Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !

Tomesen, W.J.

Uit Berghapedia
Versie door Verre neef (overleg | bijdragen) op 27 apr 2016 om 08:18 (Bronnen: cat)
Ga naar: navigatie, zoeken

Wim Tomesen werd op 30 juli 1927 geboren in Doetinchem als zoon van Henricus Josephus Tomesen en Johanna Maria Rikken. Zijn vader kwam uit Wijnbergen, waar Wim later meer dan 35 jaar heeft gewoond.

Wim is een neef van Bennie Tomesen.

Nederlands-Indië

Soldaat bij 425 BI

Wim (rechts) met zijn vriend Joep Hessling op de Volendam, die hen naar Indië zou brengen.
Wim (rechts) met een kameraad in Indië
Tijdens een troepenverplaatsing per trein zit Wim te typen. Joep Hessling zit linksboven op de brencarrier.

Wim was dienstplichtig sodaat bij de 1e compagnie van 6-6 RI (tactische nummer 425 BI), een onderdeel van de G-brigade. Ook Joep Hessling zat bij deze compagnie. Wim en Joep werden vrienden voor het leven.

Wim had het niet zo op het militaire bedrijf. Zijn dagboekfragmenten in Wij, de jongens overzee geven hiervan een paar voorbeelden. Zo moest het bataljon op 24 maart 1949, de dag voor het vertrek naar Indië, 's avonds om negen uur aantreden met volledige bepakking en goederenzak, omdat er nummers uitgedeeld gingen worden. Daarvoor moesten de jongens een uur in de kou staan. Wim vond dat aantreden (terecht) een staaltje onzin waarvan de logica zoek was.

De volgende dag, 25 maart, vertrok 425 BI met de Volendam naar Indië. Op 4 april kwam het schip aan in Port Said, waar de ingang van het Suezkanaal is. Toen het schip in de haven stillag, werd het meteen omringd door tientallen bootjes met handelaren. Uit Wims beschrijving van dit tafereel, blijkt zijn aanleg voor zijn toekomstige beroep:
Zo'n kleurige beweging had ik nog nooit gezien. Het groene water, daarop in allerlei kleuren geschilderde kleine bootjes en daarin weer de veelkleurige goederen zoals sinaasappelen, fel gekleurde doeken, reistassen enz. De kerels zelf waren bruin van tint. Ze waren gekleed in lompen, de ene als westerling, de ander als oosterling, dus met een fez op zijn hoofd.

In Indië werd 425 BI ingezet op Midden-Java, waar het bataljon op 24 april 1949 in Semarang ontscheepte. De eerste tijd tot het staakt-het-vuren van augustus was heel zwaar: elf van de veertien doden zouden in deze periode vallen. Wim was erbij toen op 16 juni soldaat 1e klas Bedaux sneuvelde en een andere soldaat gewond raakte. Samen met anderen heeft hij geholpen de slachtoffers terug te dragen naar het kampement.

Op 3 juli vielen er drie gewonden bij de 4e compagnie van 425 BI. Een patrouille van de 1e compagnie moest hen gaan halen, maar onderweg overleden helaas twee van de gewonden; vaandrig Van Eck en soldaat 1e klas Scholten. De volgende dag moest Wim vanwege problemen met zijn voeten opgenomen worden in het ziekenhuis. 's Morgens om zeven uur vertrok het ziekentransport in konvooi. Voorop reed een brencarrier (pantserwagen), daarachter een Rode Kruiswagen met de lichamen van de twee gesneuvelden van de 4e compagnie, als derde volgde een vrachtwagen met Wim en nog een zieke jongen, en daarachter nog een brencarrier. Het was koud en Wim voelde zich niks op zijn gemak. Met zijn geladen geweer en zijn helm op reed hij als het ware door een mijnenveld naar de dokter. Het liep echter allemaal goed af en drie weken later was hij weer terug bij zijn onderdeel.

De hierboven genoemde gesneuvelden liggen nu samen met nog vijf doden van 425 BI begraven in vak VI van het Nederlandse ereveld Pandu in Bandoeng. Vaandrig Van Eck is postuum bevorderd tot 2e luitenant.

Na het staakt-het-vuren van augustus 1949 zou 425 BI nog meer dan een jaar in Indië blijven. Het was een lange tijd die heel wat minder gevaarlijk was dan voordien, maar waarin (daarom) de verveling ook weleens toesloeg. Het patrouillelopen ging echter gewoon door, en dit leidde al gauw tot contacten met de TNI, het leger van Soekarno. De Indonesische strijders kwamen gewoon naar de Nederlanders toe, waarna officieren afspraken maakten voor besprekingen. De gewone soldaten praatten en lachten wel met elkaar, maar gemoedelijk ging het er niet toe. Toch vond Wim dat je die kerels beter een hand kon geven dan dat ze je vanaf een heuvel beschieten.

