Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Büter, Johannes Wilhelmus Josephus
Inhoud
Pastoor van Azewijn
Johannes Wilhelmus Josephus Büter was de zesde pastoor van Azewijn. Hij werd geboren te Zwolle op 29 augustus 1886 als zoon van Lubertus Josephus Büter en Anna Lamberta Maria Hofstee.
Büter werd op 15 augustus 1911 priester gewijd en was daarna kapelaan in Borne, Elst (Gld), Zeddam en Zutphen. In Zeddam was hij ruim een jaar, van januari 1918 tot april 1919, toen hij in Zutphen werd benoemd. Tien jaar later, in mei 1929, volgde zijn benoeming tot pastoor van Frederiksoord in Drente. De kerk van deze parochie staat in het naburige Wilhelminaoord. Büter bleef er tot 4 mei 1934, toen hij naar Azewijn kwam als opvolger van pastoor Staal.
Op 15 en 16 augustus 1936 werd op glorieuze wijze zijn 25-jarig priesterfeest gevierd. Met paarden, muziek, schutterij en bruidjes werd hij de 15e 's avonds in Klein-Azewijn opgehaald. De intocht in het prachtig versierde Groot-Azewijn werd afgesloten met een plechtig lof in de eveneens prachtig versierde kerk. De volgende dag werd er ondermeer een toneelstuk over de geschiedenis van de parochie opgevoerd door de jeugd.
In 1937 (en waarschijnlijk ook andere jaren) poseerde Büter met het personeel en de leerlingen van de Sint Jozefschool voor een schoolfoto. Hij is daar no. 50.
De Tweede Wereldoorlog
Uit de Tweede Wereldoorlog zijn meerdere verhalen over pastoor Büter bewaard gebleven. Het eerste gebeurde al meteen tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940. In het lokaal van de bewaarschool achter de kerk bevond zich toen een radiopost van het Nederlandse leger, bemand door een stuk of acht soldaten. Toen zij de Duitsers over de Gendringseweg zagen naderen, wilden zij met een mitrailleur het vuur openen. Pastoor Büter, die op dat moment ook op de post aanwezig was, protesteerde meteen. Voor de Nederlandse militairen zou het zelfmoord betekenen en de dorpsbewoners zouden slachtoffer kunnen worden van Duitse vergeldingsmaatregelen. Gelukkig zagen de Nederlandse militairen meteen in dat het zinloos was zich tegen de Duitse invallers te verzetten.
Pastoor Büter was fel tegen de Nazi's, en dat stak hij niet onder stoelen of banken. In de oorlog heeft hij dan ook meermaals van zijn parochianen het verzoek gekregen om wat minder anti-Duits te preken. Velen waren bang, dat hij net als pastoor Galama van 's-Heerenberg en diens kapelaans Van Rooyen en Hegge gearresteerd zou worden. Hoewel dit niet gebeurd is, was het gevaar geenszins denkbeeldig, want er zat regelmatig een NSB-verklikker in de kerk, die moest controleren wat Büter zei in zijn preken.
Wel is pastoor Büter een keer buiten zijn schuld door de Duitsers met de dood bedreigd. Dat kwam zo. Op het weiland van Willem Messing, dat na de oorlog door de voetbalclub als voetbalveld werd gebruikt, hadden de Duitsers op een gegeven moment twee barakken gebouwd. Daar waren planken gestolen, en om de schuldige(n) te achterhalen stelden de Duitsers de pastoor hiervoor verantwoordelijk op straffe van de dood. Het ging natuurlijk om een ordinaire diefstal, maar de pastoor had geen andere keuze dan met de Duitsers mee te werken. In gezelschap van een Nederlandse politieagent is hij toen onder andere naar de school gegaan om de kinderen in een donderspeech te vertellen dat ze het meteen moesten zeggen als ze meer van die diefstal wisten. Hij sloeg daarbij zo hard op de bank, dat de inkt uit de potjes spatte. Op zich was dit geen ongewone manier van optreden van de pastoor, maar hij zal toen best bang zijn geweest. Gelukkig is dit verhaal goed afgelopen.
Dat de pastoor normaal gesproken niet bang was voor de Duitsers, blijkt uit een incident dat bij de pomp naast de kerk plaatsvond. Op een dag ging een colonne doortrekkende Duitsers zich daar met ontbloot bovenlijf staan wassen. Pastoor Büter zag dit en stormde meteen op hen af om hen terecht te wijzen. Hij vond dat ze zich ongepast gedroegen in de buurt van een godshuis en haalde de zuiger uit de pomp. Hij kreeg zijn zin. De Duitse officier eiste dat hij de zuiger weer terug zou doen, maar verbood zijn soldaten om zich half naakt in de buurt van de kerk op te houden.
Op 4 januari 1944 stortte er rond elf uur 's morgens vlak bij Azewijn een Amerikaanse bommenwerper neer. Enkele bemanningsleden kwamen hierbij aan hun parachutes middenin het dorp neer. Vlak voor het neerstorten was het toestel nog door jachtvliegtuigen beschoten, wat op de lagere school de nodige spanning had veroorzaakt. Daarom besloot meester Hondtong zodra het gevaar geweken was, om de leerlingen vrijaf te geven. Toen ze de school uit liepen, was er net een parachutist in de heg van het kerkhof geland, en daar renden ze natuurlijk met z'n allen op af. Dit was er mede de oorzaak van dat deze Amerikaan niet kon wegkomen en door de Duitsers werd gevangengenomen. Toen pastoor Büter dit hoorde, was hij des duivels op meester Hondtong.
