Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Kok, Johannes: verschil tussen versies
k (→Zijn jonge jaren: Kleine aanvulling) |
k (→Veearts op Madoera) |
||
Regel 14: | Regel 14: | ||
== Veearts op Madoera == | == Veearts op Madoera == | ||
− | Toen Kok zeker was van een baan in Nederlands-Indië, is hij op 18 januari 1910 voor twee maanden teruggegaan naar 's-Heerenberg. Daar trouwde hij op 14 februari [[1910]] met zijn nicht Emilie Hoogland, een dochter van [[Veeartsen|veearts]] [[Hoogland, Jacob sr.|Jacob Hoogland sr.]] | + | Toen Kok zeker was van een baan in Nederlands-Indië, is hij op 18 januari 1910 voor twee maanden teruggegaan naar 's-Heerenberg. Daar trouwde hij op 14 februari [[1910]] met zijn nicht Emilie Hoogland, een dochter van [[Veeartsen|veearts]] [[Hoogland, Jacob sr.|Jacob Hoogland sr.]] Enkele weken later, op 5 maart, is het paar met het stoomschip ''Rembrandt'' van Amsterdam naar Nederlands-Indië vertrokken. |
Kok was in Indië ambtenaar in rijksdienst en zijn eerste standplaats was Pamekasan op Madoera, een middelgroot eiland voor de noordoostkust van Java. Daar werd hij tijdelijk toegevoegd aan de gouvernements-veearts ter plaatse ''ten einde te worden belast met werkzaamheden in het belang van de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst in Nederlandsch-Indië'', zoals uit onderstaande krantenberichten blijkt. Het werk was gericht op het verbeteren van de rundveestapel op Madoera. Ook nadat hij in augustus 1910 een vaste aanstelling kreeg als gouvernements-veearts op Madoera, bleef hij studie maken van het Madoerese rund. | Kok was in Indië ambtenaar in rijksdienst en zijn eerste standplaats was Pamekasan op Madoera, een middelgroot eiland voor de noordoostkust van Java. Daar werd hij tijdelijk toegevoegd aan de gouvernements-veearts ter plaatse ''ten einde te worden belast met werkzaamheden in het belang van de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst in Nederlandsch-Indië'', zoals uit onderstaande krantenberichten blijkt. Het werk was gericht op het verbeteren van de rundveestapel op Madoera. Ook nadat hij in augustus 1910 een vaste aanstelling kreeg als gouvernements-veearts op Madoera, bleef hij studie maken van het Madoerese rund. |
Huidige versie van 2 mrt 2022 om 06:43
Inhoud
Zijn jonge jaren
Johannes Kok werd op 6 maart 1886 geboren in 's-Heerenberg als oudste zoon van Carel Frans Leo Kok en Willemina Carolina Johanna Wilmes. Hij was een neef (oomzegger) van Ernst Wilhelm Ewald Kok en Johan Gustav Adolph Kok. Zijn grootvader was Johannes Franciscus Kok.
Kok ging in september 1899 naar de hogereburgerschool (HBS) in Zutphen. Hij was daar in de kost bij de gepensioneerde onderwijzer L.K. Kumpe, die woonde op het adres Kuiperstraat C18. Kumpes moeder was een Wilmes, zodat hij een neef was van Koks moeder. Aldus woonde Kok van 18 september 1899 tot 2 september 1904 in Zutphen. In de zomer van 1904 slaagde voor het eindexamen van de 5-jarige HBS.
De woning van Kumpe bleef nog een aantal jaren een kosthuis voor jongens uit Bergh. Frederik Tervoert woonde er en na hem zijn neven en toekomstige zwagers Jacob en Carel Hoogland. Deze twee verhuisden in 1910 naar een ander adres, waarschijnlijk omdat Kumpes gezondheid achteruitging. Hij overleed in 1911 op 68-jarige leeftijd.