De bekende Indiëveteraan en schrijver Ant. P. de Graaff beschrijft in zijn boek De heren worden bedankt de belevenissen van 425 BI op Midden-Java.

Andere militairen van 425 BI

Overgeplaatst naar de Militaire Politie

In Semarang waren in de tijd rond de soevereiniteitsoverdracht zo'n zesduizend militairen gelegerd, want Nederland was al begonnen met de terugtrekking van zijn troepen. Deze militairen behoorden tot allerlei onderdelen, en waren vaak afkomstig van ontruimde buitenposten. Het was een onrustige periode, met vechtpartijen tussen de diverse groepen (KNIL, KL, Ambonezen, TNI), diefstallen, vrouwen, verkeersongevallen enz. Dit leverde veel werk op voor de Militaire Politie (MP), die dan ook om versterking verzocht.

Zodoende werd Wim op 10 december 1949 "overgeplaatst" (echt vrijwillig is te fraai uitgedrukt) naar de Staf van 3 MP IV in Semarang. Een half jaar later, op 9 juni 1950 ging hij naar 4 MP I in Bandung en vervolgens op 22 september 1950 nog voor twee weken naar 2 MP lV in Jakarta, het voormalige Batavia.

Gedurende Wims tijd bij de MP draaide de repatriëring van Nederlandse troepen op volle toeren. Die verliep in de volgorde waarin de onderdelen in Indië waren aangekomen, dus Wims lichting was pas als op een na laatste aan de beurt. Alleen de H-brigade was later gekomen. Onvermijdelijk gingen er allerlei geruchten de ronde doen over de datum van inscheping. Zo kwam op 30 juni iemand vertellen dat de MP al op 7 augustus scheep zou gaan.

Iedereen wilde dat maar al te graag geloven, want kort te voren, op 25 juni 1950, was de oorlog in Korea uitgebroken. De angst voor een nieuwe wereldoorlog was groot, en het gerucht deed al de ronde dat de repatriëring zou worden stopgezet en dat de Nederlandse marine al op weg was naar Korea. Wim geloofde er allemaal niets van, maar toch sloeg de angst hem in die dagen soms om het hart. Als het menens werd, zat hij liever in Nederland dan in Indonesië.

Hij was dan ook helemaal uitgelaten toen op 1 september de definitieve inschepingsdata van de laatste onderdelen van de G-brigade bekend werden. 425 BI, Wims oorspronkelijke onderdeel, ging op 17 september met de General S.D. Sturgis, maar Wim en de andere MP'ers konden pas op 5 oktober met het Noorse passagiersschip Skaugum weg. De aankomst in Amsterdam was op 29 oktober 1950.

De Skaugum is drie keer heen en weer gevaren om Nederlandse militairen te repatriëren en heeft ook Werner Brenninkmeijer, Bennie van den Boom, Bernard Kniest en Wim Veldhausz thuisgebracht.

Andere militairen van de Militaire Politie

Zie ook

Zijn verdere leven

Na zijn terugkeer uit Indonesië is Wim gaan studeren aan wat nu de Kunstacademie in Arnhem is. Vandaar is hij in september 1951 overgestapt naar de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag voor de studie Tekenen A en B, en Kunstgeschiedenis. Na zijn afstuderen in 1955 heeft hij tot aan zijn pensionering met veel plezier lesgegeven aan diverse colleges, waaronder het Ludgercollege in zijn geboortestad..

Inmiddels was hij getrouwd en in 1962 kocht hij met zijn vrouw een vervallen boerderijtje in Wijnbergen. Een dergelijke koop was toen nog niet gebruikelijk, en trok dus nogal de aandacht, maar zij wilden meer ruimte om hun kinderen op te laten groeien dan de stad bood.

De aangrenzende weg kreeg in 1970 de naam Verheulweg. Die lag ten noorden van de A18, dus in het deel van Wijnbergen dat in 1984 naar de gemeente Doetinchem ging. Die bouwde er het industrieterrein Verheulsweide, dat zich gestaag uitbreidde en op een gegeven moment ook Wim en zijn gezin dwong weg te gaan. Na er ruim 35 jaar met veel plezier gewoond te hebben, zijn zij naar Terborg verhuisd.

Halverwege de jaren zeventig werd Wim op een minder prettige manier met zijn diensttijd geconfronteerd. Als leraar was hij rijksambtenaar, en moest daarom voor het ABP op een speciale staat zijn militaire diensttijd invullen voor het berekenen van een eventueel pensioen. Het standpunt van Defensie m.b.t. het begrip "Tropendienst" (wat wordt wél en wat niét daartoe gerekend ) getuigde van een "kruideniersmentaliteit", waarop nogal wat boze brieven bij het ministerie zijn binnen gekomen. Daarop is nooit antwoord gekomen. Na een paar jaren is dit "misverstand" geruisloos rechtgezet.

Bronnen