Bijdragen aan Berghapedia? Klik hier om je aan te melden !
Wederopbouw
De wederopbouw is de periode na de Tweede Wereldoorlog waarin de samenleving in de gemeente Bergh zich, net als die in de rest van Nederland, herstelde van de schade en het gebrek van de oorlogsjaren. Het einde van de periode van wederopbouw is niet scherp aan te geven, maar er kunnen verschillende aspecten beschreven worden.
Inhoud
Hulp aan de bevolking
Na de bevrijding werden er verschillende initiatieven ontplooid om de eigen, noodlijdende bevolking te helpen. De Stichting Nederlands Volksherstel was hierbij een overkoepelende organisatie voor hulpverlening. Het Rode Kruis bood hulp aan via de Stichting Nationale Hulpactie Rode Kruis (H.A.R.K.).
In Bergh werd tijdens de oorlog geen honger geleden, maar toch was er na de bevrijding aan veel dingen gebrek. De grootste zorg was de huisvesting, omdat, met name in de week voor de bevrijding, vele woningen door oorlogsgeweld waren beschadigd of verwoest. Verspreid over de gemeente waren 124 woningen totaal verwoest, 274 zwaar beschadigd en 570 licht beschadigd. Opgeteld betrof dit bijna de helft van alle woningen. Hierbij zijn gebouwen met een andere functie nog buiten beschouwing gelaten, zoals de Mattheuskerk in Azewijn, het Gerardus Majella Gesticht in Zeddam en het gebouw van Sociëteit De Vriendschap in 's-Heerenberg, die geheel verwoest werden.
Het herstel verliep door gebrek aan bouwmaterialen moeizaam, en vooral de vraag naar glas was groot, omdat er bijna geen ruit meer heel was. Daarom werd dankbaar gebruik gemaakt van de landelijke hulpactie Ruitentroef, die door bovengenoemde stichtingen werd georganiseerd. Bergh heeft zo enkele duizenden vierkante meters glas ontvangen, en bovendien werden vaklieden gestuurd om al die ruiten te plaatsen. Zodoende kon voor de inval van de winter de meeste glasschade hersteld worden.
De schaarste beperkte zich niet tot bouwmaterialen als bakstenen, hout en glas; ook aan iets simpels als behang was gebrek. Het kon, zoals blijkt uit onderstaande mededeling uit het Kerkblad voor Bergh van 3 augustus 1945, slechts mondjesmaat geleverd worden. Nevenstaand bericht laat zien dat de woningnood leidde tot een verbod op het verhuren van woonruimte.
Gedupeerden, welke door oorlogsgeweld schade hebben geleden aan hun gebouwen, kunnen voor herstel van oorlogsschade, een aanvraag voor behangselpapier indienen voor één kamer, t/m 15 Aug. 1945, onder opgave van lengte, breedte en hoogte. Voor gebouwen, welke totaal onbruikbaar zijn, behoeft geen aanvraag te worden ingediend.
's-Heerenbergsche Tapijtmagazijn
Th. F. J. Holleman
Was er in Bergh gebrek aan bouwmaterialen, voedsel was er voldoende. Daarom organiseerde het Rode Kruis in Bergh voedselinzamelingen voor delen van het land waar minder te eten was, zoals blijk uit onderstaand bericht in het Kerkblad voor Bergh van 22 juni 1945. Dit betekent niet dat er aan de inwoners van Bergh geen voedsel en andere levensbehoeften werden verstrekt. Zo werden er eind januari 1946 door verschillende afdelingen van de Rode Kruis in Bergh gratis zeep, stroop en havermout verstrekt, zoals nevenstaande mededeling voor Beek en Loerbeek illustreert. Genoemde weduwe Hendricksen was de weduwe van kruidenier G.W. Hendricksen.
In de afd. van het Ned. Rode Kruis te 's-Heerenberg, Zeddam, Beek, Azewijn, Stokkum en Kilder worden tot en met 3 Juli a.s. gaarne levensmiddelen aangenomen voor Utrecht, Hilversum, Amsterdam en Haarlem.
De pakketten te voorzien van duidelijk adres met afzender, goed verpakt en niet meer dan 5 kg. wegen. De kosten zijn minimum 20 ct. p. kg.
Voor Rotterdam worden gaarne levensmiddelenpakketten aangenomen tot en met 27 Juni bij voorkeur BROOD en zonder adres. Gewicht voor Rotterdam onbeperkt.