Na de HBS ging Kok studeren aan de Rijksveeartsenijschool in Utrecht. Twee jaar later was hij kandidaat-veearts en in juli 1908 slaagde hij voor het veeartsenijkundig examen. Daarna was hij van september 1908 tot januari 1910 gemeente-veearts voor Stad- en Ambt-Delden. In deze periode heeft hij bij de rijksoverheid gesolliciteerd naar een aanstelling als veearts in Nederlands-Indië.
Veearts op Madoera
Toen Kok zeker was van een baan in Nederlands-Indië, is hij op 18 januari 1910 voor twee maanden teruggegaan naar 's-Heerenberg. Daar trouwde hij op 14 februari 1910 met zijn nicht Emilie Hoogland, een dochter van veearts Jacob Hoogland sr. Enkele weken later, op 5 maart, is het paar met het stoomschip Rembrandt van Amsterdam naar Nederlands-Indië vertrokken.
Kok was in Indië ambtenaar in rijksdienst en zijn eerste standplaats was Pamekasan op Madoera, een middelgroot eiland voor de noordoostkust van Java. Daar werd hij tijdelijk toegevoegd aan de gouvernements-veearts ter plaatse ten einde te worden belast met werkzaamheden in het belang van de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst in Nederlandsch-Indië, zoals uit onderstaande krantenberichten blijkt. Het werk was gericht op het verbeteren van de rundveestapel op Madoera. Ook nadat hij in augustus 1910 een vaste aanstelling kreeg als gouvernements-veearts op Madoera, bleef hij studie maken van het Madoerese rund.
Per 1 oktober 1919 werd Kok ontheven van zijn post op Madoera, waarna hem wegens langdurige dienst verlof naar Europa werd verleend. Daags na Kerstmis vertrok hij met zijn vrouw en dochter Willemina Carolina Johanna, die op 22 januari 1912 in Pamekasan was geboren, naar Nederland. Zij reisden met het stoomschip Prinses Juliana, dat op 30 januari 1920 in Amsterdam aankwam.
Doctor in de veeartsenijkunde
Kok is tijdens zijn verlof in Nederland gepromoveerd. Op 18 maart 1921 verdedigde hij zijn proefschrift aan de Veeartsenijkundige Hogeschool (zoals de Rijksveeartsenijschool sinds 1918 heette) in Utrecht. De titel van zijn proefschrift luidde Het rund en de rundveeteelt op Madoera : een zoötechnische studie. Het spreekt voor zich dat hij het materiaal voor zijn dissertatie had verzameld tijdens zijn werk als veearts op Madoera. De Veeartsenijkundige Hogeschool werd pas in 1925 onderdeel van de Rijksuniversiteit Utrecht, maar vanaf 1918 kon men er al wel promoveren.
Bij het proefschrift waren twaalf stellingen gevoegd, waaronder, zoals dat bij Nederlandse proefschriften nog steeds gebruikelijk is, een van luchtige aard. Met Stelling XI verwees Kok naar zijn geboortestreek:
Het fokken van een gebruikspaard door de inheemsche merries te laten dekken door een Belgischen hengst, is uit een economisch oogpunt voor de zandstreken van Gelderland aanbevelenswaardig.
Het bericht hier linksonder laat zien dat Kok tijdens zijn verlof ook tijd doorgebracht heeft in zijn geboortestad.
Carrière bij de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst
Op 13 augustus 1921 vertrok het gezin Kok met het stoomschip Kawi van Rotterdam naar Batavia. De aankomst aldaar was op 16 september. Onderweg werden bijna alle passagiers ziek, maar de bemanning niet. Dit gebeurde nadat het schip de haven van Marseille had aangedaan. De oorzaak van de voedselvergiftiging kon niet met zekerheid vastgesteld worden, temeer daar vrijwel de hele bemanning gespaard bleef. Toen de Kawi in Port-Said de ingang van het Suezkanaal bereikte, waren de meeste zieken al weer beter.
