Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Zwaab, Meijer Barend

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 18 sep 2021 om 07:54 (Van Groenlo via Amsterdam naar 's-Heerenberg: 40-jarig jubileum)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Van Groenlo via Amsterdam naar 's-Heerenberg

Meijer Barend Zwaab werd op 4 juni 1848 geboren in Groenlo als zoon van Barend Meijer Zwaab en Johanna (Hanne) Straus. Als woonplaats van zijn ouders vermeldt de Groenlose geboorteakte Amsterdam en als beider beroep (ook dat van zijn moeder) pettenmaker. Hun namen komen niet voor in het Groenlose bevolkingsregister en in andere akten staat zijn vader te boek als koopman. Meijer is dus geboren tijdens een kort verblijf van zijn ouders in Groenlo. Van 1851 tot 1853 stonden zij in het Amsterdamse bevolkingsregister ingeschreven op het adres Nieuwe Kerkstraat 25, waarbij als Meijers geboorteplaats vermeld werd Groenlo, Overijssel.

In 1853 vestigden Meijers ouders zich met hun kinderen in 's-Heerenberg. Ook daar kwam toen als Meijers geboorteplaats in het bevolkingsregister te staan Groenlo, Overijssel. Blijkbaar heeft de gemeenteambtenaar voetstoots van Meijers vader aangenomen dat er in Overijssel ook een Groenlo ligt. Pas in 1860 werd deze fout hersteld.

Meijer groeide op in 's-Heerenberg en trouwde daar op 24 juli 1872. Hij was toen 25 jaar. Zijn vrouw, de veertien jaar oudere Grietje Liefman, was op 19 november 1833 geboren in Doetinchem als dochter van Judik Liefman. Zij had een jongere zus, Johanna, die een jaar eerder met Meijer Barends broer Joseph Barend was getrouwd. Uit Meijers huwelijk werd op 11 februari 1873 een zoon geboren, Barend genaamd, maar die overleed nog geen half jaar later op 10 juli.

Uit het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 1 april 1910

Al in 1910 vierde hij zijn veertigjarig huwelijksfeest, twee jaar te vroeg. Althans heeft hij in maart van dat jaar als voorzitter van de Joodse Gemeente een geschenk aangeboden aan de synagoge. Dit bestond uit een parochet (in het bericht hiernaast gespeld als porouches), vier thoramanteltjes en sjoelchankleedjes. Het parochet is het gordijn voor de heilige ark, de kast waarin de Thorarollen bewaard worden. Een thoramantel is een stoffen omhulsel van een Thorarol. Een sjoelchankleed is een kleed dat over de Sjoelchan Aroech wordt gelegd, het belangrijkste Joodse wetboek.

Grietje overleed op 14 januari 1919, 85 jaar oud. Hoewel hij toen al 71 jaar was, hertrouwde Meijer op 7 augustus van dat jaar in 's-Heerenberg met de 31-jarige Hinda Moskovitsch, dochter van Jacques Moskovitsch en Marie Helena Hörsch. Zij was op 10 januari 1888 geboren in Będzin (in het Jiddisch Bendin) in het deel van het huidige Polen dat toen bij het Russische keizerrijk hoorde. Hinda was weduwe en bracht uit haar eerste huwelijk een 5-jarige dochter mee – Johanna Spielmann, geboren op 27 oktober 1913 in Arnhem. Haar eerste man Gustave Spielmann was op 20 januari 1918 op 59-jarige leeftijd overleden in Arnhem. Hij was net als Hinda afkomstig uit Rusland. Al op 2 juli 1919, een maand voor haar (en Meijers) tweede huwelijk, was Hinda met haar dochter bij Meijer in 's-Heerenberg komen wonen.

Tussen 1885 en 1904 hebben met onderbrekingen twee neven bij hem gewoond; Isaac Abraham en Moritz Moses Zwaab. Dit waren (hoogstwaarschijnlijk) zonen van zijn broer Abraham. Beide neven zijn in de Tweede Wereldoorlog omgekomen in de Holocaust.

Handelaar in huiden, vellen en lompen

In 1899 woonde Meijer met zijn gezin in het Villersgengske. Op vrijdag 13 januari van dat jaar ontstond er brand in zijn huis, maar door snel ingrijpen van de brandweer bleef de schade beperkt. Zijn woning in het Villersgengske kan verband houden met zijn beroep, handelaar in huiden, vellen en lompen, al lijkt het er niet op dat Meijer zelf vilde. De huiden en vellen waar hij in handelde waren van konijnen en hazen.

