Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Indiëdagboek Wim Velthausz, deel 2: verschil tussen versies
k (→Zie ook: cat) |
(→Naar Jakarta en naar huis) |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 147: | Regel 147: | ||
Daar was het een grote drukte, met de hele familie, Wilhelmien en verdere vrienden en buren. Iedereen wilde wat van hem weten, en z’n vader vroeg of hij geen dialect meer kon. Daar is hij toen maar gauw op overgestapt. | Daar was het een grote drukte, met de hele familie, Wilhelmien en verdere vrienden en buren. Iedereen wilde wat van hem weten, en z’n vader vroeg of hij geen dialect meer kon. Daar is hij toen maar gauw op overgestapt. | ||
+ | |||
+ | [[Bestand:Het dagboek van een hospik (Medium).JPG]] | ||
+ | [[Bestand:Het dagboek van een hospik0001 (Medium).JPG]] | ||
+ | [[Bestand:Het dagboek van een hospik0002 (Medium).JPG]] | ||
+ | [[Bestand:Het dagboek van een hospik0003 (Medium).JPG]] | ||
+ | [[Bestand:Het dagboek van een hospik0004 (Medium).JPG]] | ||
+ | [[Bestand:Het dagboek van een hospik0115 (Medium).JPG]] | ||
== Zie ook == | == Zie ook == |
Huidige versie van 11 nov 2018 om 14:48
Inhoud
42 Hupva in Malang
Op 1 december vertrok 's morgens om acht uur het eerste detachement van 44 man naar Malang. Wim was daar ook bij. Malang lag zo'n vijfhonderd meter hoog in de bergen, en vooral 's nachts was het er koel. 's Avonds in je pyjama rondlopen was er dus niet meer bij, en slapen onder twee dekens was beslist geen luxe.
Het ziekenhuis was een echt hospitaal, dus geen veldhospitaal, en daarom beter uitgerust dan Wim in Madioen gewend was. Er werden behalve militairen ook burgers verpleegd, zodat er ook een vrouwenafdeling, een kraamafdeling en een kinderafdeling waren.
Op 6 december werd Malang officieel aan de TNI overgedragen. 42 Hupva kreeg die dag huisarrest, dat wil zeggen de jongens mochten het hospitaalterrein niet verlaten om moeilijkheden met de TNI'ers te voorkomen.
De situatie in het hospitaal werd ook ingewikkelder. Er kwamen KNIL-soldaten als verpleger werken, en er waren zelfs geruchten dat er ook personeel van de TNI zou komen. Een TNI-arts, een luitenant-kolonel die hoofdarts voor Oost-Java van de TNI was, kwam het hospitaal al inspecteren. Hij dacht het hele bedrijf wel met vijf artsen en een paar verplegers af te kunnen, maar toen hij hoorde dat het Nederlandse leger er negen artsen en 150 man personeel had lopen, moest hij de boel toch nog eens overdenken.
Toen kwam op 12 december het derde pakje van het Thuisfront, en er waren ook brieven van de jongens van 1 VeHo, die al weer in Nederland waren. Kort daarop, na twee weken in Malang, concludeerde Wim dat hij er qua werk, eten en klimaat op vooruit was gegaan.
Op 20 december kwamen de eerste TNI-troepen in Malang aan. Niemand mocht daarna het hospitaalterrein meer af anders dan voor dienstaangelegenheden. Dat was voor Wim aanleiding te mijmeren over de plaatsen waar ze nog gestationeerd zouden worden. Ze waren nog lang niet aan de beurt voor repatriëring, gezien het tempo waarin die verliep. Misschien konden ze nog een tijdje naar Nieuw-Guinea? "Wij wachten maar rustig af wat er komen gaat", besloot hij. Een paar dagen later kwam het bericht dat niet 42 Hupva maar 41 Hupva naar Nieuw-Guinea werd gestuurd. [Dit was in werkelijkheid 43 Hupva (red.)]
