Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Karmelietenklooster (Boxmeer)

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Inleiding

Het karmelietenklooster in Boxmeer is in 1653 gesticht door Albert van den Bergh en zijn vrouw Madeleine de Cusance. Zij waren naast graaf en gravin van Bergh, ook heer en vrouwe van Boxmeer. De stichting volgde nadat de graaf en gravin in 1652 hierover een overeenkomst hadden gesloten met de provinciaal (overste) van de Vlaamse karmelietenprovincie.

Een belangrijke reden voor de stichting was het versterken van de katholieke identiteit van Boxmeer. De soevereine heerlijkheid werd namelijk aan alle kanten omgeven door het gebied van de calvinistische Republiek der Verenigde Nederlanden. De karmelieten moesten weerstand bieden tegen het oprukkende protestantisme. Verder moest het klooster de status van Boxmeer verhogen.

De bouw duurde tot 1709, zodat ook graaf Alberts zoon Oswald III en diens vrouw Maria Leopoldina van Oostfriesland-Rietberg erbij betrokken waren. Boven de toegangspoort van het klooster een alliantiewapen van de graven van Bergh en de heren van Cusance aangebracht. Toevallig lijkt het wapen van de heren van Cusance sterk op dat van de graven van Rietberg, zodat het in deze zwartstenen uitvoering zowel naar de vrouw van graaf Albert als de vrouw van graaf Oswald verwijst. Het wapen van het geslacht De Cusance is een rode adelaar op een gouden veld, terwijl dat van de graven van Rietberg een gouden adelaar op een rood veld is. Deze gelijkenis kan verklaren waarom het wapen van Rietberg in de gebrandschilderde ramen (zie hieronder) van Madeleine de Cusance en haar familieleden te zien is.

Het klooster is nog steeds in gebruik bij de kloosterorde der karmelieten.

De toegangspoort tot het Karmelietenklooster in Boxmeer
Het alliantiewapen van de graven van Bergh en de heren van Cusance boven de toegangspoort

Kunstwerken in het klooster

Voor Bergh is een aantal kunstwerken in het klooster van belang.

Gravenportretten

In de refter (eetzaal) van het klooster hangen geschilderde portretten van drie generaties graven van Bergh en hun echtgenotes.

Gebrandschilderde ramen

De posities van de gebrandschilderde ramen in de kloostergang

In de kloostergang rondom de binnentuin bevinden zich achttien gebrandschilderde ramen, waarvan de meeste geschonken zijn door graaf Albert en zijn familieleden, zowel bloedverwanten als aangetrouwde. De ramen hebben in de Franse tijd (eind 18e, begin 19e eeuw) en opnieuw in de Tweede Wereldoorlog zo veel schade opgelopen dat hun oorspronkelijke luister niet goed meer kon worden hersteld. Bij de kleurenkeuze zijn mogelijk fouten gemaakt, zoals hierboven al is beschreven voor het wapen van het geslacht De Cusance.

De ramen zijn volgens nevenstaand schema genummerd van 1 tot en met 18. Het raam van graaf Albert heeft nummer 1 en bevindt zich gezien vanaf de Boxmeerse Steenstraat links achteraan. De ramen vallen grofweg in twee groepen uiteen. De oudste ramen (in elk geval 16–18 en 1–3) zijn al onder graaf Albert in de eerste bouwfase omstreeks 1655 geplaatst. De overige ramen zijn merendeels rond 1684 onder graaf Oswald III geplaatst. Onduidelijk is uit welk jaar de ramen 4, 8, 9, 12, 13 en 14 stammen. In onderstaande de fotogalerij staat bij elk raam welke persoon of gebeurtenis wordt uitgebeeld, en wie het raam geschonken heeft. Op de pagina van de schenker is meer te lezen over het betreffende raam.

Bovenin elk raam is het wapen van de schenk(st)er afgebeeld en een tekst die naar hem of haar verwijst. De ramen zijn gewijd aan personen en gebeurtenissen die een rol spelen in de geschiedenis van de kloosterorde der karmelieten. Ze zijn gemaakt door onbekende glazeniers die werkten naar het voorbeeld van de Antwerpse kunstenaar Abraham van Diepenbeeck (15961675). Van Diepenbeeck heeft gedurende zijn loopbaan opdrachten ontvangen van zowel de karmelieten in Vlaanderen als van graaf Albert.

De draagkist voor de Heilig Bloedreliek

De draagkist voor de Heilig Bloed-reliek

In 1656, het jaar van zijn overlijden, schonk graaf Albert samen met zijn vrouw aan het karmelietenklooster een draagkist (70 cm hoog en 57 cm breed) van verguld zilver en koper voor de Heilig Bloed-reliek. Op de voorzijde van de draagkist staat onder meer: Anno 1656 chronic duplex tessera fidei comitis Alberti et Magdalenae conjugis (In het jaar 1656 deze dubbele blijk van het geloof van graaf Albertus en zijn echtgenote Magdalena).

De Heilig Bloed-reliek ontstond in 1400 bij het Bloedwonder van Boxmeer, toen een priester tijdens de mis bij de consecratie twijfelde aan de transsubstantiatie. Daarop veranderde de wijn in bloed en borrelde uit de kelk. De priester kwam tot inkeer en het bloed veranderde weer in wijn, maar op het corporale (het doek waarop de kelk stond) bleef een bloedstolsel achter van ongeveer een centimeter in doorsnede. Het stolsel wordt, met het corporale, bewaard in een 17e eeuwse kristallen cilinder, die is opgeborgen in de draagkist van graaf Albert. De Heilig Bloed-reliek wordt jaarlijks tijdens de Boxmeerse Vaart in een processie door de straten van Boxmeer gedragen.

Het gebrandschilderde raam dat de stad Diksmuide aan het klooster schonk (zie raam 9 hierboven) is aan het Bloedwonder van Boxmeer gewijd. Het is daarmee het enige van de achttien ramen met een onderwerp dat niet gerelateerd is aan de karmelieten.

Bronnen