Nieuwbouw van woningen
Het herstel van beschadigde woningen was niet voldoende om aan de ontstane woningnood op te heffen. Tijdens de oorlog waren er nauwelijks nieuwe woningen gebouwd en na de oorlog groeide de bevolking explosief. In de gemeente Bergh werden daarom – net als in de rest van Nederland – op grote schaal nieuwe woningen gebouwd, waaronder veel sociale huurwoningen. Kenmerken van de wederopbouwarchitectuur zijn onder meer het gebruik van bakstenen, betonnen lijsten rond de deuren en toch ook siermetselwerk. Deze periode van woningbouw duurde tot ongeveer 1965.
De eerste uitbreidingswijk na de oorlog in 's-Heerenberg bestaat bijna geheel uit sociale woningbouw. De wijk wordt begrensd door de Victor de Stuersstraat, de Plantsoensingel Zuid, Achter de Kom, De Brink en de Lengelseweg. Ook in de Nieuwstraat staan wederopbouwwoningen. Wat riantere woningen zijn in de jaren 1955–1965 gebouwd aan de Slotlaan. Het huis op nummer 20 heeft vroedvrouw Like Wolswijk laten bouwen als "doktershuis met praktijkruimte".
Ook in de andere Berghse plaatsen zijn huizen uit deze periode te vinden, zij het in kleinere aantallen. In Azewijn staan ze in de Marssestraat, in Beek in de Peter Meistersstraat en de Weemstraat, in Braamt in de Pastoor te Rielestraat en de Graaf Hendrikstraat, in Kilder in de Schoolstraat, in Zeddam in de Papaverstraat, de Ettemastraat en de Schapenweg, en in Stokkum in de Pastoor Van Sonsbeeckstraat.
Andere gebouwen uit deze tijd zijn de kerk van O.L.V. Altijddurende Bijstand in Braamt, het huidige gebouw van de Muziekschool Bergh aan de Plantsoensingel Zuid in 's-Heerenberg, het gebouw van Publieke Werken aan de Zeddamseweg in 's-Heerenberg en de Laetare-basisschool in Kilder.
Voor de organisatie en coördinatie van de herbouw van verwoeste boerderijen was al op 15 juli 1940 het Bureau Wederopbouw Boerderijen opgericht.
De terugkeer van gedeporteerden
Dwangarbeiders en andere gedeporteerden die uit Duitsland terugkeerden, hadden doorgaans extra aandacht nodig omdat ze vaak ziek en verzwakt waren. Hoewel ze graag naar huis wilden, was dat lang niet altijd mogelijk. Vaak waren ze te zwak om te reizen, en in veel gevallen waren ze een gevaar voor de volksgezondheid. Mensen met vlektyfus, een in de kampen veel voorkomende ziekte die door luizen werd overgebracht, werden met DDT ontluisd, en mochten zich daarna tien dagen niet wassen, en ook geen schoon ondergoed aantrekken.
Ook organisatorisch was de terugkeer van gedeporteerden geen eenvoudige zaak. Vaak was niet bekend waar gedeporteerden zich bevonden, en of ze nog in leven waren. Dit leidde tot oproepen zoals de onderstaande in het Kerkblad voor Bergh van 29 juni 1945:
Zij van wie nog Familieleden of Kennissen onder de Gedeporteerden in Duitsland zijn en die voor Repatrieering in aanmerking komen, worden dringend verzocht namen met volledige gegevens van die personen uiterlijk a.s. Maandag 21 Juli aan onderstaande RODE Kruis-posten schriftelijk op te geven.
te 's-Heerenberg bij de Heren A.C.H. Rijers of J.H. Beltman,
Stokkum bij den Z.E. Heer Pastoor J.H. Spruijt,
Beek bij den Heer H.J.A.H. Vermeulen,
Kilder bij den Heer H.W. Lanke,
Zeddam bij den Heer Th.J. v. Ditshuizen en
Azewijn bij den Heer Alph. Hoegen.
De Vert. van het Ned. RODE KRUIS
voor de gemeente Bergh,
Th. J. Van Ditshuizen
Het burgerbestuur en het politieke leven
De Nederlandse regering in ballingschap in Londen kon na de bevrijding niet onmiddellijk terugkeren naar Nederland, al was het alleen maar omdat die bevrijding zich over een periode van een half jaar uitstrekte. Daarom had zij bepaald dat het dagelijks bestuur in de bevrijde gebieden tot haat terugkeer zou worden uitgeoefend door het Militair Gezag. Het Militair Gezag bestond uit Nederlandse militairen, en moest ervoor zorgen dat het openbare leven in de eerste maanden na de bevrijding zo goed mogelijk verliep. Daarmee moest het de terugkeer naar normale verhoudingen bewerkstelligen, zodat de regering haar taken weer kon gaan uitvoeren. Het Militair Gezag heeft tot 1 januari 1946 gefunctioneerd.
