Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Kurtz, Frédéric Jean Pierre

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Frédéric Jean Pierre Kurtz werd op 21 februari 1904 geboren in Den Haag als zoon van Frédéric Jean Pierre Kurtz en Marianna Rosalina Beijersbergen. Hij was getrouwd met Henriëtte Françoise Lacet. Hij werkte bij de Posterijen, waar als zijn functie worden genoemd instrumentmaker en galvaniseur. Bovendien was hij lid van het verzet.

Kurtz werd opgepakt bij de grote razzia die op 21 november 1944 onder de codenaam Operatie Sneeuwvlok plaatsvond in Den Haag, Rijswijk en Voorburg. Daarbij werden ongeveer 13.000 mannen opgepakt en samengedreven op een aantal verzamelplaatsen. De volgende dag werden 7.000 van hen in een aantal binnenhavens in rijnaken geladen en via Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en het IJsselmeer naar Kampen overgebracht.

De meeste van hen werden in Oost-Nederland te werk gesteld, maar Kurtz behoorde tot de groep van 1250 man die per trein via Assen en Nieuweschans naar Duitsland werd afgevoerd. De bestemming bleef voor de gevangenen lange tijd onduidelijk, maar op 1 december kwam de trein aan bij Kamp Rees. Vandaar werd Kurtz begin februari 1945, samen met andere zieke en verzwakte dwangarbeiders, overgebracht naar het noodziekenhuis in het Patersklooster te 's-Heerenberg. Daar overleed hij op 18 februari 1945, 40 jaar oud.

Zijn overlijden is op 23 februari 1945 aangegeven in de gemeente Bergh en op 28 juli 1945 ingeschreven in het overlijdensregister van de gemeente Den Haag. De aangifte in Bergh werd gedaan door Peter Wilhelmus Johannes van de Pas, een verpleger uit Eindhoven die in het noodziekenhuis werkte, waar hij Piet van de Pas werd genoemd. Hij bevond zich aan de verkeerde kant van de frontlinie, want Eindhoven was al op 18 september 1944 bevrijd. Van de Pas heeft in totaal twaalf overlijdens aangegeven; naast dat van Kurtz ook dat van Boeljon, Buis, Van der Drift, Kamstra, Kleinleugenmors, Leenders, Reijnders, Van Solingen, Strijaards, Udo en Vermaat.

Kurtz werd op 21 februari – zijn verjaardag – begraven op het protestantse kerkhof in 's-Heerenberg. Op zijn graf werd een plank met zijn naam geplaatst. Deze plank verkeerde begin 1954 in verwaarloosde toestand, waarop de Oorlogsgravenstichting voorstelde een kalkstenen grafsteen te plaatsen. Zijn nabestaanden zouden hiermee moeten instemmen, terwijl de kerkvoogdij van de protestantse kerk van de Oorlogsgravenstichting een vergoeding zou krijgen voor het onderhoud van het graf.

Aangezien het protestantse kerkhof in 1954 vol raakte, deed de kerkvoogdij het tegenvoorstel de stoffelijke resten van Kurtz en de andere daar begraven oorlogsslachtoffers over te brengen naar het Ereveld Loenen. De Oorlogsgravenstichting ging hiermee akkoord, waarna de nabestaanden hun toestemming gaven en burgemeester De Leeuw de vereiste vergunning tot opgraving verleende.

Zo werden Kurtz' stoffelijke resten in 1955 herbegraven op het Ereveld Loenen, vak C, nummer 21, tussen C. de Nie en J.M. den Heijer.

Zijn naam staat vermeld in de Erelijst van gevallenen 1940-1945.

Ter nagedachtenis aan de dwangarbeiders uit de gemeente Den Haag werd daar op 1 november 1999 het monument 'Dwangarbeiders' onthuld. Het bevindt zich op het binnenplein van het Provinciehuis van Zuid-Holland, dat staat op de plek waar vroeger de Haagse dierentuin was. Die werd tijdens de razzia als een van de verzamelplaatsen gebruikt.

Uit De Graafschapbode van 27 februari 1945. Kurtz overleed drie dagen voor hij 41 werd en werd op zijn verjaardag begraven.
Kurtz' overlijdensakte, opgemaakt op 28 juli 1945 in Den Haag.
Klik voor een vergroting
'
Kurtz' graf op het Ereveld Loenen
Foto Oorlogsgravenstichting
De vermelding van Kurtz op blz. 580 in de Erelijst van gevallenen 1940-1945

Bronnen