De volgende dag had Wim een ontmoeting met Jan Visser. Deze 's-Heerenberger had in Soerabaja in het ziekenhuis gelegen, waar iemand van 42 Hupva, die daar gedetacheerd was, hem had gevraagd of hij Wim Velthausz kende. Want die kwam ook uit 's-Heerenberg. Natuurlijk had Jan die vraag met ja beantwoord, en toen hij uit het ziekenhuis kwam, is hij per eerste gelegenheid bij Wim in Malang langs geweest.
Met Kerstmis 1949 lukte het Wim zowaar om in een echte kerststemming te komen. Dit dankzij de kersttoespraken van de aalmoezenier en de dominee, de kerstpakketten van de NIWIN, de pakjes en brieven van familie en Wilhelmien, en het geslaagde kerstdiner.
Daags na Kerstmis vond in Batavia en Amsterdam de soeveriniteitsoverdracht plaats. Batavia werd Jakarta en de kolonie werd de Verenigde Staten van Indonesië. In het hospitaal in Malang is deze dag, 27 december 1949, blijkbaar ongemerkt voorbijgegaan, want Wims dagboek vermeldt er niets over.
De nieuwjaarsnacht verliep door een geluk bij een ongeluk naar wens. De dansavond met een optreden van het gezelschap van Hans Kaart werd verpest door een aantal dronken soldaten, maar omdat Wim nachtwacht had, hoefde hij daar niet bij te zijn. Samen met een maatje zat hij de hele nacht op wacht achter de zandzakken. Om elf uur kwamen een paar jongens hun een bak oliebollen brengen, en samen met hen hebben ze het nieuwe jaar ingehaald. Het was de mooiste nachtwacht in Wims hele diensttijd.
Gasten in een bevriend land
Vanaf de soevereiniteitsoverdracht moest de Nederlandse soldaten zich beschouwen als gasten in een bevriend land. Stapsgewijs werd steeds duidelijker dat de taak van het Nederlandse leger er op zat. Op 8 januari zou de TNI het hospitaal overnemen, maar dat ging niet door, omdat de TNI niet voldoende personeel kon leveren. De dag daarop kwam de Chef van de Generale Staf op bezoek. Toen hij tot zijn verbazing een echt ziekenhuis aantrof, en niet zo maar een ziekenzaaltje zoals hij had verwacht, beloofde hij er alles aan te doen dat het hospitaal zo lang mogelijk in Nederlandse handen te houden.
Op 11 januari 1950 stortte er een vrachtwagen met dertig KNIL-militairen in een ravijn. Er waren twee doden en dertien gewonden. De operatiekamer moest de hele dag draaien om de gewonden weer op te lappen. Maar het had erger kunnen zijn.
Het weekeinde daarop kocht Wim voor zes gulden een hardhouten kist om straks zijn spullen naar Nederland te kunnen vervoeren. Hij verwachtte niet dat hij die kist vol zou krijgen, want door de grote aantallen vertrekkende Nederlandse militairen waren souvenirs erg duur geworden.
Op 6 februari nam 42 Hupva de operatiekamer over van 34 Hupva. Twee dag later maakte Wim daar voor het eerst een keizersnede mee: het hospitaal had immers ook een kraamafdeling. Wim stond wel raar te kijken toen de dokter hem de baby overhandigde met de woorden: "Zie maar dat je hem aan het huilen krijgt."
De officiële overdracht van het hospitaal als geheel vond plaats op maandag 13 februari 1950. Dat ging met het nodige militaire ceremonieel, waarbij iedereen in vol militair ornaat aanwezig moest zijn. Dat bleek een probleem op te leveren, want dat officiële kloffie was al heel lang niet meer gedragen. Iedereen was wel wat kwijt: een koppel, een helm, knopen van de jas en dergelijke. Maar het werd toch nog gezellig. Een generaal die op bezoek was, bepaalde zelfs dat de jongens van 42 Hupva geen wacht meer hoefden te lopen. Er waren genoeg infanteristen in de buurt die echt helemaal niks meer te doen hadden, dus die konden dat best overnemen. Dat was een mooi gebaar, maar tegelijkertijd moest Wim bekennen dat hij zijn wachtjes altijd met plezier had gedraaid.