Op lokaal niveau traden in veel gevallen de vooroorlogse burgemeesters weer in functie. Zij waren verantwoording verschuldigd aan het Militair Gezag. In Bergh was dit burgemeester Nederveen (de eerste twee weken na de bevrijding had Antoon Eijkholt het ambt van burgemeester waargenomen). Hij werd vanaf 23 mei 1945 bijgestaan door twee wethouders: Th. J. Van Ditshuizen uit Zeddam en J. Reijers uit Beek, die beide al eerder wethouder waren geweest.
De vooroorlogse gemeenteraden kwamen niet terug. De regering in Londen had een regeling getroffen die voorzag in de instelling van een noodgemeenteraad. Deze noodraad werd benoemd uit bewoners van de gemeente die in de oorlog het vertrouwen van de bevolking hadden behouden of verkregen. Zij kwam dus zonder verkiezingen tot stand. In Bergh trad de noodraad pas in november 1945 aan, en werd al in september 1946 vervangen door de eerste naoorlogse gekozen gemeenteraad.
De regering had gehoopt dat de eenheid die tijdens de oorlog onder het Nederlandse volk was gegroeid, zou blijven bestaan, zodat de vooroorlogse politieke partijen niet zouden herleven. Dit bleek niet het geval. Ook in Bergh waren de politieke partijen al enkele maanden na de bevrijding weer actief.
Het sociale en economische leven
Al snel na de bevrijding kwam in Bergh het verenigingsleven weer op gang. Dit gold met name voor de rooms-katholieke verenigingen, die veel steun en aansporing kregen van de geestelijkheid. Net als in de politiek bleven de confessionele scheidslijnen bestaan.
De snelle herleving van het verenigingsleven blijkt onder andere uit de afleveringen van de zomer van 1945 van het Kerkblad voor Bergh (dat voor het eerst weer verscheen op 8 juni 1945). Hierin worden genoemd verschillende vakbonden (Werkliedenvereningingen), schutterijen, en voetbalverenigingen (MvR, BVC Beek, St. Jan Kilder en VV Zeddam). Verder werden weer actief de toneelvereniging Concordia en verschillende muziekverenigingen (Harmonie Crescendo uit 's-Heerenberg, Harmonie Kunst na Arbeid uit Zeddam, Harmonie Volharding uit Stokkum). Slechts een handvol vooroorlogse verenigingen kwam niet terug.
Het herstel van het economische leven verliep veel moeizamer. Een complicerende factor voor Bergh was hierbij dat veel mensen voor de oorlog in Emmerik werkten. Doordat de Duitse industrie verwoest was, moesten deze mensen elders werk zien te vinden, want ook in Bergh was er voor hen geen emplooi. Vele vonden werk in Arnhem, Doetinchem, Doesburg en Ulft, maar bleven in Bergh wonen. Het woon-werkverkeer werd veelal per fiets afgewikkeld.
Direct na de oorlog was de landbouw de belangrijkste bestaansbron in Bergh. Ook voor deze bedrijfstak waren veel benodigdheden op de bon, zoals nevenstaande advertentie laat zien. Door de algemene voedselschaarste konden de meeste kleine boeren de eerste jaren wel van hun bedrijf leven, maar al gauw moesten zij er elders werk bij zoeken om rond te kunnen komen. Ook voor de kleinhandel en het ambacht waren het moeilijke tijden.
Bij de oprichting in november 1945 van de r.-k. Middenstandsvereniging 's-Heerenberg werd het toerisme aangemerkt als een bedrijfstak die de levensstandaard in Bergh kon verbeteren. Hiervoor moesten de verbindingen met de rest van het land echter drastische verbeterd worden. De busverbindingen waren gebrekkig en alleen de doorgaande wegen waren verhard, maar smal en bochtig. Dat er vlak na de oorlog bij verbetering van verbindingen in heel andere termen werd gedacht dan tegenwoordig, blijkt uit het verslag van een gemeenteraadsvergadering in oktober 1946.
Een verzoek van de r.-k. Werkliedenvereniging Beek om betere verkeersmogelijkheid met de plaats zal in studie worden genomen. In dit verband merkt de voorzitter op, dat juist de Beekse bewoners ruimer worden voorzien van fietsbanden.
Bij dit citaat moet bedacht worden dat fietsbanden nog lang na de oorlog op de bon waren, en men in voorkomende gevallen noodgedwongen op houten fietsbanden reed. Nevenstaande advertentie illustreert deze toestand.
Bronnen
- Bergh; Heren, Land en Volk, blz. 382-387
- Old Ni-js 104, blz. 12-17
- Kerkblad voor Bergh