Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Frederik van den Bergh (1559-1618)

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 4 jun 2022 om 10:43 (Bronnen: cat)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Korte levensloop

Frederik van den Bergh op zijn doodsbed met de keten van de Orde van het Gulden Vlies.

Frederik van den Bergh was het derde van de zestien kinderen van Willem IV van den Bergh en Maria van Nassau. Hij werd op 18 augustus 1559 geboren op kasteel Ulft, hoewel zijn ouders in die tijd op Huis Bergh woonden.

Zijn peetouders worden genoemd in een document (inventarisnummer 94) in het archief van Huis Bergh.

  • graeff Fredrich van Weed, [dom] deicken tho Coellen. Dit was Frederik IV van Wied (15181568), zoon van Elisabeth van Nassau (14881559), een tante van Maria van Nassau. Hij was een broer van Magdalena van Wied-Runkel, peettante van Frederiks zus Magdalena. In 1562 werd hij aartsbisschop van Keulen. Frederik droeg de naam van deze peetoom, maar in het geslacht van de graven van Bergh was de naam Frederik al gebruikelijk.
  • die graeff van Bentem. Wie dit precies was, is moeilijk na te gaan, maar een familieband met de graven van Bentheim was er via Frederiks voorvader graaf Willem II, die in 1429 trouwde met Luitgard van Bentheim.
  • die graeffyn van Styr[em]. Dit was Maria van Hoya (15341612), de vrouw van Herman Georg van Limburg Stirum (15401574), graaf van Bronckhorst. Hij was een kleinzoon van Walburg van den Bergh, een oudtante van Frederiks vader. Maria van Hoya was ook peettante van Frederiks zus Wilhelmina.

Hij trouwde op 8 februari 1601 met Françoise de Ravenel, vrouwe van Ratigny. De bronnen vermelden niet waar het huwelijk werd gesloten, wel dat Frederiks neef Filips Willem van Oranje, de oudste zoon van Willem van Oranje, bij de plechtigheid aanwezig was. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen bekend.

Al voor zijn huwelijk had hij een buitenechtelijke dochter, van wie de moeder niet bekend is.

Frederik overleed in Boxmeer op 3 september 1618, 59 jaar oud. Op 13 september werd hij in de parochiekerk aldaar begraven. Zijn weduwe hertrouwde in 1622 met haar neef Michel de Conflans, markies van Saint Rémy.

Naast graaf van Bergh was hij ook heer van Boxmeer, Homoet, Diksmuide en Hedel. In Diksmuide is op 4 november 2013 het Burggraaf Frederikplein naar hem vernoemd.

De Tachtigjarige Oorlog

Frederik als militair

Frederik was militair in de Tachtigjarige Oorlog, net als zijn vader en broers. Aanvankelijk streden zij aan de kant van Willem van Oranje. Frederik was 22 jaar oud toen hij op 25 maart 1582 als ritmeester het commando kreeg over een vendel ruiters. Zijn vader benoemde hem een jaar later tot gouverneur van Venlo, waarna hij het commando over de ruiters overdroeg aan zijn broer Oswald.

In 1584 liep hij met zijn vader en broers over naar de Spaanse kant. Frederik was toen 25 jaar oud, zodat hij het grootste deel van zijn leven in Spaanse dienst is geweest. Hij bereikte daarbij in 1598 de rang van generaal-veldmaarschalk.

Als militair heeft hij bijna de hele toenmalige Nederlanden doorkruist. Een van zijn eerste krijgshandelingen aan Spaanse kant was in 1585 zijn deelname aan het beleg van Grave. Hij raakte gewond door een musketkogel in zijn been, maar herstelde en werd het jaar daarop ingezet bij een aanval op Nijmegen. Hier kreeg hij een steen tegen zijn hoofd en viel bewusteloos neer. Nog datzelfde jaar verdedigde hij op de westoever van de IJssel bij Zutphen een schans tegen Staatse troepen. Vervolgens trok hij naar Groningen, waar hij in de winter van 1587 een Spaanse eenheid met succes van de oostoever van de Dollard terughaalde naar de westoever. IJsgang maakte deze overtocht levensgevaarlijk. Daarna heeft hij met zijn troepen geholpen het beleg van Groningen te breken.

Onvermijdelijk kwam hij in de strijd ook direct tegenover zijn Nassause neven te staan. Neef Maurits (zoon van Willem van Oranje) belegerde in 1592 Coevorden, waar Frederik toen commandant was. De stad zelf was onhoudbaar en werd op bevel van Frederik in brand gestoken. Hij trok zich terug op het kasteel, maar moest op 12 september van dat jaar capituleren. In 1593 trok hij aan het hoofd van een legermacht van zesduizend man vanuit Twente op naar de stad Groningen, maar zijn neef Willem Lodewijk van Nassau (zoon van Jan van Nassau) sneed hem de pas af. In een gevecht ten westen van Groningen bij Tolbert werden twee paarden onder hem vandaan geschoten en kreeg hijzelf een kogel in zijn arm.

In 1595 hielp hij zijn broer Herman het beleg van Grol te breken. Prins Maurits, die de stad belegerde, verplaatste zijn troepen hierop naar Silvolde en Terborg. Daar kreeg de prins bezoek van zijn neef Adolf (Frederiks broer), die was gestuurd door diens moeder Maria van Nassau. Hoewel de zonen van graaf Willem IV en Willem van Oranje in de strijd tegenover elkaar stonden, nodigde Maria van Nassau haar neef prins Maurits uit voor een bezoek aan kasteel Ulft. Als moeder van de ene partij en tante van de andere wilde zij het contact tussen de Van den Berghs en de Nassaus in stand houden. Maurits heeft de uitnodiging aangenomen en werd op kasteel Ulft getrakteerd op een "magnificq banquet".

