Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Mons Calvariae

Uit Berghapedia
(Doorverwezen vanaf Calvarieberg)
Ga naar: navigatie, zoeken

Korte geschiedenis

De ligging van Mons Calvariae tussen 's-Heerenberg en Emmerik op de kaart van Christiaan 's Grooten uit 1573

Mons Calvariae of Calvarieberg was de naam van het franciscaner observantenklooster dat Willem II van den Bergh in 1463 met goedkeuring van paus Pius II stichtte in de Vier Heezen. Naar de veldnaam ter plekke werd het ook het klooster in de Briemer genoemd.

De observanten waren aanhangers van een hervormingsbeweging binnen de franciscaner orde die streefden naar een strikte naleving van het armoede-ideaal van Franciscus van Assisi.

Heer Willem II overleed in 1465 nog voor het klooster klaar was. Onder zijn zoon graaf Oswald I werd de bouw voltooid. Het complex bestond toen uit een kloostergebouw, een kerkhof en een afgesloten terrein. Het klooster, waar op enig tijdstip een tiental observanten woonden, bezat tal van kerkelijke handschriften, vele ornamenten en een uitgebreide bibliotheek.

In de toren bevond zich een klok, waarvan graaf Oswald II in 1518 als peetvader optrad. In 1551 is de bliksem in de toren geslagen, maar timmerlieden van graaf Willem IV hebben hem hersteld.

In de Tachtigjarige Oorlog, ten tijde van graaf Willem IV, werd het klooster in 1572 verwoest. Mogelijk hebben troepen van graaf Willem dit gedaan, want in hetzelfde jaar hebben zii ook het franciscaner observantenklooster in Zutphen verwoest. Bewijs hiervoor ontbreekt echter. Graaf Willem is in dat jaar met zijn vrouw en enkele kinderen naar Bremen gevlucht.

Het kloosterterrein na de verwoesting

Alleen een ruïne van de kloosterkerk is nog een aantal eeuwen blijven staan op het terrein dat in Emmerik bekend staat als de Klosterberg. Abraham de Haen en Jan de Beijer hebben in de achttiende eeuw onderstaande tekeningen van de ruïne gemaakt.

In het midden van de negentiende eeuw was de ruïne althans zover verdwenen dat hier het schietterrein van de Schützengesellschaft Borussia kon worden aangelegd. Het verenigingsgebouw van deze schutterij werd bij de bombardementen op Emmerik in 1944 beschadigd en na de Tweede Wereldoorlog door de bevolking afgebroken. De stenen werden elders in de stad als bouwmateriaal gebruikt. Tegenwoordig staat hier het Rheingold-Hochhaus. De 's-Heerenberger Straße loopt nu over of langs het voormalige kloosterterrein. Op nummer 121 is een hotel-restaurant gevestigd dat Klosterberg heet. Een zijstraat heet Am Klosterberg.

De ruïne in 1731, getekend door Abraham de Haen
De ruïne in 1736, getekend door Jan de Beijer

De herbouw in Elten

Na de verwoesting in 1572 zijn er plannen geweest het klooster in de Briemer ter plaatse te herbouwen. Die plannen konden lange tijd niet uitgevoerd worden, omdat ten gevolge van de Reformatie het gebied van de Republiek der Verenigde Nederlanden benoorden de Waal de zogenaamde Hollandse Missie was: een missiegebied zonder bisschoppen en zonder bezittingen. De katholieken hadden er geen rechten. Zo kregen de plannen pas een concretere vorm na het uitbreken van de Franse oorlog in 1672, waarmee de katholieken meer vrijheid kregen, althans in het door de Fransen bezette deel van de Republiek. Dit was het oosten van het land, waaronder ook het graafschap Bergh. Zo kon Madeleine de Cusance, de weduwe van graaf Albert, op 14 juli 1673 een verzoek honoreren van pater Adolf van Raesveldt, vicaris van de Saksische (of Westfaalse) provincie van de franciscanen. Hij wilde het klooster in dezelfde vorm en staat herbouwen. Een voorwaarde was wel, zo schreef gravin Madeleine, dat zodanige opbouwinge zonder tegenspraake van zijne hoogheid den Prins van Oranje ende regiering van staat zal mogen geschieden. De Prins van Oranje was stadhouder Willem III (16501702) en de regiering van staat waren de Staten-Generaal.

Toen gravin Madeleine haar toestemmingsbrief schreef, was het oosten van Gelre nog in handen van de Fransen, maar zij waren aan de verliezende hand. Het was dus te verwachten dat de Republiek zijn gezag zou herstellen, waarmee de katholieken weer meer beperkingen zouden worden opgelegd. Daarom maakte de gravin het voorbehoud dat de stadhouder van Gelre en de Staten-Generaal hun toestemming moesten geven. In 1674 trokken de Fransen zich terug en in 1675 werd Willem III tot stadhouder van Gelre benoemd (in 1672 was hij al in Holland, Zeeland, Utrecht en Overijssel benoemd). Maar Willem III en de Staten-Generaal gaven geen toestemming, ook niet aan graaf Oswald III, die in 1674 het bestuur over Bergh van zijn moeder had overgenomen.

In afwachting van de herbouw hadden al wel enkele franciscaner monniken illegaal hun intrek genomen in een huis niet ver van de kloosterruïne. De herbouw raakte met de aftocht van de Fransen in 1674 uit het zicht, maar vijf jaar later, op 20 februari 1679, bood abdis Maria Francisca II van het Stift Elten redding door een stuk grond in Laag-Elten voor de herbouw aan te bieden. Dit kon zij doen, omdat het Stift Elten niet tot de Republiek der Verenigde Nederlanden behoorde. Frederik Willem I van Brandenburg, die als hertog van Kleef de voogdij over het Stift Elten bezat, voelde zich echter gepasseerd door de abdis. Hij stond toe dat de kloosterkerk gebouwd werd, maar na de voltooiing in 1683 mochten er geen kerkdiensten gehouden worden. Zo ontstond er opnieuw vertraging. Pas nadat de Duitse keizer Leopold I van Habsburg in 1695 zijn steun verleende, kon de herbouw van het klooster worden voltooid.

In 1720, na de voltooiing van het Eltense observantenklooster, vroeg de gardiaan (de overste van het franciscanenklooster) om "stenen" die nog in de Briemer lagen, te mogen overbrengen naar Elten. Gravin Johanna Catharina, de moeder van graaf Frans Willem, gaf toestemming op voorwaarde dat de namen die op de stenen stonden, genoteerd werden. Blijkbaar ging het om grafstenen. De betreffende namenlijst is helaas niet bewaard gebleven. Echter, op de tekening die Jan de Beijer in 1736 – zestien jaar later – maakte, zijn links naast de ruïne nog enkele grafstenen te zien. Zijn niet alle grafstenen overgebracht, of betrof het verzoek van de gardiaan zerken die in de kerk lagen?

Bronnen