Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Adam (Daem) van den Bergh: verschil tussen versies

Uit Berghapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
k (typo)
k (Bronnen: cat)
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Adam''' (Daem) '''van den Bergh''' werd rond [[1500]] geboren als buitenechtelijke zoon van [[Willem III van den Bergh|graaf Willem III]]. Zijn moeder was de [['s-Heerenberg|'s-Heerenbergse]] waardin Lyse Poer. Samen met zijn [[Hector van den Bergh|broer Hector]], die dezelfde moeder had, werd hij op 1 maart [[1520]] (negen jaar na het overlijden van zijn vader) gewettigd.
+
'''Adam''' (Daem) '''van den Bergh''' werd rond [[1500]] geboren als buitenechtelijke zoon van [[Willem III van den Bergh|graaf Willem III]]. Zijn moeder was de [['s-Heerenberg|'s-Heerenbergse]] waardin Lyse [[Poor|Poer]]. Samen met zijn [[Hector van den Bergh|broer Hector]], die dezelfde moeder had, werd hij op 1 maart [[1520]] (negen jaar na het overlijden van zijn vader) gewettigd. Waarom dat toen nog gebeurde, kan te maken hebben met de overdracht in dat jaar door [[Anna van den Bergh (1466-1553)|Anna van den Bergh]] van het regentschap voor [[Oswald II van den Bergh]] aan de zeven "bevelhebbers".
  
 
De wettiging werd gedaan door dr. Johannes Tute, kanunnik van de Dom in Keulen, deken van Sint Victor in Xanten en pauselijk burggraaf. Dr. Tute was op 2 april [[1509]] door dr. Paulus de Planca, pauselijk paltsgraaf en ridder, aangesteld met een aantal bevoegdheden, waaronder die van het wettigen van natuurlijke kinderen. Dr. de Planca op zijn beurt was op 19 november [[1504]] door paus Julius II met dezelfde bevoegdheden aangesteld. In de wettigingsakte worden de broers vermeld als stammend uit het grafelijk geslacht van ''Mons Domini'', Latijn voor "de berg van de heer". Dit is merkwaardig geformuleerd, want de naam van het geslacht was Van den Bergh; in het Latijn  ''de Monte'', of, zoals half vertaald ook voorkomt, ''van Mons''.
 
De wettiging werd gedaan door dr. Johannes Tute, kanunnik van de Dom in Keulen, deken van Sint Victor in Xanten en pauselijk burggraaf. Dr. Tute was op 2 april [[1509]] door dr. Paulus de Planca, pauselijk paltsgraaf en ridder, aangesteld met een aantal bevoegdheden, waaronder die van het wettigen van natuurlijke kinderen. Dr. de Planca op zijn beurt was op 19 november [[1504]] door paus Julius II met dezelfde bevoegdheden aangesteld. In de wettigingsakte worden de broers vermeld als stammend uit het grafelijk geslacht van ''Mons Domini'', Latijn voor "de berg van de heer". Dit is merkwaardig geformuleerd, want de naam van het geslacht was Van den Bergh; in het Latijn  ''de Monte'', of, zoals half vertaald ook voorkomt, ''van Mons''.
Regel 7: Regel 7:
 
Het [[Archief Huis Bergh|archief]] van [[Huis Bergh]] bewaart tientallen stukken waarin sprake is van "Daem en Hector van den Bergh, gebroeders", of woorden van die strekking. Zo staan zij samen vermeld in tien eigendomsbewijzen uit de jaren [[1527]]–[[1552]] van stukken land in [[Land van den Bergh|Bergh]]; onder meer in [[Azewijn]] en [[Stokkum]].
 
Het [[Archief Huis Bergh|archief]] van [[Huis Bergh]] bewaart tientallen stukken waarin sprake is van "Daem en Hector van den Bergh, gebroeders", of woorden van die strekking. Zo staan zij samen vermeld in tien eigendomsbewijzen uit de jaren [[1527]]–[[1552]] van stukken land in [[Land van den Bergh|Bergh]]; onder meer in [[Azewijn]] en [[Stokkum]].
  