Dat blijkt uit een affaire die begon op 27 november 1929, toen Meijer bij B&W van Bergh een verzoek indiende voor het mogen inrichten van een opslagplaats van huiden, vellen en lompen in zijn huis op de hoek van de Kellenstraat en het Gasthuisplein. Op 20 januari 1930 weigerden B&W deze vergunning, omdat de huiden stank zouden verspreiden en ongedierte aantrekken. Daarmee zou de opslagplaats in de dichtbebouwde buurt niet alleen overlast veroorzaken, maar zelfs een gevaar voor de volksgezondheid zijn.

Terecht was Meijer verbaasd over deze weigering. Hij was 82 jaar en zat al zestig jaar in het vak – hij wist dus waar hij het over had. Daarom tekende hij op 3 februari niet alleen bezwaar aan tegen de praktische bezwaren die B&W tegen de opslagplaats hadden aangevoerd, maar wees er ook op dat hij als 82-jarige van zijn handel afhankelijk was voor zijn eigen levensonderhoud en dat van zijn gezin. Het mocht niet baten, B&W bleven bij hun besluit.

Daarop stuurde Meijer op 11 februari 1930 een brief aan koningin Wilhelmina. Bij haar ging hij in beroep tegen het besluit van B&W, maar opnieuw tevergeefs. Acht maanden later, op 24 oktober, werd hem bij Koninklijk Besluit de vergunning opnieuw geweigerd. De reden voor de weigering is ontnuchterend: Meijer had de termijn om in beroep te gaan overschreden. Na het oorspronkelijke besluit van B&W van 20 januari had hij zijn beroep binnen veertien dagen bij de koningin moeten indienen. In plaats daarvan had hij tijd verloren door eerst bij B&W zijn beklag te doen. Hoe dan ook, Meijer heeft de vergunning niet gekregen, maar het is niet bekend hoe hij verder in zijn levensonderhoud heeft voorzien.

Uit De Graafschapbode van 14 januari 1899
Uit De Graafschapbode van 18 november 1930
Uit De Graafschapbode van 3 juni 1936

Overleden als onderduiker

In de Tweede Wereldoorlog, waarschijnlijk eind 1942, is Meijer met zijn vrouw ondergedoken op de boerderij Klein Heusinkveld van de familie Pennings in Varsseveld. Daar zaten ook zijn stiefdochter Johanna Spielmann en haar man, de varkenshandelaar Abraham Berlijn uit Doetinchem. De burgemeester van Bergh heeft op grond van de toen geldende verordeningen om opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Meijer en zijn vrouw verzocht. Het is er niet van gekomen – de onderduikers werden niet ontdekt en zijn niet verraden.

Op zijn onderduikadres is Meijer vroeg in de nacht van 18 februari 1944 overleden. Hij was 95 jaar oud. Een huisarts heeft nog de dood vastgesteld, waarna schoonzoon Berlijn het dode lichaam op de schouders heeft genomen en van de schuilplaats naar een slaapkamer gedragen. Daar kreeg Meijer volgens joods gebruik de doodskleren aan, de tagriegien. Dit witlinnen gewaad had hij bij het vertrek naar zijn onderduikadres meegenomen, waarna ze bij Pennings in de linnenkast hadden gelegen.

Nog diezelfde nacht werd Meijer in een kist gelegd, waarna zijn vrouw en zijn stiefdochter en haar man hem tot aan de buitendeur begeleidden. Uit veiligheidsoverwegingen blijven zij binnen terwijl anderen Meijer in de wei begroeven. De volgende ochtend zag Johanna Spielmann in de spiegel dat haar gitzwarte haar helemaal grijs was geworden.

Meijers dood werd op 8 juni 1945 in de gemeente Wisch aangegeven door zijn schoonzoon Abraham Berlijn. Op 9 augustus 1945 volgde de inschrijving in de gemeente Bergh. In de akten staan de namen van zijn echtgenoten niet juist en onvolledig vermeld, maar gezien Meijers leeftijd is dat de aangever niet kwalijk te nemen.

De overlijdensakte in Wisch
Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.
Het uittreksel uit het register van overlijden
De overlijdensakte in Bergh

Bronnen