Al met al kreeg iedereen wel steeds meer vrije tijd, want er was steeds minder te doen, ook in het hospitaal. Voor het staakt-het-vuren was dat wel anders! Maar nu was er elke avond wel iets te doen: een film, een cabaretvoorstelling of iets anders. Vooral de NIWIN was erg actief. Verder had Wim een nieuwe hobby opgepikt: foto's ontwikkelen en afdrukken.
Onderwijl begonnen de eerste tekenen erop te wijzen dat ook 42 Hupva eens zou repatriëren: op 17 maart kwam een officier vertellen wat hun in Nederland te wachten stond.
Daarna brak er een onduidelijke tijd aan waarin het ziekenhuis de ene dag bijna werd opgeheven, maar vervolgens om een of andere reden toch weer volstroomde. Het begon op 24 maart, toen de laatste chirurg van de Koninklijke Landmacht op Oost-Java naar Nederland vertrok. Zonder chirurg hadden Wim en de andere operatiekamerassistenten niks meer te doen, vooral niet nadat de laatste chirurgiepatiënten naar het Marinehospitaal in Soerabaja waren overgebracht. Nieuws over de thuisreis van 42 Hupva was er echter nog niet. De commandant moest op 29 maart per vliegtuig naar Batavia, maar toen hij terugkwam, had hij niks nieuws mee te delen.
De hospik weer ziek
Wim heeft zo'n beetje de hele maand april van 1950 in het ziekenhuis gelegen. Eerst had hij diarree, maar toen dat na een paar dagen over was, kreeg hij malaria. Dat heeft hem veel tijd gekost met nakuren.
In die tijd kwam er toch nog een nieuwe chirurg; een arts van het KNIL. Die vroeg zich af wat hij moest doen zonder chirurgiepatiënten. Het enige werk dat er op de operatiekamer nog werd gedaan, was de inventaris opmaken, want die moest bij de overdracht precies kloppen. Maar toch moest er op vrijdag 21 april plotseling een buikoperatie uitgevoerd worden. Wim was nog niet helemaal die oude, maar hij moest wel komen assisteren. Het dagboek bevat een kort fotoverslag van deze ingreep.
De week daarop begon het opereren toch weer op gang te komen. Overdag moest Wim daarbij assisteren, maar 's avonds lag hij toch weer op de ziekenzaal, want zijn maag had nog steeds kuren. Hij kon geen rijst verdragen en moest zoutzuurdruppels slikken. Ziek was hij niet, maar wel gammel en gauw moe.
Op zaterdag 29 april 1950 werd Wim na vijf weken uit het ziekenhuis ontslagen. Die dag werden ook de Eretekens voor Orde en Vrede aan 42 Hupva uitgereikt. Bovendien vond er op de valreep nog een commandowisseling plaats, met alle ceremonieel van dien.
Rond die dagen werd het op de operatiekamer zelfs weer druk. Op dinsdag 9 mei was er een breukoperatie op een baby van nog geen zes weken.
Een bijzondere ontmoeting
Ook in 1950 kon de wereld al klein zijn, en daarom had Wim op 22 mei van dat jaar een heel bijzondere ontmoeting. Hij had die dag vrij, en was op uitnodiging van een korporaal in een jeep meegereden naar Soerabaja. Daar moesten een paar verpleegsters uitbetaald worden, die op de loonlijst van het ziekenhuis in Malang stonden. Zo gezegd, zo gedaan. Wim was blij met zijn uitstapje en de verpleegsters waren blij met hun geld.