De verstandhouding met hun halfbroer [[Oswald II van den Bergh|graaf Oswald II]] was echter verre van goed. Dit leidde er onder meer toe dat graaf Oswald in het voorjaar van [[1541]] een leengoed bij [[Gendringen]] in beslag nam, dat Hector en Daem samen hadden. In een poging het terug te krijgen, riep Daem de bemiddeling in van [[Reichenstein, Veronica van|Veronica van Reichenstein]], abdis van het [[Stift Elten]]. Op 25 april liet graaf Oswald weten dat Daem en Hector zich ernstig tegen hem misdragen hadden, en dat hij niet van plan was het leengoed terug te geven. Hierop volgde een briefwisseling tussen Daem en ambtenaar Arnt van der Empel, die ook bemiddelde. Op 24 juni liet graaf Oswald in een brief aan abdis Veronica nogmaals weten het leengoed niet te zullen teruggeven. Vier dagen later schreef Daem een brief aan de abdis, waarin hij zich over het besluit van zijn halfbroer beklaagde. Abdis Veronica wist toen niets anders meer te doen dan Daem een afschrift van graaf Oswalds brief te sturen. Op 31 juli liet ambtenaar Arnt van der Empel nog aan Daem weten dat hij niet in de positie was graaf Oswald te dwingen het leengoed terug te geven. Het lijkt erop dat Daem en Hector het leengoed niet hebben teruggekregen.  
+
De verstandhouding met hun halfbroer graaf Oswald II was echter verre van goed. Dit leidde er onder meer toe dat graaf Oswald in het voorjaar van [[1541]] een leengoed bij [[Gendringen]] in beslag nam, dat Hector en Daem samen hadden. In een poging het terug te krijgen, riep Daem de bemiddeling in van [[Reichenstein, Veronica van|Veronica van Reichenstein]], abdis van het [[Stift Elten]]. Op 25 april liet graaf Oswald weten dat Daem en Hector zich ernstig tegen hem misdragen hadden, en dat hij niet van plan was het leengoed terug te geven. Hierop volgde een briefwisseling tussen Daem en ambtenaar Arnt van der Empel, die ook bemiddelde. Op 24 juni liet graaf Oswald in een brief aan abdis Veronica nogmaals weten het leengoed niet te zullen teruggeven. Vier dagen later schreef Daem een brief aan de abdis, waarin hij zich over het besluit van zijn halfbroer beklaagde. Abdis Veronica wist toen niets anders meer te doen dan Daem een afschrift van graaf Oswalds brief te sturen. Op 31 juli liet ambtenaar Arnt van der Empel nog aan Daem weten dat hij niet in de positie was graaf Oswald te dwingen het leengoed terug te geven. Het lijkt erop dat Daem en Hector het leengoed niet hebben teruggekregen.  
  
 
In [[1550]] trouwde Daem met [[Walburg van Helmond]]. Hij had al twee dochters en een zoon, maar het is niet waarschijnlijk dat Walburg de moeder (van alle drie) was.
 
In [[1550]] trouwde Daem met [[Walburg van Helmond]]. Hij had al twee dochters en een zoon, maar het is niet waarschijnlijk dat Walburg de moeder (van alle drie) was.
Regel 30: Regel 30:
 
*''De inboedel van den Boetselaersborg te 's-Heerenberg in 1556'', [[Schilfgaarde, Mr. A.P. van|A.P. van Schilfgaarde]] in: Gelre, Bijdragen en Mededelingen 31 (1928), blz. 189-220
 
*''De inboedel van den Boetselaersborg te 's-Heerenberg in 1556'', [[Schilfgaarde, Mr. A.P. van|A.P. van Schilfgaarde]] in: Gelre, Bijdragen en Mededelingen 31 (1928), blz. 189-220
  
[[Categorie:Graven van den Bergh]] [[Categorie:Huis van der Leck]] [[Categorie:Buitenechtelijke graven]][[Categorie:Landdrosten]] [[Categorie:Boetselaersborg]]
+
[[Categorie:Graven van den Bergh|B]] [[Categorie:Huis van der Leck|B]] [[Categorie:Buitenechtelijke graven|B]][[Categorie:Landdrosten|B]] [[Categorie:Boetselaersborg|B]]

Huidige versie van 4 jun 2022 om 11:05

Adam (Daem) van den Bergh werd rond 1500 geboren als buitenechtelijke zoon van graaf Willem III. Zijn moeder was de 's-Heerenbergse waardin Lyse Poer. Samen met zijn broer Hector, die dezelfde moeder had, werd hij op 1 maart 1520 (negen jaar na het overlijden van zijn vader) gewettigd. Waarom dat toen nog gebeurde, kan te maken hebben met de overdracht in dat jaar door Anna van den Bergh van het regentschap voor Oswald II van den Bergh aan de zeven "bevelhebbers".

