Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Boeljon, Coenraad Jurriaan
Dwangarbeider en oorlogsslachtoffer
Coenraad Jurriaan Boeljon werd op 11 oktober 1912 geboren in Amsterdam. Zijn vader heette ook Coenraad Jurriaan; zijn moeder was Theodora Francisca Plevier. Van beroep was hij kantoorbediende.
Aan het eind van de oorlog werd hij opgepakt bij de razzia van 2 december 1944 in Apeldoorn en naar Kamp Rees afgevoerd. Hij woonde destijds net als zijn ouders in Arnhem, maar aan het eind van de Slag om Arnhem was de Arnhemse bevolking op 26 september 1944 geëvacueerd. Velen hadden toen onderdak gevonden in Apeldoorn.
Bij de razzia in Apeldoorn werden 11.000 mannen opgepakt, waarvan er zo'n 4.500 geselecteerd werden om werk te doen als dwangarbeider. Ze werden in twee treinen via Enschede en verder langs de Duitse kant van de grens afgevoerd naar Elten en Zevenaar. Rond halftien in de ochtend van 3 december werd de eerste trein in de buurt van Werth (Isselburg) beschoten door geallieerde jachtvliegtuigen. Daarbij vielen twintig doden en vele gewonden. De gevangenen moesten zelf hun doden en zwaargewonden afvoeren, waarna de trein zijn reis voortzette.
Op 5 december werden in Elten en Zevenaar de mannen van 40 jaar en jonger gescheiden van de rest, en lopend afgevoerd naar Kamp Rees. Daar kwamen ze in de avond van 6 december aan. Tot deze groep behoorde ook Boeljon. Van Kamp Rees werd Boeljon begin februari 1945, samen met andere zieke en verzwakte dwangarbeiders, overgebracht naar het noodziekenhuis in het Patersklooster te 's-Heerenberg. Daar overleed hij op 15 februari 1945, 32 jaar oud.
Zijn overlijden is op 23 februari 1945 aangegeven in de gemeente Bergh en op 25 juli 1945 ingeschreven in het overlijdensregister van de gemeente Arnhem. De aangifte in Bergh werd gedaan door Peter Wilhelmus Johannes van de Pas, een verpleger uit Eindhoven die in het noodziekenhuis werkte. Hij bevond zich aan de verkeerde kant van de frontlinie, want Eindhoven was al op 18 september 1944 bevrijd. Van de Pas heeft in totaal twaalf overlijdens aangegeven; naast dat van Boeljon ook dat van Buis, Van der Drift, Kamstra, Kleinleugenmors, Kurtz, Leenders, Reijnders, Van Solingen, Strijaards, Udo en Vermaat.
Begraven in 's-Heerenberg, herbegraven in Loenen
Boeljon werd op 19 februari begraven in een particulier graf op de algemene begraafplaats in 's-Heerenberg. Aangezien hij een oorlogsslachtoffer is, werd zijn graf regelmatig geïnspecteerd door de Oorlogsgravenstichting (OGS). Een van de doelstellingen van deze stichting, opgericht in september 1946, is dat zowel stichtingsgraven als particuliere oorlogsgraven aan de eisen voldoen die aan een oorlogsgraf kunnen en mogen worden gesteld.
In september 1957 adviseerde de OGS het kerkbestuur van de Sint Pancratiusparochie de inscriptie op de grafsteen te laten opschilderen, en de steen en de omlijsting schoon te maken. Het kerkbestuur antwoordde dat het graf werd onderhouden door Boeljons familie, die op dat moment uit alleen nog zijn moeder bestond. Zijn vader was in 1948 overleden en zelf was hij enig kind en bij zijn dood ongetrouwd. Toen de OGS het graf in het jaar daarop weer inspecteerde, bleek de staat van onderhoud verder verslechterd te zijn. Hierop heeft de OGS Boeljons moeder in oktober 1958 verzocht de grafrechten aan de stichting over te dragen. Zij antwoordde in januari 1959 dat haar gezondheid het voorlopig niet toeliet naar 's-Heerenberg te gaan. Hierop trok de OGS het initiatief naar zich toe en vroeg het kerkbestuur op 29 september 1959 de grafrechten aan haar over te dragen, zodat het voortbestaan van dit oorlogsgraf verzekerd kon worden. Na enkele aanmaningen antwoordde het kerkbestuur pas op 12 november 1960 dat het ervoor koos het onderhoud in eigen beheer te houden, ook al kwamen de onderhoudskosten dan volledig voor eigen rekening. Hiermee wilde het moeilijkheden bij een eventuele opheffing van de begraafplaats, voorkomen (de Algemene Begraafplaats was kort daarvoor in gebruik genomen). Overdracht aan de OGS zou immers betekenen dat het graf blijvend werd en nooit geruimd zou kunnen worden. In een brief van 9 december 1960 wees de OGS het kerkbestuur erop dat oorlogsgraven naar het Ereveld Loenen verplaatst kunnen worden in geval de grafrechten mochten verlopen of de begraafplaats opgeheven werd. Van deze mogelijkheid heeft het kerkbestuur geen gebruik gemaakt, althans toen niet. Zo kwam het dat de OGS op 8 oktober 1963 opnieuw een brief stuurde aan het kerkbestuur met aanwijzingen om achterstallig onderhoud uit te voeren.
Uit een briefwisseling in 1972 tussen de OGS en het kerkbestuur blijkt dat de grafrechten in 1975 (dertig jaar na de begrafenis) zouden aflopen. De OGS stelde toen voor Boeljons stoffelijke resten na het aflopen van de grafrechten te herbegraven op het Ereveld Loenen. Een reactie van het kerkbestuur op dit voorstel is niet bekend.
In december 1984 meldde de OGS zich opnieuw met hetzelfde voorstel, nu met het aanvullende argument dat de grafrechten al sinds 1975 verlopen waren. Dit keer reageerde het kerkbestuur per omgaande dat het akkoord ging met herbegrafenis in Loenen. In januari 1985 gaf burgemeester Jeuken de vereiste vergunning voor de opgraving en het vervoer van de stoffelijke resten. Dit vond plaats op 14 mei 1985, gevolgd door de herbegrafenis op dezelfde dag. Boeljon rust nu op het Ereveld Loenen in vak A, nummer 535. Naast hem ligt M.L.A. Olsthoorn, die op dezelfde dag werd opgegraven en herbegraven. De derde die deze dag werd opgegraven was G.W. Elting, die op het Militair Ereveld Grebbeberg werd herbegraven.
Ter herinnering aan de mannen die op 2 december 1944 uit de gemeente Apeldoorn werden weggevoerd, werd daar op 2 december 2004 het monument 'De Dwangarbeider' onthuld. Het is bevestigd aan een van de zuilen die langs de voorgevel van het Apeldoornse stadhuis staan.