jolles, De Schuttersgilden en schutterijen van Gelderland in: Bijdragen en Meededelingen der Vereeniging "GELRE", deel XXXIV (1931), blz. 29-31, op Delpher]
  • Het Huis Bergh door Mr. A.P van Schiffgaarde 1950.
  • Gilden en Schutterijen in de graafschap Bergh door A.G.van Dalen 1971.
  • Genealogisches HDB des Adels Fürstenhäuser Vlll Limburg 1968.
  • Schloss Sigmaringen
  • Broederschap Sint Antonius.
  • De heer J.H.A.van Heek en mevrouw I.E.L.C van Heek Töwe.
  • Mevrouw Josine Verdegaal-Hoefhamer, Restauratrice van antiek textiel.
  • De vaandels van de Sint-Janscompagnie, Thuys
  • Toespraak John Thoben op Huis Bergh 09-12-2002

Externe links