De wettiging werd gedaan door dr. Johannes Tute, kanunnik van de Dom in Keulen, deken van Sint Victor in Xanten en pauselijk burggraaf. Dr. Tute was op 2 april 1509 door dr. Paulus de Planca, pauselijk paltsgraaf en ridder, aangesteld met een aantal bevoegdheden, waaronder die van het wettigen van natuurlijke kinderen. Dr. de Planca op zijn beurt was op 19 november 1504 door paus Julius II met dezelfde bevoegdheden aangesteld. In de wettigingsakte worden de broers vermeld als stammend uit het grafelijk geslacht van Mons Domini, Latijn voor "de berg van de heer". Dit is merkwaardig geformuleerd, want de naam van het geslacht was Van den Bergh; in het Latijn de Monte, of, zoals half vertaald ook voorkomt, van Mons.

Daem en zijn broer Hector hadden een nauwe band. In 1550 bouwden zij samen de Boetselaersborg, dat aanvankelijk Drost Daemenhuis werd genoemd. Daem was namelijk van 1534 tot 1536 landdrost van Bergh geweest.

Het archief van Huis Bergh bewaart tientallen stukken waarin sprake is van "Daem en Hector van den Bergh, gebroeders", of woorden van die strekking. Zo staan zij samen vermeld in tien eigendomsbewijzen uit de jaren 15271552 van stukken land in Bergh; onder meer in Azewijn en Stokkum.

De verstandhouding met hun halfbroer graaf Oswald II was echter verre van goed. Dit leidde er onder meer toe dat graaf Oswald in het voorjaar van 1541 een leengoed bij Gendringen in beslag nam, dat Hector en Daem samen hadden. In een poging het terug te krijgen, riep Daem de bemiddeling in van Veronica van Reichenstein, abdis van het Stift Elten. Op 25 april liet graaf Oswald weten dat Daem en Hector zich ernstig tegen hem misdragen hadden, en dat hij niet van plan was het leengoed terug te geven. Hierop volgde een briefwisseling tussen Daem en ambtenaar Arnt van der Empel, die ook bemiddelde. Op 24 juni liet graaf Oswald in een brief aan abdis Veronica nogmaals weten het leengoed niet te zullen teruggeven. Vier dagen later schreef Daem een brief aan de abdis, waarin hij zich over het besluit van zijn halfbroer beklaagde. Abdis Veronica wist toen niets anders meer te doen dan Daem een afschrift van graaf Oswalds brief te sturen. Op 31 juli liet ambtenaar Arnt van der Empel nog aan Daem weten dat hij niet in de positie was graaf Oswald te dwingen het leengoed terug te geven. Het lijkt erop dat Daem en Hector het leengoed niet hebben teruggekregen.

In 1550 trouwde Daem met Walburg van Helmond. Hij had al twee dochters en een zoon, maar het is niet waarschijnlijk dat Walburg de moeder (van alle drie) was.

  • Elisabeth, voor 1559 getrouwd met Arnt Teeckinck, overleden als weduwe kort vóór 5 oktober 1575.
  • Heylke (komt voor van 1555 tot 1559)
  • Frederik, priester, vicaris te Didam, gestorven vóór 18 juli 1554.

De broers hebben helaas niet lang van hun huis kunnen genieten. Hector overleed in 1552. Daem overleed in 1555 in de Meurse toren, een restant van het afgebrande kasteel van de graven van Bergh in de heerlijkheid Didam. Hun halfbroer graaf Oswald II erfde (onder meer) het Drost Daemenhuis, maar ook Daems kinderen én die van Hector deelden in Daems erfenis.

In 1556, het jaar na het overlijden van Daem, werd er voor zijn weduwe Walburg een inventaris van de inboedel van de Boetselaersborg opgesteld, waarschijnlijk op aandringen van graaf Willem IV. Deze gedetailleerde lijst geeft een gevarieerd beeld van de meubels en de verdere inrichting van het huis op dat moment, inclusief kleding, sieraden, keukengerei en dergelijke. Walburg overleed overigens in 1559.

Later hebben onder anderen de landdrosten Hendrick van Zuylen en Willem Jacob van den Boetselaer er gewoond. Naar laatstgenoemde draagt het huis sinds 1632 de naam Boetselaersborg.

Bronnen