Een grote tegenslag voor pastoor Büter kwam op 6 januari 1943, toen de drie kerkklokken door de Duitsers werden geroofd. Deze klokken waren in 1891 door pastoor Hazelekke aan de kerk geschonken. De roof kwam niet onverwacht, want het kerkbestuur heeft de klokken nog kunnen fotograferen en de Latijnse opschriften kunnen noteren.
De grootste tegenslag kwam op Paaszaterdag, 31 maart 1945, toen 's avonds om half elf de kerk door terugtrekkende Duitse in brand werd gestoken. Er werd stro aangestoken in de toren en in de kelder van de sacristie. Door de felle zuidwesten wind was de kerk in een ogenblik een enorme vuurzee en ging geheel in vlammen op. Met gevaar voor eigen leven hebben pater Gommers en koster Bultink nog vele kostbaarheden uit de sacristie kunnen redden. Ook de pastorie werd door de brand bedreigd, zodat de pastoor en zijn huisgenoten in veiligheid gebracht moesten worden. Onder een vonkenregen werden zij naar de kelder van Clé Berntsen gebracht. In de pastorie ontstond een begin van brand in de serre, maar die heeft men blussen
De volgende dag, Eerste Paasdag, 1 april 1945, was Azewijn bevrijd. De kerk was echter geheel uitgebrand, alleen de resten van de muren en de stompe toren stonden nog grotendeels overeind. Een domper op de vreugde van de bevrijding. Met Pasen werd de H. Mis in de kelder van de pastorie opgedragen, de daarop volgende week in de school. Sindsdien heeft de zaal van Alofs tot de ingebruikname van de die nieuwe kerk als noodkerk dienst gedaan.
Zijn laatste jaren
Pastoor Büter leed aan een ongeneeslijke (maar vooralsnog onbekende) ziekte, waardoor hij de laatste jaren van zijn leven bedlegerig is geweest. Vanwege die ziekte was pater Gommers in april 1943 vaste assistent in Azewijn geworden. Op 19 februari 1946 werd het assistentschap overgenomen door kapelaan Brenninkmeyer.
In het doopboek van Azewijn is deze overdracht goed terug te zien. Gedurende Büters pastoraat zijn er in Azewijn 274 dopen verricht, maar nummer 176 is de laatste van pastoor Büter zelf.
In 1946 is pastoor Büter voor langere tijd in de Sint Maartenskliniek in Nijmegen verpleegd. De kuur die hij daar onderging, deed nog op herstel hopen. Op 12 november van dat jaar is een afvaardiging uit Azewijn bij hem op bezoek geweest om zijn 12½-jarig jubileum als pastoor van Azewijn te vieren. Nadat 's morgens een plechtige H. Mis uit dankbaarheid was opgedragen, vertrokken 's middags de fanfare Sint Jozef, het bestuur en de vaandrigs van de Schutterij, en vertegenwoordigers van de andere verenigingen in de parochie per bus naar Nijmegen. Daar werd de pastoor een serenade gebracht gevolgd door vendelzwaaien, toespraken, voordrachten en liederen.
In de zomer van 1947 was pastoor Büter nog betrokken bij de oprichting van Azem's Nieuws, een maandblad voor de Azewijnse jongens die als dienstplichtig militair in het toenmalige Nederlands-Indië dienden. De pastoor kreeg een plaats in de Ereraad en schreef het eerste artikel, waarin hij de jongens natuurlijk opriep tot onberispelijk gedrag.
Bij de viering van het 80-jarig bestaan van de parochie op 28 september, kermiszondag 1947, was hij te ziek om de mis op te dragen. Pastoor Braam van Zeddam heeft dit toen in zijn plaats gedaan. Kerstmis 1947 was het laatste kerstfeest van pastoor Büter. Hoewel hij nog steeds bedlegerig was, kon hij via een geluidsinstallatie vanaf zijn ziekbed toch aan de kerstviering deelnemen. Niet lang daarna, op 9 februari 1948, werd hij door een beroerte getroffen. Ondanks zijn langdurige ziekte overleed hij diezelfde dag toch nog onverwacht. Hij was 61 jaar oud . Op 13 februari werd hij onder grote belangstelling vanuit de kleine noodkerk begraven op het kerkhof van Azewijn, waar zijn graf nog altijd te zien is.
De Azewijnse gemeenschap was diep getroffen door het overlijden van pastoor Büter. De emoties vonden een uitlaatklep in Azem's Nieuws. Maar liefst drie afleveringen werden geheel of grotendeels gewijd aan zijn overlijden en de opvolging door pastoor Heinink. De berichten werden natuurlijk niet alleen gelezen door de zeven (van de uiteindelijk negen) jongens die begin 1948 in Indië waren, maar ook, en in veel grotere aantallen, door het thuisfront. Hierbij kwamen ook reacties uit Indië aan bod. Soldaat Wim Alofs schreef vanaf Java: Toen ik "Azem's Nieuws" ontving, waarvoor m'n dank, schrok ik erg van 't bericht dat onze ZeerEerw. Heer Pastoor zo plotseling was overleden. In zijn brieven was Hij altijd zo opgewekt en voor ons een grote steun. Moge de Goede God Zijn aardse lijden in den Hemel dubbel belonen.
Beeldmateriaal
Bronnen
- Azem van 't Hof tot heden, blz. 67, 260, 268, 347, 350, 355, 357, 358, 361
- Doopboek Mattheüskerk in Azem van 't Hof tot heden, blz. 458-469
- Genlias
- Historische kranten
- Parochiearchief Mattheüskerk in Azem van 't Hof tot heden, blz. 490-493
- Parochie Zeddam 1150-1975, blz. 59