Voor de terugrit werd aanvaard, gingen Wim, de korporaal en de chauffeur nog wat eten op een terras in Soerabaja. Daar kwam zomaar een Engelse zeeman met een paar koffers bij hen, die vroeg of ze hem naar zijn schip in de haven wilden brengen. Dat was nogal een eind lopen met die koffers van hem. In de haven aangekomen werden ze uitgenodigd om aan boord wat te drinken.
Het gesprek kwam van het een op het ander, en op een gegeven moment vroeg de Engelsman waar ze precies vandaan kwamen. Wim zei: "Uit de buurt van Arnhem." De Engelsman veerde op en vroeg de precieze plaatsnaam. Toen Wim zei uit 's-Heerenberg te komen, was het hek van de dam. Hij was namelijk in september 1944 als parachutist bij Arnhem geland, en daar door de Duitsers krijgsgevangen genomen. Daarna was hij naar 's-Heerenberg overgebracht en in een school met hoog prikkeldraad er omheen, opgesloten. Die school stond niet ver van Wims ouderlijk huis, en Wim had samen met anderen de gevangenen regelmatig iets te eten aangereikt door het prikkeldraad. Wat een toeval! De scheepskapitein werd erbij gehaald om een paar extra borrels op de ontmoeting te drinken.
Op de terugweg werd de jeep bij de laatste controlepost in Soerabaja tot stoppen gemaand. Wim en z'n makkers voelden nattigheid, want ook de chauffeur had een aardige slok op. Maar het was loos alarm. Het bleek dat een luitenant die daar stond, nog naar Malang moest. Of hij mee kon rijden? Dat kon. Na amper een paar kilometer stelde de luitenant voor het stuur over te nemen, want de chauffeur leek nogal "moe". Natuurlijk vond de chauffeur dat goed. En zo zijn ze heelhuids en mooi op tijd in Malang teruggekomen. Daar kon heel 42 Hupva gratis z'n gebit laten polijsten:
Aftellen naar de thuisvaart
Hoe meer het jaar 1950 vorderde, hoe duidelijker het werd dat de Nederlandse troepen Indonesië aan het verlaten waren. De terugtrekking ging steeds meer gevolgen hebben voor de achterblijvers. Vanaf 3 juni moest 42 Hupva zelf alle voorraden gaan halen in Soerabaja, van levensmiddelen tot postpapier. Het verzorgingspeloton was al weg, en 42 AAT (de 42e compagnie Aan- en Afvoertroepen) had zijn vrachtwagens al moeten inleveren. In Malang was langzaam maar zeker echt steeds minder te doen. De TNI had nu twee zalen met samen veertig bedden overgenomen.
Gelukkig bleef Wim veel post ontvangen. Zo had hij met Pinksteren 1950 brieven van onder anderen Joop Pennards, Bennie te Boekhorst en Hein Jansen. Laatstgenoemde zat al weer in Nederland.
In juni gonsde het weer van de geruchten, maar die bleken allemaal loos. De soldaten van 42 Hupva waren weliswaar zo ongeveer de laatste militairen van de Koninklijke Landmacht in Malang, maar ze zouden niet voor oktober thuis zijn, werd op 8 juli meegedeeld. 42 Hupva kreeg namelijk de medische zorg voor zo’n 15.000 Indonesische KNIL-militairen en hun gezinnen, die in kampen in Malang waren ondergebracht. Het KNIL zou op 26 juli 1950 worden opgeheven, waarna de KNIL'ers (althans die nu in Malang waren) als burgers onder de zorg van Nederland zouden blijven tot ze naar hun geboortestreek terug konden gaan.
Het hospitaal moest dus weer opgestart worden, want het Marinehospitaal in Soerabaja werd aan de TNI overgedragen, zodat Malang als enige Nederlandse hospitaal op Oost-Java ovebleef. Dit betekende niet dat het op de operatiekamer druk werd. Af en toe was er een gewonde door een ongeluk, maar de meeste patiënten lagen op de interne afdeling met een of andere ziekte.