Na aankomst in Indië werd Kok benoemd tot gouvernements-veearts in Semarang op Midden-Java. Als nevenfunctie was hij vanaf oktober 1921 lid van de Gewestelijke Raad, een onderdeel van het Binnenlands Bestuur van de kolonie. Diezelfde maand werd zijn werkrayon uitgebreid met Koedoes, dat ten oosten van Semarang ligt.
Van augustus 1922 tot februari 1923 was hij naast zijn eigen werkzaamheden tevens belast met de waarneming van de functie van assistent-inspecteur bij de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst in Semarang. In juli 1925 werd bevorderd tot inspecteur bij deze Dienst. Van deze promotie maakte ook de Graafschapbode melding. Per 5 augustus 1925 werd hij als inspecteur overgeplaatst naar Makassar op Zuid-Celebes. Daar bleef hij tot hem per 2 maart 1928 buitenlands verlof werd verleend.
Hierop vertrokken Kok en zijn gezin op 14 maart 1928 met het stoomschip Insulinde van Batavia naar Nederland. De haven van Marseille vertrouwden zij niet meer na de ervaring die zij er op de heenreis in 1921 hadden opgedaan, dus toen de Insulinde daar op 5 april aankwam, gingen zij van boord en vervolgden hun reis naar Nederland per trein.
Hoofd van de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst
Tijdens zijn tweede verlof in Nederland heeft Kok weer een lezing gehouden; dit keer in Zeddam. Gedurende deze verlofperiode was ook zijn zwager Carel Hoogland met zijn gezin met Indisch verlof in Nederland, en hoogst waarschijnlijk ook in Zeddam.
Wanneer en met welk schip hij naar Nederlands-Indië is teruggekeerd kon echter niet worden achterhaald. Bekend is wel dat hij in juli 1929 terug was in de kolonie. Zijn eerste standplaats na terugkeer was Bandoeng op West-Java.
In december 1931 bereikte Kok de top van zijn carrière toen hij benoemd werd tot hoofd van de Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst. Het hoofdkantoor van deze dienst was in Buitenzorg, het huidige Bogor, op West-Java.
Op 2 januari 1935 werd Kok benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
In 1936 vroeg Kok ontslag aan, dat hem per 23 mei eervol werd verleend. Twee dagen later droeg hij zijn functie officieel over aan zijn opvolger. Nog eens twee dagen later ging hij met vrouw en dochter aan boord van het motorschip Marnix van Sint Aldegonde om terug te keren naar Nederland. Zij hadden de mogelijkheid om op 17 juni in Genua over te stappen op de trein, die op 18 juni 1936 in Nederland is aangekomen. De aankomst van de Marnix in Amsterdam was op 25 juni.
Nevenfuncties
- April 1930 - maart 1932: voorzitter van de Nederlandsch-Indische Vereeniging voor Diergeneeskunde
- Oktober 1934 - … : president-commissaris van de Bandoengsche Melkcentrale
Terug in Nederland
Kok keerde op 50-jarige leeftijd terug naar Nederland. Over zijn verdere leven in Nederland zijn nog geen gegevens voorhanden.
Zijn dochter trouwde met Henri Röder, geboren op 18 april 1911 in Rotterdam. Eerste luitenant Röder sneuvelde op 15 mei 1940 bij Schoonrewoerd. Zijn dochter hertrouwde met Hendrik Veenman, maar overleed al jong op 20 februari 1943 in Rotterdam, 31 jaar oud. Kok zelf overleed op 29 juni 1948 in Den Haag, 62 jaar oud. Zijn vrouw overleed op 5 oktober 1968 in Bilthoven, 79 jaar oud.
Bronnen
- Bevolkingsregister Bergh
- Bevolkingsregister Zutphen
- Genealogie Koek
- Stadsarchief Rotterdam
- Haags Gemeentearchief
- Delpher
- Koks proefschrift (zoekterm: Kok)
- Oorlogsgravenstichting
- Universiteit Utrecht, geschiedenis der Faculteit Diergeneeskunde