Frederik is vervolgens naar het graafschap Lingen getrokken, een Spaanse exclave ten oosten van Overijssel. De stad Lingen was zijn standplaats als stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel en Lingen; een post waarin hij dat jaar was benoemd. Hier bleef hij tot prins Maurits hem op 12 november 1597 na een beleg van ruim twee weken verdreef. Dit keer had Frederik, anders dan twee jaar eerder bij Groenlo, verloren. Dit stond een ontmoeting met zijn neven – wellicht aangespoord door zijn moeder – echter niet in de weg. Op 13 november had hij samen met zijn broer Adolf een ontmoeting met zijn neef Willem Lodewijk van Nassau (die hem in 1593 bij Groningen de pas had afgesneden). Een dag later zijn de twee broers zelfs bij prins Maurits gaan eten.

In 1598 veroverde hij Doetinchem en het kasteel Schuilenburg. Hij zou beloond worden met de nieuw gestichte heerlijkheid Doetinchem, maar de Staten van Gelre en Zutphen weigerden de nieuwe heerlijkheid te erkennen.

Frederik was zo zwaarlijvig, dat hij om de twee uren van paard moest wisselen. In 1599 is hem dit bijna noodlottig geworden. Vier ruiters waren bezig hem met moeite op een vers paard te tillen, toen zij onverwacht werden aangevallen door Staatse troepen. Zelf kon de graaf nog wegkomen, maar zijn helpers slaagden er niet meer in op te stijgen en werden gevangengenomen.

Na dit voorval heeft hij nog deelgenomen aan het beleg van Zaltbommel, waarna hij naar Vlaanderen trok. Hier was hij in 1600 actief in bij de Slag bij Nieuwpoort en verbleef daarna drie maanden onder de troepen die Oostende belegerden. In 1601 lukte het hem 's-Hertogenbosch te bezetten en verhinderde daarmee een beleg door prins Maurits. Twee jaren later kon hij andermaal een beleg door prins Maurits verhinderen. Hij werd benoemd tot Kapitein der Aartshertogelijke Garde (de aartshertog was de landvoogd van de Spaanse Nederlanden) en kreeg het bevel over de troepen in Vlaanderen. Hier heeft hij tot het ingaan van het Twaalfjarig Bestand in 1609 de strijd steeds in het voordeel van Spanje kunnen laten verlopen.

In 1608, kort voor het ingaan van het Twaalfjarig Bestand, had hij in Vlaanderen de heerlijkheid Diksmuide gekocht. De rust van het Bestand gaf hem echter de gelegenheid zich op zijn kasteel in Boxmeer te vestigen. Hier overleed in 1610 zijn zoon Herman. In het jaar daarop overleed zijn broer Herman in Spa. Nadien kwam hij als voogd van zijn broers dochtertje Maria Elisabeth Clara (geboren in 1610) regelmatig op Huis Bergh.

Frederik als staatsman

Als bestuurder in Spaanse dienst is hij stadhouder geweest van de volgende gewesten:

  • 1595–1618: Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel en Lingen. Zijn standplaats was de stad Lingen in het graafschap Lingen, een Spaanse exclave ten oosten van Overijssel. De gewesten Friesland, Groningen, Drenthe en het grootste deel van Overijssel waren vast in handen van de Republiek der Verenigde Nederlanden, zodat hij zijn gezag alleen kon doen gelden in Lingen en Twente. In 1597 werd hij door prins Maurits verdreven, maar in 1605 heroverden Spaanse troepen Lingen en Oldenzaal. Daar was hij weer stadhouder tot zijn dood in 1618.
  • 1604–1611: Artesië. Het graafschap Artesië (Comté d'Artois) in het uiterste zuiden van de Nederlanden ligt tegenwoordig in Frankrijk. Hij verruilde dit stadhouderschap in 1611 met dat van Opper-Gelre.
  • 1611 –1618: Opper-Gelre, waar hij zijn broer Herman opvolgde, die in 1611 was overleden.

In 1613 vaardigde aartshertog Albert, landvoogd van de Spaanse Nederlanden, hem af naar de Rijksdag in Regensburg. Voor zijn verdiensten werd hij datzelfde jaar door koning Filips III van Spanje opgenomen in de Orde van het Gulden Vlies.

Correspondentie met Willem van Oranje

De handtekeningen van de graven Herman, Frederik en Oswald van den Bergh en Willem Lodewijk, Jan VII en Georg van Nassau onder de hiernaast genoemde brief.
Graven van den Bergh en van Nassau aan Willem van Oranje, 7-6-1574, De correspondentie van Willem van Oranje, brief nr.5681

In de overgeleverde correspondentie van Willem van Oranje bevindt zich één brief van Fredrik aan zijn oom. Hij heeft deze brief op 7 juni 1574 samen met zijn broers Herman en Oswald en zijn neven Willem Lodewijk, Jan VII en Georg, zoons van oom Jan VI van Nassau, geschreven op Dillenburg, het stamslot van de Nassaus. Het is een bemoediging na de verloren Slag op de Mokerheide van 14 april 1574, waarbij zijn ooms Lodewijk en Hendrik van Nassau waren gesneuveld.

Bronnen