Midden juli was 42 Hupva weer helemaal compleet in Malang, nadat de laatste dertig man die nog in Soerabaja waren gedetacheerd, waren teruggekomen. Tien man, waaronder Wims vriend Erik Stegwee, moesten ze wel missen, want die mochten al naar Nederland vertrekken om daar op tijd te zijn voor het nieuwe studiejaar. De stemming was overigens goed. Nu bekend was dat de boot toch niet voor oktober zou vertrekken, werd over demobilisatie niet meer gepraat. Een beetje gek was wel dat de scheepskisten al voor 10 augustus ingeleverd moesten worden. Die zouden dan vooruit gestuurd worden naar Nederland. Ruim op tijd dus.
Ondertussen konden er op gezette tijden uitstapjes worden gemaakt:
Eind juli had Wim nog een laatste ontmoeting met Joop Pennards, die weldra zou repatriëren. Per brief deelde Joop mee, dat hij op maandag 31 juli naar Batavia zou gaan in afwachting van inscheping naar Nederland. Tot die tijd zat hij nog in Soerabaja. Toevallig moest Wim zaterdag de 29e met een rit mee naar Soerabaja om een zending lijkkisten op te halen. Zodoende hebben ze elkaar daar nog kunnen ontmoeten. Joop had nog een jeep ter beschikking, en zo hebben ze daar, voor het laatst, samen door de stad gereden.
Een maand later had hij nog een leuke ontmoeting met Bennie te Boekhorst. Op maandag 21 augustus kreeg Wim een brief van Bennie. Deze schreef dat hij zojuist was overgeplaatst van Nieuw-Guinea naar Soerabaja. Of Wim hem even op kwam zoeken? Natuurlijk, en dat heeft hij meteen maar gedaan. Bennie was sergeant-majoor bij het infanteriebataljon 7 GRPI (434 BI), en zat in de haven van Soerabaja ergens achter een bureau toen Wim binnenkwam. Hij kende Wim niet terug en keek op een manier van "kun je niet netjes in de houding gaan staan en groeten?" Wim stikte bijna van het lachen en pas toen hij zijn pet af zette, herkende Bennie hem. Bennie vertelde dat er nog meer jongens uit 's-Heerenberg bij zijn bataljon zaten. Een week later heeft Wim Bennie nog een keer kort kunnen ontmoeten, want er was weer een ritje naar Soerabaja.
Begin september 1950 was 42 Hupva écht het laatste Nederlandse onderdeel in Malang. De hele rest van de G-brigade zat al in Jakarta in afwachting van inscheping naar Nederland.
Onderwijl viel er al wekenlang een asregen neer op Malang. Die werd uitgespuwd door de Bromo, een vulkaan ten oosten van de stad. Daar wilden Wim en zijn makkers wel meer van weten, en op woensdag 7 september hebben ze de Bromo beklommen. Met auto's konden ze tot vijfhonderd meter onder de top komen, en daarna zijn ze te voet verder gegaan. Wim keek over de rand van de krater en dacht: "Dit kon de hel wel zijn", maar hij wist nu tenminste waar die asregen vandaan kwam. Het was een vermoeiende tocht, maar zeer de moeite waard.
Op vrijdag 9 september 1950 kwam het lang verbeide bericht: op 14 september vertrek van Soerabaja naar Jakarta met de Van Outshoorn. Dat was al over vijf dagen! Daarna zouden ze zeer waarschijnlijk op 1 oktober met het Noorse passagiersschip Skaugum naar Nederland vertrekken. Als dat werkelijk zou kloppen, zou Wim nog voor zijn verjaardag weer thuis zijn!
Maar tot dan was er nog veel administratief werk te doen in Malang, en tachtig patiënten moesten naar Soerabaja overgebracht worden. Op 12 september werd de operatiekamer overgedragen aan de TNI. Alles werd precies geteld en gecontroleerd.
Naar Jakarta en naar huis
En toen, zoals gepland, vertrok op 14 september de Van Outhoorn naar Jakarta! De aankomst daar was twee dagen later, waarna 42 Hupva (zo valt uit de dagboeknotities af te leiden) werd ondergebracht in Meester Cornelis, dat intussen Jatinegara heette. Het bleef erom spannen of de boot naar Nederland echt op 1 oktober zou vertrekken, en ook ging er een gerucht de ronde doen, dat het niet de Skaugum maar de Groote Beer zou worden. Onderwijl werden de jongens, tussen allerlei formaliteiten door, bezig gehouden met om de nacht wachtlopen, en tussendoor als havenarbeider in Tandjong Priok werken. Daar moesten ze munitie in de Kota Inten laden, het schip waarmee ze begin 1949 waren gekomen.
Wat betreft het gerucht over de Groote Beer, bleek het zo te zijn dat twintig jongens van 42 Hupva met dat schip gingen repatriëren. Het fungeerde als hospitaalschip, en die twintig jongens zouden als verplegers de vaart meemaken. De Groote Beer en vertrok op 30 september naar Soerabaja om daar patiënten op te halen, en zette daarna koers naar Nederland. Maar het gros van 42 Hupva, waaronder Wim, ging met de Skaugum. Het vertrek werd iets uitgesteld, van 1 naar 5 oktober, dus Wim zou het net halen om met zijn verjaardag thuis te zijn.
Wim werd ingedeeld bij de bagageploeg, die op 4 en 5 oktober de bagage aan boord moest brengen. Hierbij was ook een ongelofelijke hoeveelheid spullen van gezinnen van voormalige KNIL-militairen, die meegingen naar Nederland. Dat bagage sjouwen vond Wim wel leuk, want daarna was er aan boord toch weinig te doen.
De Skaugum was een Noorse passagiersschip met heel wat meer comfort dan de Kota Inten van de heenreis. Dat was immers een omgebouwd vrachtschip. Overigens was de terugreis in grote lijnen hetzelfde als de heenreis, maar dan de andere kant op. In Port Saïd kon er voor het laatst post ingeleverd worden. Dat ging dan nog per vliegtuig vooruit. Daarna begon de laatste etappe van de terugreis. Toen drong het pas goed tot iedereen door, dat ze écht op weg waren naar huis.
Op 21 oktober moest Wim zijn 22e verjaardag toch nog aan boord vieren. Veel liever had hij dat thuis gedaan, dus veel aandacht heeft hij er niet aan besteed. De scheepsradio draaide nog wel een verzoekplaat voor hem, aangevraagd door Wims neef uit Enschede. Pas toen het al bijna te laat was, was Wim erachter gekomen, dat die ook aan boord was.
Voor de Portugese kust werd de Skaugum nog ingehaald door de Groote Beer, waar ook twintig jongens van 42 Hupva op zaten.
En dan: de dag der dagen, 29 oktober 1950! De aankomst in Nederland, maar nog niet thuis. Het laatste stuk door het Noordzeekanaal duurde, voor Wims gevoel, oneindig lang. Daarna moest er in de haven van Amsterdam een heel welkomstceremonieel afgewerkt worden, waarbij onder anderen Prins Bernhard sprak. Terwijl Wim probeerde dat over de reling allemaal te volgen, zag hij plotseling zijn vriend Erik Stegwee op de kade staan. Hij was een van de jongens die om studieredenen eerder naar Nederland had mogen vertrekken.
Pas na de officiële ontvangst kon de ontscheping beginnen. Op de kade stonden rijen bussen klaar om iedereen naar huis te brengen, maar toen Wims naam werd afgeroepen, bleek er geen bus voor hem te zijn, maar een taxi. Samen met nog twee repatrianten stapte Wim daarin, en na 120 kilometer was hij dan echt thuis.
Daar was het een grote drukte, met de hele familie, Wilhelmien en verdere vrienden en buren. Iedereen wilde wat van hem weten, en z’n vader vroeg of hij geen dialect meer kon. Daar is hij toen maar gauw op overgestapt.